Het kolonistengezin Logeman, of beter: Wilhelmina Cornelia Liefhebber weduwe J. Logeman en haar twee zoons, waarvan eentje trouwplannen heeft die de Maatschappij blokkeert

Op 31 juli 1839, invnr 214 scan 395, draagt de subcommissie van weldadigheid Amsterdam 'de weduwe Logeman met hare twee zoonen, oud 18 en 14 jaren' voor als bewoners van de vrije koloniën. De permanente commissie bespreekt dit 20 augustus 1839 bij agendapunt N18 en keurt de voordracht blijkbaar goed, want op 28 augustus 1839 komen de drie aan in de kolonie Willemsoord.

Ze staan vermeld op scan 133 van het stamboek Willemsoord van 1835 tot 1840 met invnr 1361. Ze zijn in de kolonie geplaatst 'uit de contributie' (een uitleg van dat begrip staat op deze pagina) van de subcommissie Amsterdam, de godsdienstige gezindheid is 'hervormd' en de samenstelling van het gezin is:

Wilhelmina Cornelia Liefhebber weduwe J. Logeman, geboren in 1790. Zij is sinds 1833 weduwe en heeft bij zich de zoons:

Roelof Logeman, geboren 25 september 1821, en
Johan Logeman, geboren 10 september 1825.

Er zijn meer kinderen in het gezin, maar die zijn niet meegekomen naar de kolonie. Zo trouwt in november van hetzelfde jaar een 23-jarige zus van Roelof en Johan. Bij welke gelegenheid moeder Liefhebber al te boek staat als 'koloniste te Willemsoord'.

Willemsoord
Ze bewonen hoeve 132 van Willemsoord. Die woning is later afgebroken, maar stond aan wat nu de Amsterdamselaan is, kadastraal Steenwijkerwold B 25, met de coördinaten 52.83780 en 6.08674.

In die vier maanden van 1839 verdienen ze ƒ 8,58 minder dan hun in die periode door de Maatschappij aan voedsel en andere behoeften verstrekt wordt, invnr 223 scan 278, maar dat is niet dramatisch veel. Latere overzichten geven aan dat het gezin best goed kan werken. Zo hebben ze per 1 juli 1843, invnr 280 scan 599, een positief saldo op hun rekening met de Maatschappij. Niet zo veel, ƒ 5,21, maar er zijn er niet veel die hun dit na kunnen zeggen.

Ingedeelden
Met jongens van 14 en 18 is er ook best wat mannelijke arbeidskracht in huis, maar er mist hulp voor de vrouwelijke bezigheden, dus daarop ligt de nadruk bij het door de directie plaatsen van lekker veel ingedeelden bij het huishouden:

Laurentina Scheffer, geboren 31 augustus 1820, uit Schiedam, al sinds 20 juni 1832 in de koloniën, komt 8 november 1839 bij het gezin en wordt weer overgeplaatst naar een andere hoeve op 8 februari 1840.

Willem Kuijt, geboren 28 september 1788, uit Zaandijk, komt gelijk bij zijn aankomst in de koloniën op 26 maart 1840 bij het gezin en wordt overgeplaatst 8 augustus 1840.

Annechien Meijer, geboren 20 oktober 1823, uit Groningen, sinds 18 februari 1840 in de koloniën, komt 25 april 1840 bij het gezin inwonen en blijft een vol jaar tot 24 april 1841.

Spant
Op 15 augustus 1840 moet zoon Roelof Logeman verschijnen voor de raad van tucht. De beschuldiging luidt dat hij een 'spant van het dak uitgebroken' heeft. Zoals op dit overzicht te zien heb ik geen transcriptie van die zitting en dus weten we niet of hij die spant uit hun eigen dak gebroken heeft of bij iemand anders in huis.

De inschrijving loopt door in het stamboek Willemsoord 1841-1848 met invnr 1362 scan 136. Heel even in huis komt:

Lijsbeth Bozer, geboren 10 juli 1786, uit Stavoren, een bekend koloniaal probleemgeval. Als zij weer eens is teruggevoerd na een desertie, wordt ze 24 of 26 februari 1841 bij het gezin ondergebracht. Dat is alleen in afwachting van de tuchtraad (zie bij puntje 5) van 6 maart 1841, waarna zij 8 maart 1841 wordt overgebracht naar de strafkolonie op de Ommerschans.

