Bernardus Molenkamp: achtereenvolgens vrije kolonist, wijkmeester, arbeidershuisgezin te Veenhuizen, hoevenaar op een grote boerderij, wijkmeester, vrije kolonist

Bernardus Molenkamp is in enkele opzichten de eerste. In positieve zin: hij is de eerste kolonist die tot wijkmeester bevorderd wordt. In negatieve zin: hij is de eerste kolonist die wordt gedegradeerd tot de status van abeidershuisgezin in Veenhuizen. Hij komt voor op de pagina's 26 en 19-30 van De strafkolonie. Hier mijn aantekeningen over hem.

De subcommissie van weldadigheid te Den Haag heeft in november 1820 met de Maatschappij van Weldadigheid het contract C10 afgesloten. Zie een uitleg over C-contracten en vandaar kun je doorklikken naar een lijst met alle afgesloten C-contracten.

Aankomst
In het kader van dat contract komen Bernardus Molenkamp, echtgenote Henderika Gerritsen en drie kinderen op 8 maart 1821 aan in de kolonie Frederiksoord. Ze staan op een lijst in het maandblad van de Maatschappij de Star van augustus 1822 als bewoners van hoeve 52 van Frederiksoord, maar daarna wonen ze op hoeve nummer 18.

Er is uit de eerste periode alleen een stamboek dat in zo slechte staat verkeert dat het niet in de studiezaal raadpleegbaar is, maar wat ik wel een keer op foto heb kunnen zetten. Daarin staan ze op folio 8:



Onderaan staan twee ingedeelden. Van deze en latere inschrijvingen neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling
Bernardus Molenkamp is volgens die inschrijving geboren op 24 juli 1781. Volgens Den Haad had hij als beroep boerenarbeider, wat gezien zijn carrière op de kolonie best zou kunnen kloppen. Hij is net als de rest van het gezin hervormd. Hij is getrouwd met:

Henderikje of Hendrika Gerritsen, geboren 8 augustus 1785. Het echtpaar heeft drie kinderen bij zich:

Gesiena Gerarda Molenkamp, geboren 9 augustus 1810,
Gerrit Molenkamp, geboren 29 september 1812, en
Wilhelmina Molenkamp, geboren 11 juli 1817.

Wijkmeester
Al snel na zijn aankomst is er sprake van Molenkamp als wijkmeester. Op 27 november 1822(?) schrijft de directeur der koloniën:

De wijkmeester Molenkamp, zal bij zijne wijk ook die, welke tot nu toe aan den wijkmeester Snats is toevertrouwd geweest waarne­men.

Die bevordering tot wijkmeester geeft aan dat de directie in de koloniën zeer te spreken is over Bernardus Molenkamp en zijn landbouwkundige capaciteiten.

In het schoolrapport over 1822, gedateerd 19 februari 1823, wordt als een van de leerlingen 'hebbende uitgemunt in gedrag en vorderin­gen' ook 'Sientje Molekamp' genoemd. Dat zal Gesiena Gerarda zijn.

Verlof
Vanaf midden 1825 zijn er stamboeken van Frederiksoord waar scans van gemaakt zijn. In het boek met invnr 1346 staat de familie op scan 8. Dan krijgt Bernardus Molenkamp verlof. Op 4 juni 1825, invnr 74, schrijft de directeur:

Bij gelegenheid dat de wijkmr. Molenkamp met verlof naar 's Hage vertrekt; heb ik de eer de Permanente Kommissie door hem te doen toekomen het bestek der aanbesteede R.C. kerk en pastorij te Veenhuizen, door den aannemer en mij onderteekend; de kontrakten van die aanbesteding reeds bij den 29 jl. verzonden, zullen de Permanente Kommissie zeker zijn geworden. Voorts een exemplaar van het kontrakt met de Heeren Pik en Rietman betreffende de leverancien van winkelwaren.

Geëxpireerd
Maar die papieren zullen nooit in Den Haag aankomen. In een ps-je bij een brief op 9 juli 1825, invnr 75 - de hele brief staat hier - schrijft de directeur:

P.S. de kolonist en wijkmr. Molenkamp kol. N1 heeft een verlof voor twee weken bekomen en hoe wijl die tijd reeds voor 14 dagen is geexpireerd, is hij nog niet in de kolonien te rug gekomen.

