Gerrit van Manenberg, arbeiderkolonist en vrije kolonist, maar niet zo heel erg lang

De naam van Gerrit van Manenberg duikt voor het eerst op in februari 1826. De subcommissie van weldadigheid te Haarlem heeft bericht ontvangen dat zij in de kolonie Veenhuizen helemaal gratis een arbeidershuisgezin mag plaatsen. Daar is ze heel blij mee en ze draagt voor die positie het gezin Van Manenberg voor, zie hier de scan van die brief, invnr 72.

De subcommissie geeft daarbij de gegevens van de familie zoals ze later door de Maatschappij zullen worden overgenomen in de stamboeken:

Gerrit van Manenberg zou zijn geboren op 28 april 1775. Volgens de Windgenealogie, zie hier, is hij echter vijf jaar jonger en geboren 10 april 1780 te Nijkerk. Volgens die gegevens heeft hij in Groningen gewoond voor hij in Haarlem terecht kwam. Hij is 19 juni 1808 te Groningen getrouwd met:

Catharina Doll, die zou zijn geboren op 22 augustus 1784. De kolonieadministratie ziet de eerste 'l' van haar achternaam voor een 'e' aan zodat zij in de kolonie als Doel door het leven gaat. Zij is bezig aan haar tweede huwelijk, in de kolonistendatabase wordt zij ook 'de weduwe Koch' genoemd. De door Haarlem vermelde kinderen van haar en Gerrit van Manenberg zijn:

Magdalena Johanna Wilhelmina van Manenberg, geboren 30 september 1812 te Groningen. Als het gezin in mei 1825 op de kolonie komt is zij er niet bij, ze overlijdt kort voor die tijd.
Johannes Gerardus van Manenberg, geboren 13 december 1814 te Groningen,
Jacobus Gerardus van Manenberg, geboren 13 december 1816.
Elizabeth van Manenberg, geboren 20 maart 1822 te Haarlem en
Karel van Manenberg, geboren 18 mei 1824 te Haarlem.

Verderop zal blijken dat Haarlem niet alle kinderen genoemd heeft.

Arbeidershuisgezin

De Maatschappij accepteert de voordracht en we komen de Van Manenbergs op 2 maart 1825 tegen in het designatieregister, op deze pagina als nummer 77. Daarna staan ze op een aankomststaat in inventarisnummer 1370, waaruit blijkt dat ze donderdag 5 mei 1825 aankomen (ze zullen dus de boot van dinsdagavond uit Amsterdam gehad hebben), tegelijk met het gezin van Pieter Bartels uit Bergen op Zoom en het gezin van Jacob Garst uit Lisse.

Ze worden ondergebracht in woning nummer 50 van het tweede gesticht Veenhuizen. Dat tweede gesticht staat dan nog voornamelijk leeg in afwachting van weeskinderen. Die komen echter niet en dan wordt besloten er een bedelaarsgesticht van te maken en op 23 en 24 mei 1825 komen de eerste bedelaars vanuit de Ommerschans aan en nemen hun intrek in de slaapzalen aan de binnenkant van het tweede gesticht.

Enkele maanden na de rest van de familie komt er nog een kind Van Manenberg in Veenhuizen. Maar niet bij het gezin. Abraham Petrus Johannes van Manenberg, vijftien jaar oud, is onderdeel van een groep van meer dan 70 Haarlemse wees- en armkinderen die op 19 september 1825 aankomen en worden ondergebracht in de zalen van het derde etablissement, een van de twee kindergstichten. Vermoedelijk hebben zijn ouders hem tijdelijk aan de weeshuisregenten overgedaan om één mond minder te hoeven voeden.

Op zoek naar promotie

Gerrit van Manenberg lijkt te weten dat het bestaan in de vrije koloniën meer kansen biedt dan als arbeidersgezin in Veenhuizen. Juni 1826 blijkt er een verzoekschrift vanuit Haarlem te zijn of men het gezin naar die vrije koloniën wil overplaatsen. Aldus een brief van Binnenlandse Zaken op 30 juni 1826, zie hier de scan, invnr 79.