Nieuwe hoeve, nieuwe ingedeelden
Op 12 november 1841 verhuist het gezin naar hoeve 130. Dat is in het stamboek met invnr 1362 dus twee scans terug. Ook deze woning is later afgebroken en ook deze stond op de Amsterdamselaan, maar ietsje verderop. Kadastraal Steenwijkerwold B 27, met de coördinaten 52.837008 en 6.084065.

De volgende ingedeelde is:

Margaretha Koole, geboren 8 november 1821, uit Amsterdam, die bij haar aankomst op de kolonie op 20 februari 1842 meteen bij het gezin komt. Op 16 april 1842 wordt ze al weer overgeplaatst.

Johan bij de marine
Op de zitting van de kleine raad van 27 augustus 1842 komt de weduwe Logeman vragen om

een verlofpas voor den tijd van veertien dagen om naar Amsterdam te gaan, en voor haren zoon Jan oud 17 jaren, voor den tijd van drie maanden om zich voor den zeedienst te engageren.

Beide verzoeken worden toegestaan. Blijkbaar wordt Johan Logeman in de wandeling Jan genoemd en blijkbaar wil hij graag weg. In zeedienst gaan, oftewel in dienst treden bij de marine, is de enige manier om al op zo jonge leeftijd de koloniën te verlaten.

Hij vertrekt 31 augustus 1842 uit Willemsoord. In het stamboek invnr 1362 scan 136 staat dat hij die dag weg gaat 'om te dienen', maar volgens invnr 278 scan 112 is hij werkelijk met de marine uitgevaren. Zijn verdere levenslot is mij onbekend, maar hij keert niet terug op de kolonie.

We gaan het jaar 1843 in
Daarna meldt hetzelfde stamboek nieuwe ingedeelden:

Jan Aaldring, geboren 4 januari 1825, uit Groningen, komt 6 oktober 1842 bij hen wonen en blijft een heel jaar tot zijn overplaatsing op 25 oktober 1843.

Huibert Bloemzaad, geboren 11 of 13 februari 1808, uit Zaandijk, komt 9 februari 1843 in huis. Maar het is de vraag of hij er 's nachts ook is, want hij heeft een oogje op een andere weduwe in Willemsoord, zie deze pagina onder het kopje 'De nachtelijke jacht op de minnaar van Jeltje Klazes Riemersma weduwe Dijkstra'. Hij wordt 29 juli 1843 weer overgeplaatst.

Het hoofdgerecht van 1843
Bij de Raad van toezicht van Willemsoord 1 juni 1843, bijlage 1 op deze pagina, wordt melding gemaakt van een kolonistenzoon die een wijkmeester heeft beschuldigd van corruptie. De jiongeman vertelt dit van de weduwe Logeman gehoord te hebben, maar de raad redeneert dat dat uiterst onwaarschijnlijk is en het heeft voor Wilhelmina Cornelia geen gevolgen.

Er spelen dit jaar echter andere zaken die veel belangrijker zijn. Zoon Roelof Logeman is inmiddels 21 jaar en begint hard na te denken over zijn toekomst. In dat beeld is een belangrijke rol weggelegd voor een jonge vrouw met een wonderschone voornaam. Dus die neem ik even apart:

Gepkjen van der Werf
Gepkjen van der Werf is geboren 7 maart 1817 en is op 6 maart 1839, dus een paar maanden vóór de familie Logeman, door Sneek in de kolonie Frederiksoord geplaatst op basis van 'de tweede helft van het contract van 16 en 19 juni 1826'. Zie een uitleg van dat laatste op deze pagina.

Ze begint bij kolonist Bodenstaf op hoeve 78 van Frederiksoord, gaat na vijf maanden naar kolonist Geurtse op hoeve 15, gaat drie weken later naar kolonist Hahn op hoeve 69, gaat na een dikke zeven maanden naar kolonist Rangen op hoeve 22, na een dikke vijf maanden naar kolonist Balen op hoeve 75, na 3½ maand naar kolonist Van der Boom op hoeve 7 en nadat ze dus half Frederiksoord van binnen heeft gezien blijft ze hier een heel jaar en 26 dagen.

