Jacob Kluvers, eerst algemeen winkelier, dan onderdirecteur, daarna adjunct-directeur en tenslotte de laan uitgestuurd

Jakob Kluvers verschijnt voor het eerst op de radar van de Maatschappij van Weldadigheid in 1825. Op 10 mei 1825 besluit de permanente commissie om de winkels in de vrije koloniën in eigen beheer te nemen, zie hier de tekst van het besluit.

Er moet een 'algemeen winkelier' aangesteld worden die toezicht op de winkels gaat houden. Directeur Wouter Visser is er ook voor en hij schrijft 18 juni 1825, invnr 74, aan de permanente commissie (die hij P.K. noemt):

nog ben ik zoo vrij de P.K. te herinneren dat tot een bekwame algemeen winkelier vereischt word kennis van levensmiddelen en winkelwaren, bene­vens eenige adm. kundigheden.

Kruidenier
Dan zitten ze bij Jacob Kluvers goed. Zijn sollicitatiebrief schrijft hij op dinsdag 26 juli 1825, invnr 75, en staat bol van de winkelervaring.

Met verschuldigde eerbied geeft de ondergetekeende Jacob Kluvers woonen­de te Zaandam, te kennen, dat hij in de Haarlemmer Courant bijzonder heeft gereflecteerd op eene advertentie, alwaar verlangd wordt van wegens de Permanente Commissie van Weldadigheid een kruideniers bediende voor de colonie van Weldadigheid in de Noordelijke Provincie.

De ondergetekende sints verscheiden jaaren in die betrekking werkzaam geweest zijnde, en wel te Zwoll bij den Heer J. de Goeijen - tans wed. wijlen den Heer J. de Goeijen - voor eene tijd van drie en een half jaar terwijl hij reeds bij Mejuffrouw de wed. D. Simonsz te Zaandam bij de zes jaaren, in het vak van kruidenier en grossier fungeere, welken beider boven­genoemde persoonen aan de WelEdele Heeren der Permanente Commissie vreijelijk worden opgedragen, om naar zijne benodigde bekwaamheden aan die affaire verbonden, zo als ook naar zijn zedelijk gedrag te informeeren, terwijl hij bij de meeste particuliere persoonen, zo te Zwoll als Zaandam ook daaromtrent gunstig bekend staa, waaronder nog noemd den WelEd. Heer P. Thomasse stads ontvanger ter deezer steede.

Voorts is zijne rekenkunde naar dien zijner schrijvens blijkens deeze geëvenreedigd, heeft bijkans den ouderdom van 29 jaaren bereikt en is lidmaat der gereformeerde kerk.

Verzoekende de ondergeteekende alzo met alle nederigheid bij de vervulling der openstaande post, een gunstig oog op hem te vestigen, belovende tevens van zijne zeide een getrouwe, naauwkeurige en ijverige waarneming in die zaak welke hem zoude worden aanbevoolen.
T welk is doende Jacob Kluvers woonende bij Mijnjuffrouw wed. Dirk Simonsz.
Zaandam - westzijde - 26 julij 1825

Referenties
Hij heeft voor de volledigheid twee referenties bijgevoegd, ook invnr 75, die allebei lovend zijn. De eerste is van de weduwe van zijn vorige werkgever in Zwolle:

Ik ondergeteekende verklaare door deezen dat den persoon van Jacob Kluvers bij mijn den tijd van drie en een half jaar heeft gedient als winkel en kantoor knegt, en zig al dien tijd eerlijk en getrouw goed van gedrag heeft gedragen, en nu versogt, hem daarvan attest te willen geven, waar aan dan door deezen gaarne voldoe.
Zwolle den 13 maart 1819
J: de Goeijen

De andere is van zijn huidige werkgeefster:

De ondergetekende verklaart dat de persoon van Jacob Kluvers, gedurende eenige jaren trouw en eerlijk gediend heeft en zig aller loffelijkst heeft gedragen, en alzoo in ieder opzigt aanbevelenswaardig.
Zaandam 29 july 1825
J. Simonsz

