Hendrik ter Lohuizen is volgens zijn inschrijving als
bedelaar, bedelaarsnummer 147 in het boek toegang 0137.01 invnr
429, geboren 19 januari 1782 te Amsterdam. Hij is dus in de
zestig als hij april 1843 voor de tweede keer in het
bedelaarsgesticht opgenomen wordt. Maar in die tijd moest je de
kost blijven verdienen tot je er bij neervalt.
Onderstaande brief bevindt zich in invnr 335 scan 335, bij een
brief van directeur van Konijnenburg gedateerd 12 maart 1847,
invnr 335 de scans 333-334. De brief is getranscribeerd door Vele
Handen-invoerder Abdulwadûd Louws en ik heb er toen een
stukje op Vele Handen van gemaakt. Hier de volledige brief:
Lohuïs
De Belofte Die ik heb Gedaan Bij u vertrek heb ik Nu vervuld Daar Mijn Cnegt willem van stadsweege Een hooger post heeft Bekoomen Zo Dat Zijn post Nu vakant was Zo heb ik En Mijn Gehuwde Zoon, Een Aanvraag voor u gedaan, Bij Mijn Compajons En ook Dadelijk hunne toestemming Bekoomen om u Als pakhuijs cnegt te Mooge aan stelle, het Loon hier van Bedraagd
ƒ5-50 per week, per Geluk, Lohuïs Dat ik Den Datum van u vertrek, heb Aan Genoteerd – u Bend Den 5 April van Amsterdam – vertrokke Zo Dat Aanstaande 6 April u 4 Jaar Zijn verscheene, volgens u schrijfe
Lohuïs ik had Geen Moite om hun toestemming te Bekoom om Reede Dat Gij hun ook verschyde Jaare Eerlyk En Trou hebt Bediend Als Kruijer En Daar Zy ook van overtuijgd Zijn Dat Gij Een standvastig En Eerlijk Carakter besit – Lohuïs Na Informati Genoome te hebbe Zo Zult Gij voor den 1 April Deese post kunne over Neemen – Zo hebbe wij Dan Beslooten om u tot Den 12 April uytstel te Geeve Maar Niet Langer Mijn Zoon willem Zal Dit voor u Zo Lang waarneemen Maar Zo Draa Als hier Arviveerd Dat u dadelijk ten Mijne huijse Komt om u Nog in Eenige Zaake Aangaande Deese post te Kunne onderrigte waar van Gij Moogelijk wel Geen Kennis van Zult Drage Lohuïs Doet Dan Nu u Best om u vertrek te voorspoediger te Doen worde
Lohuis ik Moet u ook Melde Dat ik u Dogter hier Niets van heb Gezegt want u vertrek kon u teegeslaan Dan Kon u Kindere, Daar een Ziekte Ja De doot Kon Daar op volge En Dan had ik te veel op Mijn Geweete Zij Zulle het wel Zien Als Gy Komt Dan is het immers Beeter – Nu Lohuijs wij Zulle u Afwagte tot Den 10 April En wij hoopen, ook Alle, Dat God u Zal Helpe, Dan Kunt Gij De Man weer worde, Zo Als van te vooren, Lohuijs wij Beveele u Aan om Deese Bij Gevoegde gedrukte Aanstelling Met u Naam te onder teeken En ook Dadelijk op Mijn Adres te Rug te sende
ik Melde u ook Lohuïs Dat u Kindere Nog Gesond Zijn Maar u Dochter Doet Niet Anders Als traane storten om u Zy is Zo Benoud Zegt Zij, dat Zij u Nimmer weer Zal Zal Zien
Lohuïs ons heele Compajonschap wenschen u Als vriend, van harte sterkte En Gezondheid En voor Namelyk mijn vrou want Die is Zeer over u Aan Gedaan En Mijn Kinder vraage Mijn Alledaagse Na u, vader wanneer komt Lohuïs het is Geen wonder Lohuïs Daar Gij 23 Jaar het Meeste in Mijn huijs heeft verkeerd – hier Meede Blijf ik Met Agting voor u persoon
J.W. van Ep Bonte En Zoon
in Companji
Amsterdam
3 Januarij
1847
Hendrik ter Lohuizen wordt 10 april 1847 uit het bedelaarsgesticht ontslagen.