Gepkjen in Willemoord
Dan wordt ze januari 1842 overgeplaatst naar Willemsoord. Eerst bij kolonist Lodewijk op hoeve 92 van die kolonie en na vijf maanden naar kolonist Den Ouden op hoeve 95. Die woning staat er niet meer, maar heeft gelegen aan de Koninging Wilhelminalaan, kadastraal Steenwijkerwold B 163, met de coördinaten 52.836783 en 6.09278.

Inderdaad, op een steenworp afstand van de Amsterdamselaan. Op 24 april 1843 wendt Roelof Logeman zich tot de subcommissie van weldadigheid Amsterdam, invnr 274 scans 468-469. In een keurig handschrift. Het is zijn bedoeling een huwelijk met Gepkjen aan te gaan en hij vraagt of hij dan de hoeve van zijn moeder - wiens 'jaren tamelijk zijn klimmende, en alzoo als weduwe niet alles zoo kan nagaan zoo als het wel behoort' - kan overnemen, zodat hij dus zelf kolonist wordt.

Alles in kannen en kruiken...
De Amsterdamse subcommissie schrijft daar over aan de Maatschappij op 13 mei 1843, invnr 274 scan 466. Ze hebben er geen bezwaar tegen, wat hun betreft mag het doorgaan. Vanuit Den Haag wordt de kwestie op 20 mei 1843 N3 naar de directeur der koloniën gestuurd met het verzoek er zijn mening over te geven.

De directeur reageert 7 juni 1843, invnr 274 scan 464, uiterst positief. Hij meldt

... dat er bij de Directie geen bedenkingen hoegenaamd bestaan tegen het verzoek ter overschrijving der hoeve van de weduwe Logeman, op haren eenigen bij zich hebbende zoon Roelof, van 22 jaren, na aangegaan huwelijk met de bestedeling G. van der Werf, N 215bis, oud 26 jaren, zijnde aller gedrag en geschiktheid voor de koloniën gewenscht.

De permanente commissie conformeert zich hieraan op 18 juli 1843 N4.
 

Gedrag
Op 24 juli 1843, invnr 277 scan 304, heeft de directeur het besluit van de permanente commissie binnen en geeft hij de adjunct-directeur van de vrije koloniën Coenraad Huldt de opdracht:

... tot de overschrijving der hoeve van de Wed. Logeman op haren zoon Roelof na diens huwelijk met de bestedeling G. van der Werf, welke als zoodanig bij haar huwelijk kan worden ontslagen.
Intusschen verneem ik dat het gedrag dier jongelieden de uitvoering van deze beschikking zou kunnen bemoeilijken waarop UwEd bedacht gelieve te wezen.

Gedrag? Gedrag van Roelof en Gepkjen? Wat hebben ze dan gedaan? Dat wordt duidelijk op de tuchtraad van 2 augustus 1843, voorbereid door de Raad van toezicht van Willemsoord van 1 augustus (bijlage 4). Voor de raad geroepen worden

de kolonistenzoon Roelof Logeman en de bestedelinge Gepke van der Werf, welke laatste door onzedelijke omgang met elkander in eenen zwangeren staat zoude verkeeren.

Bekentenis
Oei, dat is een vergrijp dat de Maatschappij van Weldadigheid hoog opneemt. Roelof Logeman is op dat moment met verlof buiten de kolonie dus alleen Gepkjen verschijnt en zij 'bekent haar misdrijf' (wat ze waarschijnlijk ook wel door haar fysieke verschijning zal doen, want afgaande op de datum van bevallen is ze al zes maanden zwanger). Dan is er slechts één straf mogelijk:

De raad gelet op Art 2 § f en Art 3 § 2 van het Reglement van tucht waarbij overplaatsing voor een onbepaalde tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is gesteld

Besluit:

G van der Werf voor een onbepaalde tijd te verwijzen naar de Ommerschans en
R Logeman naar Veenhuizen waar op de goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht, hetgeen haar wordt  kenbaar gemaakt.

Ommerschans / Veenhuizen
De permanente commissie bespreekt dit op 25 augustus 1843 N18 en bekrachtigt de veroordeling en in dit overzicht is te zien dat Gepkjen en Roelof op 5 en 6 september 1843 aankomen in hun respectieve verbanningsoorden. Daarmee is een abrupt einde gekomen aan hun gezamenlijke toekomstplannen.