Zoals gebruikelijk moet de directeur der koloniën daarover adviseren en dat doet hij op 22 juli 1826. Hij noemt het gezin niet geschikt voor de vrije kolonie tenzij de 'beide zonen' uit het kinderetablissement zouden worden ontslagen en mee zouden helpen. Zie hier de scan van de brief, invnr 80. Met 'beide zonen' doelt hij op:

Abraham Petrus Johannes van Manenberg, hierboven al genoemd, geboren 6 december 1809. De oudste zoon van Gerrit van Manenberg en Catharina Doll, en
Christiaan Mart(inus) Koch, volgens de kolonieadministratie geboren 14 augustus 1807, maar dat is zijn doopdatum te 's Hertogenbosch. Hij is een zoon uit het eerdere huwelijk van Catharina Doll. Hij behoorde ook tot de groep Haarlemse wees- en armkinderen die op 19 september 1825 in het kinderetablissement werd opgenomen.

Daarna mag het ministerie weer.en die schrijven op 15 augustus 1826, maar dat is dermate beroerd geschreven dat ik er niet aan begin. Voor liefhebbers van rottige handschriften is hier de scan, invnr 80.

Het lukt allemaal. Op 1 oktober 1826 mag het gezin hoeve 76 in de vrije kolonie Wilhelminaoord betrekken. Ze staan dan in het stamboek Wilhelminaoord met invnr 1352, klik hier en vul rechtsonder het paginanummer 28 in. In de laatste kolom staat dat ze hier gekomen zijn vanuit het derde (?) gesticht Veenhuizen. Er staat ook dat ze na een paar maanden, op 3 maart 1827, worden overgeplaatst naar hoeve 73 in Willemsoord.

Terugkeer en vertrek van de zonen

Ze staan nu in het stamboek Willemsoord met invnr 1358, klik hier en vul rechtsonder het paginanummer 28 in. We zien dat Abraham Petrus Johannes vanuit het kinderetablissement op het ouderlijk nest mag terugkeren, maar er staat geen datum bij. Die staat wel in het register van wees- en armenkinderen met invnr 1572, klik hier en ga op zoek naar weesnummer 1599. Daar staat dat hij op 8 oktober 1827 naar zijn ouders mag.

Eerder al, op 23 september 1827, was Christiaan Mart(inus) Koch uit het kinderetablissement ontslagen. Zelfde register en zoek weesnummer 1600. Maar in eerste instantie komt hij niet bij het gezin wonen, hij staat er althans niet bij ingeschreven.

In het volgende stamboek van Willemsoord staat Abraham Petrus Johannes er al niet meer bij, invnr 1359, klik hier en vul paginanummer 18 in. Het antwoord is te vinden in het register van weeskinderen met invnr 1410, klik hier en ga op zoek naar nummer 1599. Abraham Petrus Johannes is op 19 mei 1829 ontslagen en de wijde wereld ingetrokken.

Dat duurt niet zo heel lang. Op 20 maart 1830 komt Gerrit van Manenberg bij de kleine raad, zie onderaan deze pagina, om te vragen of zijn zoon in de kolonie opgenomen mag worden. Terloops wordt duidelijk dat Gerrit het vak van schoenmaker uitoefent. Dus is er weinig mannelijk werkvolk in huis voor de landarbeid en het verzoek wordt toegestaan en Abraham Petrus Johannes keert ten tweede male op het ouderlijk nest terug.

In het stamboek Willemsoord met invnr 1360, klik hier en vul rechtsonder het paginanummer 73 in, zien we dat niet alleen Abraham Petrus Johannes, maar ook - heel vaag geschreven - de jongeman Koch bij het gezin woont.