Subcommissie Zaandam
Er zijn in totaal 55 sollicitanten voor de functie van algemeen winkelier (een lijst met hun namen en kwalificaties bevindt zich in invnr 961 mapje 1825), maar Kluvers steekt er bovenuit. Voor alle zekerheid informeert de Maatschappij naar hem bij de subcommissie van weldadigheid Zaandam. Die subcommissie reageert 11 augustus, ook invnr 75:

In antwoord op UWE missive van den 3den dezer ten aanzien van Jacob Kluvers strekte, dat wij de gunstigste informatien aangaande hem bekomen hebben, zoo wel betreffende zijne bekwaamheid als zedelijk gedrag.
De wed. Simons, zoo wel als de Heer J. Simons getuigden, dat zij hem met volle ruimte konden recommanderen, te meer daar de sollicitatie naar dien post niet buiten Hunlieder voorkennis had plaats gehad, en ver­meerdering van verdiensten daardoor te kunnen bekomen, de eenige oorzaak geweest was; daar men hem, hoe zeer ongaarne missende, het solliciteren niet afraden kon.

Aanstelling
Daarna stelt men hem meteen aan, het besluit daartoe is op 12 augustus 1825, invnr 961 mapje 1825. Maar nu komt Jacob Kluvers - op 16 augustus 1825, invnr 75 - terug dat hij zo snel niet kan:

Gisteren hadde ik het genoegen mij per post vanwegens de WelEd. Commis­sie als algemeen winkelier in de coloniën van Weldadig­heid benoemd te zien, met uitnodiging van mijn zo spoedig doenlijk naar die colonien te vervoegen, en door den Heer Directeur in functie te worden gesteld;
het is uit hoofde mijner betrekking - dewijl ik in dienst eener weduwe ben en een ander persoon tot het overnemen mijner werkzaamhe­den moet bekwaam maken - dat ik daarom mijn vertrek wel niet zo spoedig zal kunnen bevorderen, als wel van de WelEd. Commissie zoude kunnen gewenscht worden, en zulks heb ik moeten bepalen op den 26 september eerstkomen­de, alzo ik dan naar mijne betrekking met primo oktober aldaar zal kunnen zijn.
De WelEd. Commissie zal hoop ik in dit mijn voorstel genoegen vinden, terwijl ik in het tegenoverge­stelde, mij aan eene nadere ordonantie zal zoeken te onderwer­pen.

Aankomst
De permanente commissie informeert bij de directeur der koloniën Wouter Visser of dat zomaar kan en die antwoordt 20 augustus, invnr 75:

Dat de komst van de nieuw benoemde Algemeen Winkelier naar ons inzien wel kan worden verschoven tot den 26 september aanstaande; zullende in het tegenovergestelde geval, of zoo dra zijne tegenwoordigheid wordt vereischt, ik de eer hebben de Permanente Kommis­sie daar van kennis te geven.

Twee maanden later is het zo ver. Dan arriveert Jacob Kluvers in Frederiksoord en ontmoeten hij en Wouter Visser elkaar voor het eerst. Laatstgenoemde heeft een positieve indruk, schrijft hij op 14 oktober 1825, invnr 76:

Voorts heb ik het genoegen de Permanente Kommissie te informeren dat voor eenige dagen hier is aangekomen de door haar aange­stelde alge­meen winkelier J. Kluvers; het komt ons voor dat dien man voor zijne be­stemming bereekend en van een goed zedelijk gedrag is.

Veenhuizen
Volgens de informatie van familysearch is Jacob Kluvers geboren op 30 december 1796 te Wijhe (Overijssel, tussen Zwolle en Deventer). Hij is dus 28 jaar als hij zijn functie aanvaardt. Volgens een overzicht uit 1827 verdient hij als algemeen winkelier f 364,-- per jaar.