Gepkjen bevalt op 2 november 1843 van een zoon die ze Johannes van der Werf laat dopen. Waarschijnlijk heeft dat kind zijn grootmoeder van vaders kant nooit gezien, want Wilhelmina Cornelia Liefhebber weduwe Logeman heeft het op de kolonie wel gezien.

Vertrek Wilhelmina Cornelia Liefhebber
Ze krijgt verlof om een bezoek aan Amsterdam te brengen en op 28 oktober 1843 wordt geconstateerd dat zij 'van verlof achtergebleven' is. Daarover schrijft de directeur op 27 december 1843, invnr 284 scan 439, aan de permanente commissie dat 'UwHEdG. medelid' toestemming had gegeven om 14 dagen naar Amsterdam te gaan. Welk medelid dat zou zijn geweest (Johannes van den Bosch, dominee Ruitenschild of Jeremias Faber van Riemsdijk) wordt niet verteld.

Duidelijk wordt wel dat de weduwe had gevraagd om 'verlof in afwachting van het door haar verlangde ontslag'. Ze wil dus weg uit de kolonie en dat heeft ze nu dus bereikt door niet na veertien dagen terug te keren.

Huwelijks overtreding
Het lijkt of Roelof Logeman een klein jaartje platgeslagen is, maar daarna klimt hij weer in de pen. Op 5 augustus 1844, invnr 295 scans 422-423, met de adressering op scan 424: schrijft hij aan de Inspecteur der koloniën Wouter Visser. Hij schijnt niet te weten dat een verbanning naar de strafkolonie altijd voor onbepaalde tijd is:

Bijna is de straf waartoe ik Roelof Logeman te Veenhuizen en Gepke van der Werft te Ommerschans ben verwezen, ten gevolge van huwelijks overtreding geexpireerd, en zien beide met uitgestrekte begeertens de dag van hun herplaatsing terug (...)

Hij vraagt de Inspecteur dringend om die terugplaatsing...

... opdat ik in de gelegenheid gesteld mag worden van haar de eer door een huwelijks verbond te hergeven die zij verloren heeft, en het kind te voeden en op te kweken beantwoordende altijd aan een vaderlijke verpligting.

De Inspecteur geeft de brief aan de permanente commissie en die behandelt het 13 augustus 1844 N10, en dan besluit ze blijkbaar (zie verderop) dat er van een huwelijk geen sprake kan zijn.

Waarvan niets goeds kan komen
Waarna Roelof het op 3 december 1844 probeert met een nieuw verzoekschrift, invnr 299 scans 705-707. Dat stuk ziet eruit of er een kop koffie overheen gegaan is en ik pieker er niet over dit te gaan ontcijferen, dus ik beperk mij tot de reactie die de directeur der koloniën er op 20 december 1844, invnr 299 scan 702, op geeft:

Ik heb de eer UwHEdG. op de Marginale van den 9 dezer maand N26, aangaande den strafkolonist R. Logeman, wiens verzoekschrift hiernevens terug gaat, te berigten, dat den Adjunct-Directeur bij het 2e Gesticht te Veenhuizen, daarop gehoord zijnde, van hem verklaart, dat hij zeer goed van gedrag is, zoo dat er sedert zijn verblijf aldaar, hoegenaamd geen aanmerkingen op hem gevallen zijn;
maar dat, wanneer er van een huwelijk met G. van der Werf, volgens UwHEdG. resolutiën van den 20 January en 13 Augustus Jl N12 en N10, toch niets komen kan, het mij dan minder geraden voorkomt, hem in de gewone koloniën terug te plaatsen, als waar op zij, die thans te Ommerschans is, geen mindere aanspraak zoude hebben, wanneer een nieuw verkeer tusschen die beiden te verwachten zoude zijn, waarvan, in dit geval, niets goeds zou kunnen komen.

Nieuwe poging
Pal daarop komt het initiatief van de andere kant. De Voogden der Stads Algemene Armen te Sneek melden op 22 februari 1845, invnr 302 scans 451-452, dat ze van Gepkjen het verzoek hebben ontvangen om ontslag per 1 april aanstaande om in het huwelijk te treden met Roelof Logeman. Ze vragen inlichtingen van de directeur.

