Hij draagt in 1824 het gezin voor van Egbert Marinus en Maria
Crommel/Kuldener. De permanente commissie van de Maatschappij van
Weldadigheid accepteert de voordracht op 5 juni 1824, zie
designatie 19 in het designatieregister
1824, en precies een maand later, 5 juli 1824, komt het
gezin in de kolonie aan.
Locatie en administratie
Ze worden ondergebracht in hoeve 67 van de kolonie Wilhelminaoord
en daar zullen ze lang blijven wonen, zie de locatie op dit
kaartje. Dat is in Friesland.
Ze staan als bewoners van hoeve 67 geadministreerd in de
stamboeken van Wilhelminaoord met de invnrs 1352 tot en met 1356.
Daarvan zijn scans, zie helemaal bovenaan de pagina hoe die scans
te bereiken zijn.
Uit die stamboeken neem ik de gezinsgegevens over, gecorrigeerd
met gegevens van de Meerman-site
en andere internetgenealogieën:
Gezinssamenstelling
● Egbert Marinus is volgende de kolonieadministratie
geboren in 1779, maar dat zou stug zijn, want hij is al op 3
december 1777 te Groningen gedoopt. Hij stamt uit een ooit
welvarend geslacht van muntmeesters. Zijn godsdienstige gezindheid
is hervormd. Hij is getrouwd met:
● Maria Crommel, geboren in 1781, volgens sommigen
9 mei 1781 te Breda, wier achternaam bij Meerman staat als
Kuldener, en elders voorkomt als Guldener, Guldenaar en Krummel.
Ik houd het hier voor het gemak op de kolonieadministratie:
Crommel. Ze staat in de stamboeken ingeschreven als
rooms-katholiek. Het echtpaar heeft een oudere zoon (Albertus)
niet meegenomen en komt op de kolonie met de navolgende kinderen.
● Roelof Marinus, volgens genealogieën Rudolf,
volgens de kolonieadministratie geboren in 1810, maar
gedoopt 31 december 1809,
● Harm Marinus, geboren 27 mei 1812,
● Hendrikus Marinus, of Hindericus, geboren 22
oktober 1814,
● Jan Willem Marinus, geboren 24 oktober 1816,
● Hendrik Lofers Marinus, geboren op 16 februari 1819,
en
● Geert Marinus, geboren op 26 december 1821.
Gedragende zich zeer wel en
vlijtig
Op de zitting van de
kleine raad van 3 december 1825 komt Egbert Marinus vragen
om gelijk met de daarboven genoemde kolonist Mooi twee weken naar
Groningen te mogen.
De leden van de raad, 'op dezen Marinus wel niets te zeggen
hebbende, als gedragende zich zeer wel en vlijtig', raden hem de
reis af om twee redenen:
'a. Marinus is voor eenigen tijd belast geworden met het
voeren der schapen en kan daarbij niet wel gemist worden.
b. De voorgenomen reis kan tot het voorjaar wel worden
uitgesteld, dit verklaart hij zelf.'
Een goed kolonist
Op de zitting van de
kleine raad van 1 juli 1826 komt hij vragen of hij 'eenige
dagen' met verlof naar Groningen mag. De raad meldt: 'is een goed
kolonist en heeft het noodige tot de reis'.
Maar de directeur wil dat hij acht dagen wacht met dat verlof
omdat er al zoveel kolonisten weg zijn.
NB: Dergelijke verlofaanvragen kunnen vaker voorgekomen
zijn, maar ik heb van lang niet alle kleine raadzittingen
transcripties of aantekeningen.
Turfgraven en militaire dienst
Wél van de zitting van
20 februari 1830 waar Egbert Marinus acht dagen verlof
krijgt.
En van de zitting van
17 april 1830 waar 'vrouw Marinus', dus Maria Crommel wil
'dat zoon Roelof van 20 enkele maanden buiten de kolonie gaat
turfgraven'.
Maar de directeur der koloniën ziet dat niet zitten en geeft geen
toestemming. Waarschijnlijk vindt hij dat Roelof op de kolonie
nodig is, maar dan heeft hij pech, want op 12 maart 1831
gaan zowel Roelof/Rudolf Martinus als zijn jongere broer Harm
Marinus in militaire dienst. Ze zullen allebei vijf jaar
wegblijven.
Mestmakerij
Als de kleine raad zich op grond van dit
besluit gaat bezig houden met het maken van mest komen we de
familie af en toe tegen.
Op de zitting van 30
april 1831 wordt geconstateerd dat het gezin 'één voer te
min' mest heeft gemaakt.
Op de zittingen in januari
1832 wordt dat ernstiger:
Op 14 januari 1832: geen mest gemaakt;
Op 21 januari 1832: het achterstallige nog niet bijgewerkt;
Op 28 januari 1832: het achterstallige van de vorige week nog niet
bijgewerkt.