Commissaris Sepp-1
De Maatschappij schakelt de Amsterdamse politiecommissaris en boekverkoper Christiaan Sepp in. Die rapporteert op 24 augustus 1825, invnr 75:

Vruchteloos zijn de pogingen afgeloopen om Bernardus Molenkamp te ontdekken, reeds toen ik de eer had, voor eenige dagen, met den Heer Sekretaris der Maatschappij te spreken, gaf ik mijn twijfel te kennen over den goeden uitslag der toen reeds in het werk gestelde pogingen, en vinde mij dus verpligt daarvan kennis te geven.

Commissaris Sepp-2
En een maand later, op 23 september 1825, invnr 75, meldt Sepp dat hij alleen een kruier en een mestboer heeft kunnen vinden:

Dat ik met bijzondere naauwkeurigheid, bij herhaling naar Molen­kamp, voornamelijk in de Bloemstraat heb gezocht, maar de bedoelde persoon niet heb kunnen ontdekken; ook niet in de daarbij liggende Rozen­straat, noch in de nabijheid daarvan, alwaar de naam van Molenkamp en Alblas, in alle wijnhuizen, kroegen en kroegjes, te eenenmale onbekend is.

Wel heb ik eenen Molenkamp gevonden, een kruijer, wonende op de Prinsengragt bij de Bloemstraat 60 van N554 - ook nog een zoogenaamde mestboer van dien naam, welke in de nabijheid van de Bloemstraat woonach­tig, doch zij kennen den te Frederiksoord gewoond hebbende wijkmeester niet.

Het spijt mij zeer, dat de voortvlugtige niet vindbaar schijnt te zijn, in de eerste plaats om dat ik der Maatschappij nu niet van dienst ben, en ik de tweede plaats, omdat hij door mij gevonden wordende, mogelijk tot zijnen pligt zou kunnen worden terug gebragt.

Op dit punt attent blijvende, zal ik bij eventuele opsporing, UwWelEd­Geb. onverwijld kennis geven.

Tuchtraad
Maar na een half jaar keert Bernardus Molenkamp uit zichzelf weer terug. Volgens het stamboek is dat op 16 januari 1826, maar als de tuchtraad zich er 21 januari over buigt, heet het dat hij op 18 december 1825 is teruggekomen. Hoe dan ook vindt de tuchtraad het ernstig dat hij 'de belangen van zijnen post had verwaarloosd' en 'vrouw en kinderen geheel aan het lot overgelaten'.

Hij wordt hier al de gewezen wijkmeester genoemd. De tuchtraad vindt het niet nodig te noteren waarom hij zo lang weg is gebleven, maar als ze de zilveren medaille terug wil hebben die hij eerder 'door zijnen vorigen ijver verworven' had, blijkt dat hij langere tijd ziek in het gasthuis heeft gelegen.

Arbeidershuisgezin
Het gezin wordt gedegradeerd tot de lagere status van arbeidershuisgezin. Zie voor algemene opmerkingen over die bevolkingscategorie deze pagina en vandaar kun je doorklikken naar de transcriptie van de arbeidersgezinnen van het derde gesticht waar de familie Molenkamp op scan 133 van invnr 1572 staat.

Het is van korte duur. Op 23 januari 1826 komen ze in de arbeiderswoning aan en op 9 november 1826 worden ze bevorderd tot hoevenaars op een van de grote boerderijen op het terrein rond de gestichten, om precies te zijn hoeve 2 bij het derde gesticht. Daarmee hebben ze de hoogste status bereikt die een koloniebewoner kan bereiken. Ze staan nu op scan 142 van invnr 1572 en op folio 1 van het stamboek van hoevenaars met invnr 1368 (daarvan zijn geen scans).

Hoevenaar
Op 12 april 1828 verlaat dochter Gesiena Gerarda Molenkamp het ouderlijk gezin en trouwt ze, al behoorlijk zwanger, met de arbeiderskolonist annex employé van de Maatschappij Frederik Theodorus Bergh. Zie verder op diens pagina.

Als hoevenaar, ook wel 'bouwboer' genoemd, is Bernardus Molenkamp 75 cent per jaar kwijt voor een zitplaats in de hervormde kerk van Veenhuizen.