Die gaat blijkens zijn brief van 5 maart 1845, invnr 302 scan 449, eerst even met Roelof praten. Hij meldt dat

... de strafkolonist R. Logeman, achtergebleven zoon van het uit de gewone kolonien gedeserteerde huisgezin van die naam, wel zoude wenschen een huwelijk aantegaan met de bestedeling G. van der Werf, No 215bis; maar, dat hij nog niet weet, waar dan heen en hoedanig met haar aan de kost te komen, zoo als mij, bij een onderhoud met hem gebleken is;
waarbij hij nog zijn verlangen te kennen gaf, dat hij met haar door UwHEdG. mogt worden aangenomen in de plaats van het huisgezin zijner moeder;
waarop ik hem, om het gebeurde, geen uitzigt gegeven heb.

Enzovoort, enzovoort
En zo gaat het door. Er komen verzoekschriften en die worden behandeld en dan krijgt bijvoorbeeld op 5 januari 1846, invnr 332 scan 256, de adjunct-directeur van het tweede gesticht te Veenhuizen de opdracht

... om den strafkolonist R. Logeman, op zijn adres aan de Perm. Commissie, bekend te maken, dat er geene termen bestaan om vooralsnog aan zijn verzoek te voldoen.

En de subcommissie Amsterdam vraagt 31 oktober 1846, invnr 328 scan 269-270, inlichtingen over een bij hen binnengekomen verzoek van R. Logeman.

En de directeur adviseert 12 december 1846, invnr 330 scan 323-324, over een verzoekschrift van Roelof om met een hoeve in de vrije koloniën begunstigd te worden.

De liefde is verdwenen?
Maar er verandert geleidelijk ook iets. Een huwelijk tussen Roelof en Gepkjen verdwijnt uit het zicht. In de laatstgenoemde brief schrijft de directeur dat Roelof Logeman...

... zich te Veenhuizen steeds werkzaam en ondergeschikt heeft gedragen en in geen opzigt redenen tot klagte heeft gegeven;
maar dat er, volgens Gepke van der Werf, die met haar onwettig kind, door hem verwekt, te Ommerschans geplaatst is, geen huwelijks verkeering met haar plaats vindt, terwijl hij volgens haar met eene andere zulke verkeering zoude hebben, waarvan men echter te Veenhuizen geen kennis draagt.

Vrijlating
In het volgende verzoekschrift van Roelof, 25 februari 1847, invnr 335 scan 45, is ook geen sprake meer van Gepkjen. Hij vraagt alleen om ontslag uit de koloniën, liefst tegelijk met een bedelaarskolonist die Hoogerwerf heet,

welke een meer grondige kennis in het vak van negotie bezit, en met wie hij in comp. dusdanige betrekking zoude willen aanvangen.

Hij zit dan al ruim drieënhalf jaar vast, dus de directeur ondersteunt 3 maart 1847, invnr 335 scan 42, dat verzoek en de permanente commissie besluit dienovereenkomstig op 16 maart 1847 N9.

Roelof Logeman wordt uit de strafkolonie en uit de koloniën ontslagen op 24 april 1847. Inderdaad op dezelfde dag als bedelaarskolonist Hoogerwerf, maar het is de vraag of het van een compagnonschap is gekomen. Als Roelof in 1850 te Amsterdam trouwt met ene juffrouw Van Dijk staat als beroep 'suikerbakker' genoteerd.

Gepkjen
Het kindje van hem en Gepkjen van der Werf overlijdt, drie jaar en zeven maanden oud, op 14 juni 1847. Op dat moment is Gepkjen al weer erg zwanger. En dat is dus niet van Roelof. Ze bevalt op 18 september 1847 van een dochtertje Anna van der Werf.

Uiteindelijk wordt zij op 21 april 1849 met dat dochtertje vrijgelaten uit de strafkolonie en die vrijlating is om te kunnen trouwen met de bedelaarskolonist Hindrik Croeger. Daarna vestigen zij zich in Groningen. Zie over hun gezin op bonmama.nl bij Historisch Burger Service Nummer 181350.


Tenslotte nog een evaluatieve opmerking: Alles duidt er op dat Roelof Logeman een harde werker is, die gemotiveerd is om in de kolonie te wonen en die bovendien - belangrijk! - gehoorzaam is. Met haar stijfkoppigheid heeft de Maatschappij weer een goede kolonist aan haar neus voorbij laten gaan.