Ook dit duurt allemaal niet lang. Later in het jaar komen de Belgen in opstand en maken zij zich los uit het koninkrijk der Nederlanden. Willem I is niet van plan dat te pikken en roept een 'algemeene wapening' uit. Abraham Petrus Johannes van Manenberg en Christiaan Mart(inus) Koch behoren tot de vele koloniebewoners die met de Drentse schutterij ten strijde trekken. Zij vertrekken op 22 november 1830.

Ingedeelden

In dit stamboek, dus Willemsoord invnr 1360, staan er ook ingedeelden bij het gezin. Dat is voor het eerst sinds ze in de vrije koloniën gekomen zijn en dat is best bijzonder want normaliter heeft elk koloniaal gezin er wel een paar. In dit geval gaat het om:

Adriana Francisca Louwers, geboren 22 februari 1818, in de kolonie geplaatst door het Algemeen Armbestuur van Rotterdam. Zie over haar en haar broers op deze pagina.

Adrianus de Jonge, geboren 22 juni 1822, in de kolonie geplaatst door regenten uit Zaltbommel. Hij is op 26 juni 1832 in de kolonie aangekomen en ook voor hem zijn de Van Menenbergs het eerste gezin waar hij wordt gehuisvest. Hij vertrekt tegelijk met Adriana Fransisca Louwers, dus op 7 juli 1832, naar een ander gezin.

Gerhardina Molewijk, geboren 7 februari 1807, is een kolonistendochter. Haar vader Johannes Molewijk behoorde tot de eerste proefkolonisten, zie hier zijn files. Waarom zij niet thuis woont maar bij een ander gezin wordt ondergebracht is mij niet bekend. Ze komt 17 augustus 1832 bij de familie Van Manenberg en gaat 18 september 1832 al weer weg.

Aleida Johanna van Munster is wat ouder dan de andere ingedeelden.Zij is geboren 28 april 1793 en op 21 juni 1832 in de kolonie gekomen vanuit Deventer. Ze komt op 33 november 1833 bij Van Manenberg in huis en gaat 22 februari 1834 naar een ander huishouden. Later zal ze een kolonist-weduwnaar trouwen.

● Tenslotte een geval apart. Ze staat hier ingeschreven als Susanna Altaart, geboren 19 juli 1812. Op 23 september 1824 in de kolonie geplaatst door de regenten van het Armen Gast- en Weeshuis te Vlissingen. Zij komt 20 oktober 1832 bij de familie Van Manenberg en gaat 23 november 1833 naar een ander gezin.
Maar als ze trouwt is haar naam heel anders, dan heet ze Jacoba Susanna Johanna Louissen. En als ze met haar man later een plek op de kolonie krijgt staat ze te boek als Susanna Altaar.

Dat trouwen en die man is trouwens C.M. Koch. Jawel, de zoon uit het eerste huwelijk van Catharina Doll. Hij keert terug van de strijd tegen de Belgen op 30 juni 1833, loopt daarna weg op 20 juli 1833 maar is 1 augustus weer terug en gaat 18 april 1834 met ontslag. Nauwlettende bestudering van al die jaartallen toont aan dat hij Susanna dus in huize Van Manenberg heeft leren kennen.

Het frequenteren van de kleine raad

De hiervoor al even genoemde kleine raad is de plek waar kolonisten vragen en verzoeken kunnen indienen. Ik heb lang niet van alle kleine raadzittingen transcripties, maar in de transcripties die ik wel heb komen de Van Manenbergs nogal vaak voor. Te weten:

● Op de kleine raad van 25 april 1829, zie onderaan op deze pagina, komt Gerrit van Manenberg vragen of zijn vrouw naar Haarlem mag om toestemming te geven voor het huwelijk van haar dochter. Dat zal een dochter uit haar eerste huwelijk zijn.

● Op de kleine raad van 19 juni 1830, zie halverwege deze pagina, komt hij vragen of zijn vrouw naar Haarlem mag om 'hare kinderen' te bezoeken. Dit leidt tot dezelfde conclusie als de vorige.

● Op de kleine raad van 12 maart 1831, zie halverwege deze pagina, maakt Gerrit van Manenberg deel uit van een immense afvaardiging uit Willemsoord die komt klagen over recente maatregelen, met name ten aanzien van kippen en honden.