Overlijden Egbert Marinus
Of dat in februari wordt opgelost, weet ik niet want daar heb ik
geen transcriptie/aantekening van. Het kan ook met ziekte te maken
hebben: op 13 juli 1832 overlijdt de man des huizes Egbert
Marinus.
Maria Crommel weduwe Marinus blijft achter met vier zoons, maar
vanaf september 1832 krijgen ze, voor het eerst, net als vrijwel
alle koloniale gezinnen ook ingedeelden in huis.
Op 28 april 1834 gaat Hendrikus Marinus in
militaire dienst. Hij is op 6 mei 1834 al weer terug, maar gaat
opnieuw op 31 oktober 1834. Ook hij blijft vijf jaar weg.
Verloop
Het huis wordt nu grotendeels gevuld met ingedeelden. Op 29
april 1836 gaat Jan Willem Marinus in militaire
dienst (hebben ze nooit van broederdienst gehoord?).
Maar later dat jaar, op 28 oktober 1836 keren de oudste
twee, Roelof Marinus en Harm Marinus uit die
militaire dienst terug.
Paarden op hol
In een brief dd 13 september 1837 van de 'Assessor in
het Grietenij Bestuur van Weststellingwerf', bijlage 5 op deze pagina,
wordt Geert Marinus genoemd als de assessor (dat betekent
'bijzitter', maar hier zal een soort wethoudersfunctie bedoeld
zijn) vertelt hoe jongens geprobeerd hebben de paarden voor zijn
wagen op hol te laten slaan. De gebeurtenis wordt genoemd op
pagina 183 van De strafkolonie.
Maar in diezelfde brief wordt ook al gezegd dat Geert 'geen deel
aan deeze baldadigheid' heeft genomen en als de zaak op 7
oktober 1837 voor de raad van politie en tucht komt, hoger
op de pagina, hoeft hij niet voor te komen.
Vertrek Roelof/Rudolf
Op 1 november 1837 vertrekt Roelof Martinus met
ontslag van de kolonie. Op dat moment zullen de voorbereidingen
voor zijn huwelijk al ver op streek zijn, want hij trouwt veertien
dagen later met de ook op 1 november 1837 ontslagen
kolonistendochter Johanna Elisabeth van der Walle. Dochter van de
inmiddels overleden arbeiderskolonist en vrije kolonist Izak van
der Walle over wiens gezin nog een keer een
pagina komt. Houd de naam even vast.
Het stel blijft gezien de geboorteplekken van hun kinderen in
Weststellingwerf/Noordwolde wonen, dus de veronderstelling is
gerechtvaardigd dat ze wonen in het semi-illegale dorp (dicht bij
hoeve 67) van zelfgebouwde plaggenhutten dat op het moment bekend
staat als 'de hutten onder Noordwolde', later als Noordwolde-Zuid
en nog later als Lombok.
Tuchtraad
Het jaar erop gaat eerst Hendrik Lofers Marinus op 28
april 1838 als vijfde van het gezin in militaire dienst. Hij
komt niet meer terug en hij is de enige van het stel die deze
contreien verlaat, hij woont zijn verdere leven in Den Haag.
En daarna moet Harm Marinus voor de tuchtraad komen en
valt de naam Van der Walle opnieuw.
Bij de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 15 juni 1838,
bijlage 8 op deze
pagina, wordt Harm verantwoordelijk gehouden voor het feit
dat Hendrica Jacoba van der Walle 'zich in eene zwangere staat'
bevindt. Harm ontkent niet 'met haar wel te doen te hebben gehad,
maar dat zij zich niet alleen met hem maar met verscheidene andere
personen heeft afgegeven, Hij dit ziende van haar heeft afgezien
en zij alzoo heeft voortgegaan zich met anderen op te houden
waarvan hij zegt getuigen te kunnen brengen.'
Strafkolonie
Deze zitting komt ook voor in het tweede verhaaltje over Wilhelminaoord.
Als het op 21 juli 1838 voor de raad van politie en tucht
komt houdt Harm hetzelfde verhaal.
Hendrica Jacoba van der Walle is op dat moment van de kolonie
gedeserteerd. Ze bevalt te Noordwolde, mogelijk bij haar zus, en
laat haar kind veelbetekenend dopen Harmen Egbertus...
Maar eind 1840 is ze weer op de kolonie en het jaar erop wordt ze
naar de strafkolonie op de Ommerschans gestuurd waar ze volgens dit overzicht
op 7 april 1841 aankomt.
Harm Marinus is op grond van zijn bekentenis 'met haar wel te
doen te hebben gehad' ook tot de strafkolonie veroordeeld, maar
dat ziet hij niet zitten. Een week na de tuchtzitting, op 28
juli 1838 deserteert hij van de kolonie. Ik kom straks nog
op hem terug.