Nog voor hij drie jaar op zijn post zit, accepteert hij een andere positie. Per 20 augustus 1828 wordt hij onderdirecteur-binnen bij Veenhuizen-2, het bedelaarsgesticht. Dat verdient 500 gulden per jaar, dus een aanzienlijke verbetering. Hij staat als onderdirecteur bij VH2 op folio 38 van het personeelsregister met invnr 997

Huwelijk
Vandaaruit trouwt hij op 1 december 1830, dus bijna 34 jaar, met Gezina Oltkamp die uit Groningen komt. Volgens de kolonieadministratie is zij tien jaartjes ouder, geboren 14 februari 1786.

Per 1 april 1832 moet Jacob Kluvers verkassen naar het kindergesticht Veenhuizen-1. Ook daar wordt hij voor 500 gulden per jaar onderdirecteur, maar wel eentje met méér taken. Zie hier voor het besluit daarover. Hij en Gezina verhuizen naar het eerste gesticht en daar maakt Jacob ook deel uit van de raad van tucht voor weeskinderen. Gedurende de rest van 1832 en in de jaren 1833 en 1834.

Als onderdirecteur van VH1 staat op folio 28 van invnr 997 en op folio 46 van invnr 998. Tot hij nog hoger klimt!

Adjunct-directeur
Per 1 mei 1834 wordt Jacob Kluvers bevorderd tot adjunct-directeur van het tweede gesticht in Veenhuizen, de hoogste gezagsdrager aldaar. Met onder zich zo'n honderd gezinnen van arbeiders en militaire veteranen en rond de vijftienhonderd bedelaars. In die functie verdient hij 1.000 gulden per jaar.

Als adjunct-directeur van VH-2 staat hij op folio 62 van invnr 998. Misschien is het toch te hoog voor een eenvoudige kruidenier...

Oproer
Tijdens Pasen 1840 breekt er oproer uit in het tweede gesticht. Toevallig ook aanwezig is Wouter Visser die dan als 'Inspecteur der Koloniën' juist Veenhuizen inspecteert. Visser stelt Jacob Kluvers tijdelijk op non-actief en neemt zelf de leiding om het oproer de kop in te drukken. Het oproer wordt beschreven in De strafkolonie p 209-215 en in een serie artikelen op VeleHanden, welke serie hier begint (de links naar de volgende artikelen staan op deze pagina).

De stukken staan nu ook op de site en zijn bereikbaar via deze pagina.

Vastheid en veerkracht
De permanente commissie vindt dat Jacob Kluvers in de fout is gegaan door tijdens het oproer twee keer toe te geven aan de eisen van de opstandige bedelaars. Hij 'bezit niet de vastheid en de veerkracht benodigd in dergelijke omstandigheden', aldus de permanente commissie. Ze wil van hem af. Zodra hij daar lucht van krijgt, schrijft de wanhopige Jacob een aantal schrijnende brieven aan de permanente commissie.

Ook directeur Jan van Konijnenburg vindt het niet nodig Jacob Kluvers te ontslaan. Hij stelt een aantal andere maatregelen voor als ze Kluvers laat zitten, en aan dat laatste voegt hij nadrukkelijk toe 'waarvoor nog al veel te zeggen zoude zijn en waarop ik voor mij, geen bepaalde bedenkingen zoude te maken hebben’.

Ontslag
En mochten ze Kluvers toch weg willen hebben bij het tweede gesticht, dan zou Van Konijnenberg hem graag zien als onderdirecteur bij een van de wezenetablissementen, ‘als hoedanig hij steeds zeer voldaan heeft’

Niets van dit alles.

Jacob Kluvers vliegt per 31 mei 1840 de laan uit. In een tijd dat er nog geen werkloosheidsuitkeringen bestaan is dat een ramp. Vier jaar later, op 24 april 1844, overlijdt Jacob Kluvers te Groningen, 47 jaar oud.