De hierboven genoemde kleine raadzitting, de drukste ooit, wordt vermeld in De strafkolonie pagina 123-124. Het is onderdeel van de beschrijving hoe de kleine raad geleidelijk minder een gunsten uitdelend orgaan wordt en meer een controlerende en bestraffende instantie. Dat verandert niets aan de frequentie waarmee de naam Van Manenberg verschijnt:

● Op de kleine raad van 28 januari 1832, onderaan op deze pagina, wordt bij 'de maandelijksche opgaven van de staat des werks van en bij de hoeven' geconstateerd dat Van Manenberg de slootjes rond zijn land niet schoon houdt.

● Op de kleine raad van 2 juni 1832, op deze pagina maar houd die erbij, wordt vastgesteld dat hij geen mest gemaakt heeft. Op 9 juni heeft hij 'het achterstallige van de vorige week niet bijgewerkt'. Op 16 juni heeft hij dat nog niet en pas op 30 juni kan men melden dat hij het tekort heeft weggewerkt. Tussentijds, op 16 juni, komt zijn vrouw nog vragen of ze met verlof naar Haarlem mag.

De raad van politie en tucht

Maar de kleine raad is 'peanuts' in vergelijking tot de raad van politie en tucht voor de vrije koloniën. En daar begint de familie vaker op te duiken:

● Op de zitting van 1 december 1832 moet Gerrit van Smallenburg terecht staan omdat hij zonder verlof de kolonie heeft verlaten. Helaas heb ik geen transcriptie van die raad of van de voorbereidende raad van toezicht. Voor liefhebbers: de verslagen moeten in invnr 1615 zitten.

● Van de zitting van 17 augustus 1833 heb ik gelukkig wel een transcrptie, zie hier het verslag. Gerrit van Manenberg wordt beschuldigd van ''dronkenschap, verkwisting en kwade bejegening zijner huisgenoten'. Het lijkt hommeles thuis te zijn. Bijlage 1 geeft nadere bijzonderheden over het voorgevallene. Daar wordt gesuggereerd dat het vaker plaats vindt en is er ook sprake van 'zijne zieke vrouw'.

● Bij de zitting van 14 oktober 1833 heb ik dan weer geen idee wat er gebeurt. Ik weet alleen dat Van Manenberg een rol speelt, maar dat kan ook alleen als getuige zijn. Ook invnr 1615.

Inmiddels is er wel ernstiger nieuws. Op 21 december 1833 overlijdt Catharina Van Manenberg - Doll, oud ergens begin vijftig.

Hertrouwen

Dat Gerrit van Manenberg op de kleine raadzitting van een maand later, 25 januari 1834, zie onderaan deze pagina, zijn slootjes niet schoon heeft, zou aan verdriet te wijten kunnen zijn. Maar dat is de vraag want hij heeft rond die tijd ook al plannen om te hertrouwen.

Dat moet of in de kleine raad van januari of in die van februari 1834 ter sprake komen. Die raadverslagen heb ik niet - invnr 1624 - maar als de directeur der koloniën de verslagen opstuurt naar de permanente commissie, maakt een van de leden van de commissie aantekeningen over Manenberg en de weduwe Schreuder, wat erop wijst dat ze een aanvraag voor een huwelijk hebben gedaan. Zie hier voor de scan van de brief waarmee de directeur op 1 maart 1834 de verslagen instuurt, invnr 146, en dan één bladzij doorbladeren en je ziet linksonder de aantekeningen.

Het permanente commissielid vraagt zich af: 'Op welke voet zijn Manenberg en de Wed. Schreuder in de kolonien, uit de contributie of op contract, & van waar'. Zie voor een uitleg over uit de contributie en op contract deze pagina. Voor huwelijksplannen maakt het overigens niet uit.

