Uit de contributie
Het gezinnetje Koenrades wordt op 24 november 1825 door
de subcommissie van weldadigheid Utrecht in de kolonie geplaatst
'uit de contributie'. Zie voor een
uitleg van dat begrip.
Ze komen terecht in hoeve 11 van Wilhelminaoord, zie de locatie
op dit
kaartje.
Ze zijn te vinden in de stamboeken van Wilhelminaoord met de
invnrs 1352 tot en met 1357, zie bovenaan de pagina hoe de scans
van die boeken te bereiken zijn. Ik zal er straks nog een
overzichtje van doen, want er is sprake van nogal woeste
verhuisbewegingen, maar nu gebruik ik de stamboeken even om de
gezinssamenstelling te doen.
Met daarbij de kanttekening dat je nooit blind moet varen op de
administratie in de kolonie.
Gezinssamenstelling
● Abraham Koenrades is volgens de kolonieadministratie
geboren in 1780. Hij is getrouwd met:
● Jacoba Woertman (in de kolonistendatabase aangeduid als
Woortman), geboren in 1798. Het echtpaar heeft bij
aankomst twee kinderen bij zich:
● Johanna Koenrades, geboren 18 mei 1823, blijkens genealogieën op internet moet dat 17 mei zijn. In de kolonistendatabase staat zij als Johannes, maar dan hebben we straks een homohuwelijk en dat bestond in de negentiende eeuw nog niet.
● Abraham Jacobus Koenrades, geboren 13 juni 1825,
blijkens genealogieën op internet moet dat 20 juni zijn.
Bank van Lening
Blijkbaar kijken ze het even aan voor ze besluiten dat ze hier
willen blijven. Dat leid ik af uit het feit dat 'vrouw Coenrades'
tot 1 juli 1826 wacht tot ze naar de zitting van de kleine
raad komt. Ze vraagt twee weken verlof om naar Utrecht te gaan 'om
hare goederen, aldaar in de bank van leening staande te lossen of
te verkoopen'. Het mag.
Driftig gestel
Anderhalve maand later, 16 september 1826, moet
Abraham Koenrades voor de tuchtraad
verschijnen. Hij wordt aangeklaagd 'van zich tegen de wijkmeester
op eene stoute wijze te hebben uitgelaten'. De raad meldt dat
'Koenrades en deszelfs huisvrouw, beide van een driftig gestel
zijn', maar er volgt geen straf omdat twee andere kolonisten
'eenpariglijk' verklaren 'daarvan niets gehoord of opgemerkt te
hebben'.
Deze zitting wordt op pagina 53 van De strafkolonie
genoemd als voorbeeld van samen tegen een wijkmeester optrekkende
kolonisten.
Eerste verstrekking
Op de zitting van de
kleine raad van 6 januari 1827 komt Abraham Koenrades
klagen dat hij niet alle spulletje gehad heeft die hij bij 'de
eerste verstrekking' bij aankomst, ook wel genoemd 'de eerste
mise', had moeten ontvangen. Blijkbaar heeft hij rond geïnformeerd
wat hij had moeten hebben, want hij meldt niet te hebben gehad:
één vrouwen borstrok
één mans linnen buis en
één stoof.
Het zal hem nog gegeven worden, maar natuurlijk moet hij alles
door het werk van zijn eigen handen terugbetalen.
Ingedeelden
Zo'n klein gezin als van Koenrades biedt de koloniedirectie een
uitgelezen kans om het huis helemaal vol te stouwen met
ingedeelden. Zie daarvoor bijvoorbeeld het stamboek met invnr 1352
scan 6. Een drukte van belang.
Op de zitting van de
kleine raad van 5 mei 1827 klaagt vrouw Coenrades dat als
de ingedeelde wezen in de kleren zijn gestoken er geen geld
overblijft om het eigen gezin te kleden. Het gaat onderzocht
worden , maar helaas is het verslag van de commissie die het
onderzoekt er niet en dus weet ik niet hoe het afloopt.
