Abraham Koenrades, vrije kolonist vanaf 1825. Van de zeven kinderen wonen er uiteindelijk vier op de kolonie en drie dicht in de buurt

Ik heb zitten twijfelen of ik deze pagina met mijn aantekeningen 'Koenrades' zou noemen of 'Coenrades'. Bij spellingvariaties kies ik altijd voor de vorm die in de kolonie het vaakst voorkomt, maar dat maakt hier helemaal niets uit. Dus heb ik maar een muntje gegooid en gebruik ik verder de twee vormen gewoon door elkaar.


Uit de contributie

Het gezinnetje Koenrades wordt op 24 november 1825 door de subcommissie van weldadigheid Utrecht in de kolonie geplaatst 'uit de contributie'. Zie voor een uitleg van dat begrip.

Ze komen terecht in hoeve 11 van Wilhelminaoord, zie de locatie op dit kaartje.

Ze zijn te vinden in de stamboeken van Wilhelminaoord met de invnrs 1352 tot en met 1357, zie bovenaan de pagina hoe de scans van die boeken te bereiken zijn. Ik zal er straks nog een overzichtje van doen, want er is sprake van nogal woeste verhuisbewegingen, maar nu gebruik ik de stamboeken even om de gezinssamenstelling te doen.

Met daarbij de kanttekening dat je nooit blind moet varen op de administratie in de kolonie.

Gezinssamenstelling

Abraham Koenrades is volgens de kolonieadministratie geboren in 1780. Hij is getrouwd met:

Jacoba Woertman (in de kolonistendatabase aangeduid als Woortman), geboren in 1798. Het echtpaar heeft bij aankomst twee kinderen bij zich:

Johanna Koenrades, geboren 18 mei 1823, blijkens genealogieën op internet moet dat 17 mei zijn. In de kolonistendatabase staat zij als Johannes, maar dan hebben we straks een homohuwelijk en dat bestond in de negentiende eeuw nog niet.

Abraham Jacobus Koenrades, geboren 13 juni 1825, blijkens genealogieën op internet moet dat 20 juni zijn.

Bank van Lening

Blijkbaar kijken ze het even aan voor ze besluiten dat ze hier willen blijven. Dat leid ik af uit het feit dat 'vrouw Coenrades' tot 1 juli 1826 wacht tot ze naar de zitting van de kleine raad komt. Ze vraagt twee weken verlof om naar Utrecht te gaan 'om hare goederen, aldaar in de bank van leening staande te lossen of te verkoopen'. Het mag.

Driftig gestel

Anderhalve maand later, 16 september 1826, moet Abraham Koenrades voor de tuchtraad verschijnen. Hij wordt aangeklaagd 'van zich tegen de wijkmeester op eene stoute wijze te hebben uitgelaten'. De raad meldt dat 'Koenrades en deszelfs huisvrouw, beide van een driftig gestel zijn', maar er volgt geen straf omdat twee andere kolonisten 'eenpariglijk' verklaren 'daarvan niets gehoord of opgemerkt te hebben'.

Deze zitting wordt op pagina 53 van De strafkolonie genoemd als voorbeeld van samen tegen een wijkmeester optrekkende kolonisten.


Eerste verstrekking

Op de zitting van de kleine raad van 6 januari 1827 komt Abraham Koenrades klagen dat hij niet alle spulletje gehad heeft die hij bij 'de eerste verstrekking' bij aankomst, ook wel genoemd 'de eerste mise', had moeten ontvangen. Blijkbaar heeft hij rond geïnformeerd wat hij had moeten hebben, want hij meldt niet te hebben gehad:
één vrouwen borstrok
één mans linnen buis en
één stoof.
Het zal hem nog gegeven worden, maar natuurlijk moet hij alles door het werk van zijn eigen handen terugbetalen.

Ingedeelden

Zo'n klein gezin als van Koenrades biedt de koloniedirectie een uitgelezen kans om het huis helemaal vol te stouwen met ingedeelden. Zie daarvoor bijvoorbeeld het stamboek met invnr 1352 scan 6. Een drukte van belang.