Wachten op het huwelijk

Wat wel uitmaakt is dat in de eerste helft van de negentiende eeuw het totale notabeldom vindt dat ze zeggenschap mag hebben over huwelijksplannen van armen. De permanente commissie vindt het normaal de mening te vragen van de subcommissie van weldadigheid te Leeuwarden, die in eerste instantie de weduwe Schreuder naar de kolonie had gestuurd. Hun reactie op 26 maart 1834 is uitermate neutraal, zie de scan van de brief, invnr 146.

Bovendien moeten er voor een huwelijk allemaal aktes en papieren verzameld worden. Dat proces is nog in volle gang als Gerrit van Manenberg weer in de fout gaat. Op de zitting van de tuchtraad van 12 mei 1834, zie deze pagina en vooral bijlage 2, heeft men er echt genoeg van. De uitdrukking 'broek op de hakken' heb ik in De strafkolonie gebruikt als hoofdstuktitel.

Het voorstel van de tuchtraad om Gerrit van Manenberg naar de strafkolonie op de Ommerschans te zenden wordt door de permanente commissie niet overgenomen. Waarom dat is weet ik niet, het zal ergens in de uitgaande post van de commissie staan. In plaats daarvan vindt op 12 juni 1834 het huwelijk plaats tussen Gerrit van Manenberg en de weduwe Schreuder.

Zij is volgens de kolonieadministratie geboren 13 oktober 1793 en heet van haarzelf Johanna Kornelia Aenée. Zij is met haar echtgenoot Adrianus Schreuder op 22 november 1829 in de kolonie Willemsoord aangekomen, waar hij op 14 oktober 1831 is overleden.

Op de dag van het huwelijk trekken Gerrit van Manenberg en zijn kinderen bij de weduwe Schreuder in op hoeve 60. Het stamboek met invnr 1360, zie hiervoor, en voer paginanummer 60 in. Voor de kinderen betekent het dat ze er ineens vijf stiefbroers en zussen bij krijgen.

Ontslag krijgen van de kolonie

Kort na het huwelijk, 21 juni 1834, komt Gerrit van Manenburg bij de kleine raad, zie hier, voor twee weken verlof naar Haarlem, terwijl zijn stiefdochter Hendrica Schreuder diezelfde zitting naar Leeuwarden wil om te gaan dienen. Zij gaat de dag erop, 22 juni 1834, inderdaad weg, maar zal 24 december 1834 weer terugkeren.

Johannes Gerardus van Manenberg gaat echt weg. Eerder probeerde hij al verlof te krijgen, zie de kleine raad van 17 mei 1834. Dat mislukt, maar 27 juli 1834 gaat hij in militaire dienst en verlaat hij voorgoed de koloniën.

Het gezin Van Manenberg-Schreuder verhuist nog een keer. Op 13 december 1834 gaan ze naar hoeve 12. Dat is pagina 13 van invnr 1360 en in het stamboek Willemsoord 1835 en verder, invnr 1361, klik hier, staan ze ook op paginanummer 13.

Allemaal doorgestreept, want de laatste kolom vermeldt 'Manenburg en gezin ontslagen 2 mei 1835'.

Ontslagen worden van de kolonie gaat niet zomaar, daar gaat een heel verhaal aan vooraf:

● Op 21 februari 1835 schrijft de subcommissie van weldadigheid Haarlem dat Gerrit van Manenberg met verlof daar is en haar medewerking gevraagd heeft om ontslag van de kolonie te krijgen. Zie inventarisnummer 156, klik hier en vul scannummer 359 in. Duidelijk wordt dat Van Manenberg toekomst ziet in Friesland dankzij de contacten daar van zijn nieuwe vrouw.

● De permanente commissie heeft op die brief geschreven dat zij het behandelt op 4 maart 1835 onder agendapunt N29 en op 6 maart 1835 onder agendapunt N3. Dat heb ik niet gezien, maar moet zich bevinden in invnr 434.