Twee vertrekkers
Op 9 juli 1839 komt Hendrikus Marinus terug uit
militaire dienst en op 10 augustus 1839 kan hetzelfde gezegd
worden van Jan Willem Marinus.
Op 3 april 1841 gaan die twee, dus Hendrikus Marinus
en Jan Willem Marinus allebei met drie maanden verlof om
te proberen een betrekking in de gewone maatschappij te vinden,
zie de
regeling waar dat op gebaseerd is. Maar ze trouwen allebei
binnen een paar maanden.
Huttendorp
Jan Willem met de kolonistendochter Wilhelmina Bijsterveld,
dochter van de Gorinchemse kolonist Pieter Bijsterveld, over welke
familie er hoognodig ook nog een
pagina moet komen. Ze hebben voor hun huwelijk geen
toestemming aan de Maatschappij gevraagd dus ze worden allebei
beschouwd als deserteurs.
Hendrikus treedt in het huwelijk met ene Aaltje Jochems van Veen
die ik in de kolonieadministratie niet kan vinden en die dus
blijkbaar van buiten de kolonie is! Het komt voor...
Ook deze gezinnen vestigen zich in Weststellingwerf/Noordwolde,
terwijl later ook zoon Harm dat doet, zodat moeder Maria Crommel
weduwe Marinus nu flink wat gezinnen met kleinkinderen vlakbij
heeft.
Einde kolonistengeslacht
Nummer zes van de zes Geert Marinus gaat in militaire dienst op 3
juli 1841, maar hij is als snelste weer terug, op 9
oktober 1841.
Zodat er nog één zoon in huis is. Tot 3 april 1847, want
dan vertrekt hij met ontslag. Ik kom nog op hem terug.
Op 4 november 1847 overlijdt Maria Crommel weduwe Marinus
en dan is het helemaal afgelopen met het kolonistengeslacht
Marinus.
Of toch niet?
Nee dus. Veertien en vijftien jaar later, in 1861 en 1862 keren
twee zoons terug en worden kolonist. Omdat ik mij zelf alleen
bezig houd met de koloniën tot en met 1859 heb ik daar zelf geen
aantekeningen van, dus ik neem dit allemaal over uit de
kolonistendatabase:
Kolonist Harm Marinus
Harm Marinus wordt op 23 oktober 1861 kolonist als
opvolger van zijn schoonmoeder en hij staat met zijn gezin bij
hoeve 71 in de stamboeken met de invnrs 3006 en 3007, en als
bewoner van hoeve 227 in de invnrs 3008 tot en met 3012. Dat gezin
bestaat uit echtgenote:
● Johanna Naatje Koosius (of Kosius of Cosius),
geboren 26 juni 1822, een voordochter van de kolonist Johannes
Inpijn, over wie deze pagina gaat. In
de kolonieadministratie staan de volgende kinderen:
● Egbert Marinus, geboren 25 januari 1844. Hij zal later
zelf kolonist worden en dus deel uitmaken van de derde generatie
kolonisten. Hij schijnt voor te komen bij de tuchtzitting van 14
januari 1871, zie dit
overzicht,,
● Grietje Marinus, geboren 27 mei 1847,
● Hendrik Marinus, geboren 2 januari 1850,
● Harm Marinus, geboren 23 september 1855. Hij
wordt later ook kolonist,
● Rudolf Marinus, geboren 29 maart 1858,
Kolonist Geert Marinus
Geert Marinus wordt op 2 januari 1862 kolonist en staat
met zijn gezin bij hoeve 15 in de stamboeken met de invnrs 2999
tot en met 3004. Hij is eerst getrouwd geweest met de
kolonistendochter Geertruida Toepoel en na haar snelle overlijden
met de kolonistendochter:
● Johanna Dekker, geboren 27 december 1822. In de
kolonieadministratie staan de volgende kinderen:
● Egbert Marinus, geboren 7 mei 1847,
● Andries Marinus, geboren 23 augustus 1849,
● Geert Marinus, geboren 27 september 1851,
● Katharina Marinus, geboren 14 oktober 1854,
● Maria Marinus, geboren 7 mei 1856. Zij wordt
later kolonistenvrouw,
● Hillegonda Marinus, geboren 10 september 1857,
● Jan Willem Marinus, geboren 21 augustus 1859,
● Cornelis Marinus, geboren 16 juni 1863,
● Trijntje Marinus, geboren 22 september 1864,
● Jan Willem Marinus, geboren 5 juli 1868.
Dan zijn er daarna nog koloniekinderen van de volgende generatie,
maar daar begin ik niet aan. Evenmin aan de immens vele
dwarsverbindingen die of op de kolonie of in het huttendorp
ontstaan tussen de Marinussen en andere koloniale geslachten, dat
laat ik graag aan anderen over.