Op de zitting van de kleine raad van 5 mei 1827 klaagt vrouw Coenrades dat als de ingedeelde wezen in de kleren zijn gestoken er geen geld overblijft om het eigen gezin te kleden. Het gaat onderzocht worden , maar helaas is het verslag van de commissie die het onderzoekt er niet en dus weet ik niet hoe het afloopt.

De weduwe De Koning

Overigens heb ik van lang niet alle kleine raadzittingen transcripties dus veel van het gedoe rond ingedeelden heb ik niet. Wél van het gedoe rond Johanna Reitenbach, weduwe Lambertus de Koning, die een knipperlicht-relatie tot de familie Koenrades heeft:

■ Ze is van 19 april 1826 tot 1 juli 1826 met haar twee kinderen bij de familie Koenrades ingedeeld. Dan gaat ze over naar andere kolonisten.
■ Op de zitting van de kleine raad van 20 oktober 1827 komt ze vragen weer naar Koenrades terug te mogen.
■ Dat wordt toegestaan, op 3 november 1827 zijn ze er weer.
■ Op de zitting van de kleine raad van 10 november 1827 komt ze vragen om 'eenige kleedingstukken voor hare kindertjes'.
■ Op de zitting van de kleine raad van 5 april 1828 komt ze zeggen dat ze 'hoe eerder hoe liever bij Coenrades' weg wil.
■ Op 22 mei 1828 gaan ze over naar een ander huishouden.

Gezinsuitbreiding

Ook in de stamboeken met invnr 1353 scan 3 en invnr 1354 scan 10, is sprake van ingedeelden, onder andere een dochter van de beruchte Cilia de Groef uit Oudewater, zie hier, maar het wordt geleidelijk minder want de familie heeft er een remedie tegen: het huis vullen met eigen kinderen. Even op een rijtje wat er op de kolonie bij komt:

Sara Coenrades, geboren 9 februari 1828,
Antoinetta Koenrades, geboren 24 augustus 1830,
Hendrik Bernardus Koenrades, geboren 28 augustus 1832,
Jacoba Elizabeth Koenrades, geboren 28 mei 1835. en
Anna Reggerdina Koenrades, geboren 20 september 1838.

Gort

Op de zitting van de kleine raad van 12 maart 1831, elders door mij omschreven als de drukste zitting ooit, treedt vrouw Coenrades twee keer op. Eerst maakt ze deel uit van een delegatie van dertien vrouwen uit de wijk, die klaagt 'over de schaarschte der tegenwoordige voeding, in boonen bestaande, zeggende voor den dag van morgen niets te eten te hebben'.
Ze krijgen dezelfde dag nog voor een halve week gort.

Verhuizen en terug

En daarna vraagt ze te mogen verhuizen naar een andere hoeve, 'waarin 2 zijkamertjes zijn, die in haar tegenwoordig huis niet gevonden worden'. Het wordt op pagina 35 van De strafkolonie genoemd als voorbeeld van het soort verzoeken dat in de kleine raad aan de orde komt.
Het mag en al op diezelfde dag, dus 12 maart 1831, gaan ze over naar hoeve 3 van Wilhelminaoord (scan 5 van invnr 1354), zie hier de locatie. Dat is vlakbij.

Maar blijkbaar valt het tegen, want na anderhalf jaar, 3 november 1832, gaan ze terug naar hoeve nummer 11 (en dus scan 10 van invnr 1354), naar ik aanneem op eigen verzoek.

Kleine raad

Als gezegd heb ik van lang niet alle kleine raadzittingen transcripties en dus zullen er ongetwijfeld meer dingen zijn als op de zitting van 7 juni 1834 waarop vrouw Coenrades vraagt om met twee kinderen twee weken met verlof naar Utrecht te mogen. Wie de ausdauer heeft om op het archief de hele dozen met invnrs 1624 en 1625 door te nemen kan de volledige whereabouts van het gezin in kaart brengen.

Zo'n volhouder zal ook meer dingen tegenkomen als de inhouding van drie pond brood bij de familie wegens schoolverzuim, zie artikel 3 van de zitting van 14 juni 1834.