● Op 3 april 1835 reageert Haarlem op de brief van de permanente commissie van 6 maart N3. Ze hebben die brief met Van Manenberg besproken en hij wil nog steeds weg, graag per 28 april aanstaande. Zie inventarisnummer 158, klik hier en vul scannummer 76 in

● De permanente commissie heeft op die brief geschreven dat zij het behandelt op 22 april  maart 1835 onder agendapunt N24 en op 25 april 1835 onder agendapunt N1. Dat heb ik niet gezien, maar moet zich bevinden in invnr 435.

● De directeur noemt 4 april 1835 terloops dat Van Manenberg 'werkzaam' is om zijn ontslag te krijgen. Ook inventarisnummer 158 en geef in scannummer 106.

● En dan, heel mooi want die hebben we nog niet, een eigenhandig geschreven brief van Gerrit van Manenberg waarin hij op zijn ontslag aandringt. Gedateerd 23 april 1835, hij verwijst ook naar een eerdere brief van hem maar die heb ik niet gevonden. Zelfde inventarisnummer, dus 158, en geef in scannummer 519. De envelop, scan 521, is ook heel mooi, toont aan dat de brief gericht is aan de subcommissie Haarlem en er staat ook nog iets over spoed op.

Vertrek van de kolonie

Dan zijn ze, per 2 mei 1835, weg. Eerst even wie er allemaal vertrekken:

- Gerrit van Manenburg, 55 à 60 jaar oud.
- Johanna Kornelia van Manenburg, geboren Aenée, weduwe Schreuder, 37 jaar oud.
- Jacobus Gerardus van Manenberg, 18 jaar oud.
- Elizabeth van Manenberg, 13 jaar oud.
- Karel van Manenberg, 11 jaar oud.
- Wiglius Schultenis Schreuder, 18 jaar oud.
- Hendrica Remelia Schreuder, 16 jaar oud.
- Boltje Schultenis Schreuder, 14 jaar oud.
- Jurjen Schreuder, 11 jaar oud.
- Maartje Schreuder, 6 jaar oud.

Volgens de in het begin genoemde Windgenealogie komen ze inderdaad in Friesland terecht en wordt er daar zelfs een huis gekocht. Maar na een tijdje vestigen ze zich in Steenwijkerwold, dicht bij de kolonie Willemsoord waar ze gewoond hebben. Waarom ze daar gaan wonen, welke relaties ze hebben in Willemsoord, is mij niet bekend.

Nasleep en opvolging

Na het vertrek van de familie wordt er op een rijtje gezet wat er nog over is van de 'eerste mise', of eerste verstrekking die ze bij hun aankomst hebben gehad. Zie inventarisnummer 159 en geef scannummer 100 in. De gegevens staan op scan 102.

Na er eerder al op te hebben gezinspeeld komt Haarlem op 23 mei 1835 met de beoogde opvolger voor de hoeve, ook invnr 159 en voer scannummer 449 in. De stiefzoon van Gerrit van Manenberg uit het eerdere huwelijk van zijn eerste vrouw Catharina Doll. Hij heet nu Christoffel Martinus Koch, terwijl hij in het kinderetablissement nog Christiaan Mart(inus) Koch heette, maar de geboortedatum is hetzelfde, 14 augustus 1807, dus het zal dezelfde persoon zijn.

Er wordt ook duidelijk waar hij en zijn echtgenote, die nu Susanna Louisa Altaar heet, zich de afgelopen tijd hebben opgehouden: in het huttendorp onder Noordwolde. Met hun dochter Helena Catharina Koch betrekken ze per 19 juni 1835 de hoeve nummer 12 in Willemsoord. Er komt nog een zoontje Jacobus Koch bij maar heel lang duurt het niet.

Bij de raad van politie en tucht van 21 juli 1838 en vooral in bijlage 1, zie op deze pagina, komt een knetterende ruzie met de wijkmeester aan de orde. Zijn vrouw heeft dan de kolonie al verlaten, maar Christoffel Martinus komt zich nog verweren. Met weinig succes en drie dagen later loopt ook hij van de kolonie weg. Ze komen nooit meer terug.