De weduwe De Koning
Overigens heb ik van lang niet alle kleine raadzittingen transcripties dus veel van het gedoe rond ingedeelden heb ik niet. Wél van het gedoe rond Johanna Reitenbach, weduwe Lambertus de Koning, die een knipperlicht-relatie tot de familie Koenrades heeft:
■ Ze is van 19 april 1826 tot 1 juli 1826 met
haar twee kinderen bij de familie Koenrades ingedeeld. Dan gaat ze
over naar andere kolonisten.
■ Op de zitting van de
kleine raad van 20 oktober 1827 komt ze vragen weer naar
Koenrades terug te mogen.
■ Dat wordt toegestaan, op 3 november 1827 zijn ze er
weer.
■ Op de zitting van de
kleine raad van 10 november 1827 komt ze vragen om 'eenige
kleedingstukken voor hare kindertjes'.
■ Op de zitting van de
kleine raad van 5 april 1828 komt ze zeggen dat ze 'hoe
eerder hoe liever bij Coenrades' weg wil.
■ Op 22 mei 1828 gaan ze over naar een ander huishouden.
Gezinsuitbreiding
Ook in de stamboeken met invnr 1353 scan 3 en invnr 1354 scan 10,
is sprake van ingedeelden, onder andere een dochter van de
beruchte Cilia de Groef uit Oudewater, zie
hier, maar het wordt geleidelijk minder want de familie
heeft er een remedie tegen: het huis vullen met eigen kinderen.
Even op een rijtje wat er op de kolonie bij komt:
● Sara Coenrades, geboren 9 februari 1828,
● Antoinetta Koenrades, geboren 24 augustus 1830,
● Hendrik Bernardus Koenrades, geboren 28 augustus
1832,
● Jacoba Elizabeth Koenrades, geboren 28 mei 1835.
en
● Anna Reggerdina Koenrades, geboren 20 september 1838.
Gort
Op de zitting van de
kleine raad van 12 maart 1831, elders door mij omschreven als de
drukste zitting ooit, treedt vrouw Coenrades twee keer op. Eerst
maakt ze deel uit van een delegatie van dertien vrouwen uit de
wijk, die klaagt 'over de schaarschte der tegenwoordige voeding,
in boonen bestaande, zeggende voor den dag van morgen niets te
eten te hebben'.
Ze krijgen dezelfde dag nog voor een halve week gort.
Verhuizen en terug
En daarna vraagt ze te mogen verhuizen naar een andere hoeve,
'waarin 2 zijkamertjes zijn, die in haar tegenwoordig huis niet
gevonden worden'. Het wordt op pagina 35 van De strafkolonie
genoemd als voorbeeld van het soort verzoeken dat in de kleine
raad aan de orde komt.
Het mag en al op diezelfde dag, dus 12 maart 1831, gaan ze
over naar hoeve 3 van Wilhelminaoord (scan 5 van invnr 1354), zie
hier de
locatie. Dat is vlakbij.
Maar blijkbaar valt het tegen, want na anderhalf jaar, 3
november 1832, gaan ze terug naar hoeve nummer 11 (en dus
scan 10 van invnr 1354), naar ik aanneem op eigen verzoek.
Kleine raad
Als gezegd heb ik van lang niet alle kleine raadzittingen
transcripties en dus zullen er ongetwijfeld meer dingen zijn als
op de zitting van 7
juni 1834 waarop vrouw Coenrades vraagt om met twee kinderen
twee weken met verlof naar Utrecht te mogen. Wie de ausdauer heeft
om op het archief de hele dozen met invnrs 1624 en 1625 door te
nemen kan de volledige whereabouts van het gezin in kaart brengen.
Zo'n volhouder zal ook meer dingen tegenkomen als de inhouding
van drie pond brood bij de familie wegens schoolverzuim, zie
artikel 3 van de zitting
van 14 juni 1834.
In later jaren wordt geld in plaats van brood ingehouden en dat
overkomt het gezin bijvoorbeeld 4 maart 1843.