In later jaren wordt geld in plaats van brood ingehouden en dat overkomt het gezin bijvoorbeeld 4 maart 1843.


Baldadigheid

Dan komen we bij de afdeling 'baldadigheid' en dan komen we terecht bij Abraham Jacobus Koenrades. Bij de tuchtraad van 17 december 1836 moet de dan elfjarige Abraham zich verantwoorden voor het medeplegen van een geintje met een passerende paard en wagen. Van de tuchtzitting heb ik geen transcriptie, maar het verhaal, ook beschreven in De strafkolonie pagina 182, staat geheel in de bijlagen 3 en 4. Abraham raakt de passerende vrouw zelfs met een steen aan het hoofd en dat kwam 'zeer gevoelig' aan.

Bij de tuchtraad van 21 juli 1838 hoeft hij niet voor te komen, maar in bijlage 9 meldt de jongen die wél voor moet komen, dat de baldadigheid 'op aanraden was geweest van Abraham Koenrades'.

Rondverhuizen

Vanaf 1837 zijn er een aantal wilde verhuisbewegingen, waarvan ik geen idee wat de aanleidingen zijn, maar die ik hier even op een rijtje zet:

■ We beginnen op hoeve 11 (zie hier boven) invnr 1355 scan 9 en gaan per 23 november 1837 naar hoeve 51, zie de locatie, invnr 1355 scan 49.

■ Minder dan twee jaar later, 8 augustus 1839, naar de hoeve met nummer 95, zie de locatie, invnr 1355 scan 92. Helemaal in Doldersum, het gebied dat later bekend zal worden als Boschoord.

■ Slechts dertien dagen later (!!) op 21 augustus 1839 naar hoeve 78, zie de locatie, invnr 1355 scan 76. Nog steeds Boschoord.

■ En dan naar hoeve 55, zie de locatie, op 1 juli 1840, invnr 1355 scan 53 en daarna invnr 1356 scan 55.

Nogmaals, geen idee van het waarom.

Dochter Johanna

Dan een andere vorm van baldadigheid. Op de zitting van de kleine raad van 13 augustus 1842 komt vrouw Coenrades met een schijnheilig gezicht vragen om 'het ontslag uit de kolonien voor hare dochter Johanna, oud 19 jaren, daar zij voornemens is naar haar oom en tante te Amsterdam te gaan'.

Daar stinkt de kleine raad niet in, omdat zich 'het gerucht verspreid had, dat het meisje in eenen zwangeren staat zoude verkeren'. Er wordt ontzettend geluld op de kolonie. En in bijna alle gevallen blijkt een daar rondgaand gerucht op waarheid te berusten. Dus de kleine raad zegt over de zwangerschap 'hetgeen nader zal moeten blijken', want zoiets valt op den duur niet te verbergen.

Vriendje Jan

Op dezelfde pagina staat ook de zitting van 27 augustus 1842. Daar komt de kolonistenzoon Jan van Essen vragen 'uit de kolonien te worden ontslagen, daar hij voornemens is een huwelijk aan te gaan met de dochter van Coenrades'. Waarmee hij met terugwerkende kracht het verhaal van vrouw Coenrades over die oom en tante in Amsterdam te kakken zet.

De raad geeft hem dan ook het ontslag niet en daarop deserteren Johanna en Jan van de kolonie. Ze trouwen op 29 november 1842 en als op 3 januari 1843 hun eerste kindje geboren wordt blijkt het koloniale gerucht dus weer helemaal waar.

Huttendorp

Op 24 maart 1843 verhuist het gezin weer. Ze gaan van hoeve 55 (invnr 1356 scan 55) naar hoeve 71 (invnr 1356 scan 71 en daarna invnr 1357 scan 72). Zie de locatie. Die hoeve wordt per 1853 omgenummerd tot hoeve 68.

Voor deze verhuizing zou ik wel een reden kunnen bedenken. Die hoeve is namelijk heel dicht bij het semi-illegale huttendorp ten zuiden van Noordwolde (later Noordwolde-Zuid en nog later Lombok genoemd) en de geboorteaktes van de kinderen van Jan van Essen en Johanna van Essen-Koenrades wekken de indruk dat zij daar wonen.