Omdat het gezin op contract geplaatst is, staan ze ook in het in 1829 aangelegde stamboek voor alle op contract geplaatste koloniebewoners met invnr 1389. Ze hebben de nummers 694-en-verder, scan 247 en 248.

Terwijl ze er nog wonen overlijdt dochter Gesiena Gerarda Bergh-Molenkamp op 25 september 1832.

Weer wijkmeester
In het stamboek van hoevenaars met invnr 1581 (ook geen scans) wordt op folio 4 gemeld dat Bernardus Molenkamp 17 maart 1834 wordt overgeplaatst als wijkmeester naar de kolonie Wilhelminaoord. Ze staan nu op folio 19 van het personeelsregister met invnr 998 (geen scans). Daar wordt gemeld dat het besluit tot die overplaatsing genomen is op 27 februari 1834 N4 en dat hij slechts drie gulden per week verdient.

Als wijkmeester zit hij bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord, bijvoorbeeld op 20 juli 1835 en bij de zitting van 11 maart 1837, allebei te bereiken via dit overzicht.

Weer vrije kolonist
Op 31 mei 1837, bij besluit van 22 mei 1837 N7, wordt Bernardus Molenkamp ontslagen als wijkmeester. Hij wordt nu weer gewone kolonist en dit keer in Willemsoord (de enige vrije kolonie waar hij nog niet gewoond had). Op de genoemde datum worden ze gehuisvest in hoeve 71 van die kolonie. Daar blijven ze lang wonen, tegenwoordig is dat Koningin Wilhelminalaan 27, kadastraal Steenwijkerwold B 138, met de coördinaten 52.830313 en 6.074281.

Ze staan als bewoners van die hoeve in het stamboek Willemsoord met invnr 1361 op scan 72 en daarna in het stamboek met invnr 1362 op scan 73 en in het stamboek met invnr 1363 op scan 75. Op 6 januari 1838 krijgen ze twee kinderen van hun overleden dochter Gesiena Gerarda in huis, zie daarover de pagina Bergh.

Dochter Wilhelmina
Dochter Wilhelmina Molenkamp is op 25 augustus 1838, net als ooit haar vader, 'van verlof achtergebleven'. Ze is pas op 4 maart 1841 weer terug en dan wordt ze gestraft met een verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans, waar ze blijkens dit overzicht op 23 juni 1841 aankomt.

Ze wordt negen maanden vastgehouden en keert dan op 15 maart 1842 terug bij haar ouders. Niet voor lang, op 21 oktober 1842 treedt ze in het huwelijk met de kolonistenzoon Daniel Klijzing, oorspronkelijk uit de Beemster. Per die dag volgt haar echtgenoot zijn vader op als kolonist zodat Wilhelmina Molenkamp ook koloniste wordt.

Zij en haar man krijgen drie kinderen die alle drie jong overlijden en Wilhelmina Molenkamp zelf overlijdt op 1 januari 1847.

Zoon Gerrit
Lang voor die tijd, op 20 april 1841, is zoon Gerrit Molenkamp al het huis uit gegaan. Hij is de derde van de drie kinderen die met een koloniebewoner trouwt, maar de enige die niet in de kolonie blijft. Hij trouwt de kolonistendochter Hendrika Francina Gutseloe en blijft in de buurt van de koloniën wonen, eerst in de omgeving van de Ommerschans, dus waarschijnlijk turfstekend langs de Dedemsvaart, en daarna in de buurt van Willemsoord, mogelijk in het semi-illegale huttendorp dat eerst bekend staat als 'Huttenberg' en later als Marienkampen.

Tot slot
Zijn ouders krijgen nog een tijdje een derde kleikind in huis, maar dat staat allemaal op de pagina Bergh en in 1849 moet de inmiddels bejaarde Bernardus Molenkamp nog een keer voor de tuchtraad komen. Op de zitting van 18 juni 1849 - zie ook bijlage 8 - wordt hij veroordeeld voor de diefstal van 5 (zegge vijf) aardappelen. Dat kost hem 'acht dagen opsluiting in de strafkamer'.

Op 9 juli 1851 overlijdt Bernardus Molenkamp en Henderika Gerritsen volgt op 19 oktober 1851. Dan zijn er geen Molenkamps meer op de kolonie.