Baldadigheid
Dan komen we bij de afdeling 'baldadigheid' en dan komen we
terecht bij Abraham Jacobus Koenrades. Bij de tuchtraad van 17
december 1836 moet de dan elfjarige Abraham zich
verantwoorden voor het medeplegen van een geintje met een
passerende paard en wagen. Van de tuchtzitting heb ik geen
transcriptie, maar het verhaal, ook beschreven in De
strafkolonie pagina 182, staat geheel in de bijlagen 3 en 4.
Abraham raakt de passerende vrouw zelfs met een steen aan het
hoofd en dat kwam 'zeer gevoelig' aan.
Bij de tuchtraad
van 21 juli 1838 hoeft hij niet voor te komen, maar in bijlage 9
meldt de jongen die wél voor moet komen, dat de baldadigheid 'op
aanraden was geweest van Abraham Koenrades'.
Rondverhuizen
Vanaf 1837 zijn er een aantal wilde verhuisbewegingen,
waarvan ik geen idee wat de aanleidingen zijn, maar die ik hier
even op een rijtje zet:
■ We beginnen op hoeve 11 (zie hier boven) invnr 1355 scan 9 en
gaan per 23 november 1837 naar hoeve 51, zie de
locatie, invnr 1355 scan 49.
■ Minder dan twee jaar later, 8 augustus 1839, naar de
hoeve met nummer 95, zie de
locatie, invnr 1355 scan 92. Helemaal in Doldersum, het
gebied dat later bekend zal worden als Boschoord.
■ Slechts dertien dagen later (!!) op 21 augustus 1839
naar hoeve 78, zie de
locatie, invnr 1355 scan 76. Nog steeds Boschoord.
■ En dan naar hoeve 55, zie de
locatie, op 1 juli 1840, invnr 1355 scan 53 en daarna invnr
1356 scan 55.
Nogmaals, geen idee van het waarom.
Dochter Johanna
Dan een andere vorm van baldadigheid. Op de zitting van de kleine
raad van 13 augustus 1842 komt vrouw Coenrades met een
schijnheilig gezicht vragen om 'het ontslag uit de kolonien voor
hare dochter Johanna, oud 19 jaren, daar zij voornemens is naar
haar oom en tante te Amsterdam te gaan'.
Daar stinkt de kleine raad niet in, omdat zich 'het gerucht
verspreid had, dat het meisje in eenen zwangeren staat zoude
verkeren'. Er wordt ontzettend geluld op de kolonie. En in bijna
alle gevallen blijkt een daar rondgaand gerucht op waarheid te
berusten. Dus de kleine raad zegt over de zwangerschap 'hetgeen
nader zal moeten blijken', want zoiets valt op den duur niet te
verbergen.
Vriendje Jan
Op dezelfde pagina staat ook de zitting van 27 augustus 1842.
Daar komt de kolonistenzoon Jan van Essen vragen 'uit de kolonien
te worden ontslagen, daar hij voornemens is een huwelijk aan te
gaan met de dochter van Coenrades'. Waarmee hij met terugwerkende
kracht het verhaal van vrouw Coenrades over die oom en tante in
Amsterdam te kakken zet.
De raad geeft hem dan ook het ontslag niet en daarop deserteren
Johanna en Jan van de kolonie. Ze trouwen op 29 november 1842
en als op 3 januari 1843 hun eerste kindje geboren wordt
blijkt het koloniale gerucht dus weer helemaal waar.
Huttendorp
Op 24 maart 1843 verhuist het gezin weer. Ze gaan van
hoeve 55 (invnr 1356 scan 55) naar hoeve 71 (invnr 1356 scan 71 en
daarna invnr 1357 scan 72). Zie de locatie.
Die hoeve wordt per 1853 omgenummerd tot hoeve 68.
Voor deze verhuizing zou ik wel een reden kunnen bedenken. Die
hoeve is namelijk heel dicht bij het semi-illegale huttendorp ten
zuiden van Noordwolde (later Noordwolde-Zuid en nog later Lombok
genoemd) en de geboorteaktes van de kinderen van Jan van Essen en
Johanna van Essen-Koenrades wekken de indruk dat zij daar wonen.