Leegloop

Wie daar in ieder geval naar toe gaat is zoon Abraham Jacobus Koenrades. Hij deserteert van de kolonie op 15 maart 1848, trouwt anderhalf jaar later te Vledder met de kort voor de bruiloft gedeserteerde kolonistendochter Eibertje Reinbergen en krijgt kinderen in Noordwolde. Zie over de familie Reinbergen deze pagina.

Het is onderdeel van de leegloop van het huis. Sara Koenrades verlaat de kolonie met ontslag op 22 augustus 1848, maar ook zij blijft blijkbaar in de buurt, want in 1854 trouwt ze met de kolonist Nicolaas Beun en wordt ze zelf koloniste. Hij is weduwnaar en zijn eerdere trouwplannen met een weesmeisje zijn beschreven in De kinderkolonie pagina's 342-347. De stukken daarover moet ik nog op een pagina zetten.

Achterdeur

Dat Sara met officieel ontslag weggaat, is een uitzondering bij de familie Koenrades. De meesten gaan weg via de achterdeur. Bijvoorbeeld Antoinetta Koenrades die op 14 september 1852 deserteert. De reden is duidelijk want ze krijgt een paar maanden later een kind in Noordwolde. Ze zal enkele jaren later trouwen met Hendrikus Reinbergen, inderdaad, een broer van Eibertje, en blijft ook in de buurt (Boijl).

Hendrikus Bernardus Koenrades deserteert op 10 maart 1853. Er zijn nog huwbare kinderen over bij de familie Reinbergen - ik zal nog een pagina maken over die familie -, dus Hendrikus Bernardus trouwt met Frederica Reinbergen. Zoals bij de meeste huwelijken uit het gezin Koenrades wordt het eerste kind vóór het huwelijk geboren. Ook zij wonen in Boijl.

Overlijden Abraham senior

Op 4 augustus 1855 overlijdt de stamvader-in-koloniale-zin Abraham Koenrades, 74 jaar oud.

Er zit dan een paar jaar een stop op de leegloop, maar op 2 april 1858 deserteert Jacoba Elizabeth Koenrades van de kolonie. De Reinbergens zijn blijkbaar op, want men verlegt de belangstelling naar andere koloniale families. Jacoba Elizabeth trouwt een half jaar na haar desertie Willem van der Sluis (over die familie komt nog een keer een pagina). Verder het gebruikelijke werk: kind geboren voor het huwelijk en ze blijven in de buurt.

De laatste

Dan is er nog eentje in huis (behalve dat er natuurlijk weer ingedeelden bij komen) en Anna Reggerdina Koenrades pakt het wat anders aan dan haar voorgangers. Ze trouwt natuurlijk wel een kolonistenzoon, Franciscus Stuiver - zie over de koloniale stamvader van de familie Stuiver deze pagina, maar ze deserteert niet.

Ze gaat zelfs helemaal niet van de kolonie af, want Franciscus Stuiver wordt per 26 juli 1860 aangesteld als opvolger op de koloniale hoeve van Koenrades, en Anna Reggerdina wordt dus - evenals zus Sara - kolonistenvrouw. Zoals op de kolonie gebruikelijk wordt moeder Jacoba Woertman weduwe Koenrades als ingedeelde bij het jonge stel in huis genomen.

Vier hoeves

Er komen er nog twee terug. Jacoba Elizabeth Koenrades en haar echtgenoot Willem van der Sluis worden op 10 januari 1861 kolonist. Hendrikus Bernardus Koenrades en echtgenote Frederica Reinbergen doen dat per 17 november 1866. Dan zijn er dus vier koloniale hoeves bewoond door nakomelingen van Abraham Koenrades.

Jacoba Woertman weduwe Koenrades maakt de laatste binnenkomst net niet meer mee. Zij overlijdt op 15 maart 1866. Van de verdere lotgevallen van haar zeven kinderen heb ik geen aantekeningen.