Leegloop
Wie daar in ieder geval naar toe gaat is zoon Abraham Jacobus
Koenrades. Hij deserteert van de kolonie op 15 maart 1848,
trouwt anderhalf jaar later te Vledder met de kort voor de
bruiloft gedeserteerde kolonistendochter Eibertje Reinbergen
en krijgt kinderen in Noordwolde. Zie over de familie Reinbergen deze pagina.
Het is onderdeel van de leegloop van het huis. Sara Koenrades
verlaat de kolonie met ontslag op 22 augustus 1848, maar
ook zij blijft blijkbaar in de buurt, want in 1854 trouwt ze met
de kolonist Nicolaas Beun en wordt ze zelf koloniste. Hij
is weduwnaar en zijn eerdere trouwplannen met een weesmeisje zijn
beschreven in De kinderkolonie pagina's 342-347. De
stukken daarover moet ik nog op een pagina
zetten.
Achterdeur
Dat Sara met officieel ontslag weggaat, is een uitzondering bij
de familie Koenrades. De meesten gaan weg via de achterdeur.
Bijvoorbeeld Antoinetta Koenrades die op 14 september
1852 deserteert. De reden is duidelijk want ze krijgt een
paar maanden later een kind in Noordwolde. Ze zal enkele jaren
later trouwen met Hendrikus Reinbergen, inderdaad, een
broer van Eibertje, en blijft ook in de buurt (Boijl).
Hendrikus Bernardus Koenrades deserteert op 10 maart
1853. Er zijn nog huwbare kinderen over bij de familie
Reinbergen - ik zal nog een pagina
maken over die familie -, dus Hendrikus Bernardus trouwt met Frederica
Reinbergen. Zoals bij de meeste huwelijken uit het gezin
Koenrades wordt het eerste kind vóór het huwelijk geboren. Ook zij
wonen in Boijl.
Overlijden Abraham senior
Op 4 augustus 1855 overlijdt de
stamvader-in-koloniale-zin Abraham Koenrades, 74 jaar oud.
Er zit dan een paar jaar een stop op de leegloop, maar op 2
april 1858 deserteert Jacoba Elizabeth Koenrades van
de kolonie. De Reinbergens zijn blijkbaar op, want men verlegt de
belangstelling naar andere koloniale families. Jacoba Elizabeth
trouwt een half jaar na haar desertie Willem van der Sluis
(over die familie komt nog een keer een
pagina). Verder het gebruikelijke werk: kind geboren voor
het huwelijk en ze blijven in de buurt.
De laatste
Dan is er nog eentje in huis (behalve dat er natuurlijk weer
ingedeelden bij komen) en Anna Reggerdina Koenrades pakt
het wat anders aan dan haar voorgangers. Ze trouwt natuurlijk wel
een kolonistenzoon, Franciscus Stuiver - zie over de koloniale
stamvader van de familie Stuiver deze
pagina, maar ze deserteert niet.
Ze gaat zelfs helemaal niet van de kolonie af, want Franciscus
Stuiver wordt per 26 juli 1860 aangesteld als opvolger op
de koloniale hoeve van Koenrades, en Anna Reggerdina wordt dus -
evenals zus Sara - kolonistenvrouw. Zoals op de kolonie
gebruikelijk wordt moeder Jacoba Woertman weduwe Koenrades
als ingedeelde bij het jonge stel in huis genomen.
Vier hoeves
Er komen er nog twee terug. Jacoba Elizabeth Koenrades en haar echtgenoot Willem van der Sluis worden op 10 januari 1861 kolonist. Hendrikus Bernardus Koenrades en echtgenote Frederica Reinbergen doen dat per 17 november 1866. Dan zijn er dus vier koloniale hoeves bewoond door nakomelingen van Abraham Koenrades.
Jacoba Woertman weduwe Koenrades maakt de laatste binnenkomst net niet meer mee. Zij overlijdt op 15 maart 1866. Van de verdere lotgevallen van haar zeven kinderen heb ik geen aantekeningen.