Herman Jurgens: boekhouder en wijkmeester te Willemsoord, zaalopziener en winkelier te Veenhuizen, met 'braaf gedrag' en 'geschiktheid van deszelfs huisgezin'

Herman Jurgens duikt voor het eerst op in de annalen van de Maatschappij van Weldadigheid met een fraai geschreven sollicitatiebrief gedateerd 28 augustus 1821 en ondertekend met 'Hermann Jurgens, sergeant-majoor bij de 3e Garnizoens Kompagnie in Garnizoen te Delfzijl'. De brief bevindt zich in invnr 58 de scans 634-635, zie bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn. Hieronder mijn aantekeningen over hem:

Getuigenis

Als altijd gaat de permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid - vaak afgekort als P.K. - informatie inwinnen over de sollicitant en daarover meldt ze op 10 november 1821, invnr 352 (daarvan zijn geen scans) aan prins Frederik:.


2. Dat echter de P.K. omtrent de sergt. maj. H. Jurgens van de subk. Delfzijl, op heden, ook ten aanzien zijner burgerlijke levenswijze, en zijne geschiktheid ter vervulling van eenig door denzelven verlangde betrekking in de kolonien, de aller gunstigste getuigenis heeft ontvangen.

Prins Frederik is niet alleen voor het leven benoemd voorzitter van de Maatschappij van Weldadigheid, maar hij is ook hoofd van de Nederlandse strijdkrachten en de boodschap aan hem is: 'regel wat'.

Soldij

Dat doet de prins. Op 24 januari 1822, invnr 60, stelt de commissaris-generaal van oorlog ter dispositie (= beschikking) van de Maatschappij de sergean­ten F. Lindemans, Vogelsang en de ser­geant-majoor H. Jurgens. De laatste met behoud van volledig soldij.

Aankomst

Dat houdt in dat de Maatschappij hem niks of niet zoveel hoeft te betalen, dus dan kan die komen. Op 14 februari 1822, invnr 60, meldt de directeur:


Voorts heb ik de eer de Permanente Kommissie te adres­seren eenen staat van vestiging van den onlangs aangekomene sergt. majoor Jurgens;

ik heb het doelmatig geoordeelt hem met de administratie van kolonie N6 te belas­ten, met dien verstande nogtans, dat hij bij den boekhou­der Heijzer, en als onder opzigt van deeze, zal werken tot dat de eerstge­noemde zich de wijze van administratie eener kolonie zal hebben eigen gemaakt.

Nog weinig is met zekerheid over zijne bekwaamheden te oordelen, echter komt het mij voor dat hij met den besten wil nauwelijks aan zijne bestemming zal voldoen:

Willemsoord

Die aankomststaat is invnr 60 scan 327 en daaruit blijkt dat het gezin op 7 februari 1822 is aangekomen en dat ze worden gehuisvest in hoeve 2 van kolonie 3 (= Willemsoord). Zie bij hoeve 2 op deze pagina. Zoals daar gemeld wordt hij verplaatst naar hoeve 42b (hoeves met een 'b' erachter zijn wijkmeesterhoeves, dat wil zeggen zonder een lapje land eromheen) in kolonie 6 (= Willemsoord-Steggerda).

Daarvan is uit die periode helaas geen stamboek bewaard gebleven. Het gevolg is dat over de op de aankomststaat vermelde zoon Frederik Heinrich Carel Jurgens in de kolonieadministratie niets te vinden is. Geen geboortedatum, geen datum dat hij van de kolonie vertrekt, niets. Misschien is er in de post nog iets te vinden, maar daar heb ik niet gezocht, die eer is aan anderen die daarvoor dit lijstje kunnen gebruiken.

50 gezinnen

Daarna zijn er uitsluitend tevreden geluiden over de werknemer Jurgens. Hij kan ook wel wat assistentie gebruiken, schrijft op 23 maart 1823, invnr 64, de directeur der koloniën bij een beschouwing over diverse personeeelsleden:


Betrekkelijk Jurgens, boekhouder van kolonie no.6, merk ik aan, dat hoewel het waar is, deze kolonie nog slechts door p.m. 50 huisge­zinnen is bewoond, zij reeds ruim zo veel werk verschaft als gevoege­lijk door een persoon kan worden verrigt; het is ook daarom dat in alle de andere kolonien die van tachtig tot 100 huisgezinnen bevatten, den boekhou­der een adsistent is toegevoegd.

Veenhuizen

Op 2 oktober 1824, invnr 71, op een moment dat in Veenhuizen het eerste gesticht langzaam bevolkt begint te raken en men ook het tweede gesticht wil klaarmaken voor bewoning: :

(...) terwijl ik almede bij deeze voorstel de boekhouder Jurgens van kol. N6 op zijn verzoek over te plaatsen in het 2e etablissement te Veenhuizen, provisio­neel met den ontvangst der goederen, het aanleggen der boeken enz. te chargeren, om hem dervolgens als zeer geschikt tot zaalop­ziener daar toe te employeren;

En uit een brief van de directeur van 13 november 1824, invnr 71, blijkt dat Herman Jurgens (de kolonieadministratie doet niet aan de tweede 'n' achter zijn voornaam) hulp krijgt bij het klaarmaken van Veenhuizen-2:


(...) dat Beezemer insgelijks zijne rijs dadelijk naar Veenhui­zen heeft vervolgd om in het 2 etablissement met Jurgens een begin te maken met het ophangen van hangmatten enz.


Zaalopziener

Zie over de gemelde Bezemer deze pagina. Als het tweede gesticht helemaal klaar is om bewoners te ontvangen, is Herman Jurgens inmiddels aangesteld als zaalopziener, blijkt uit een brief van de directeur op 18 december 1824, invnr 71:


(...) zijnde de Adjunkt Direkteur en Onder Direkteuren, benevens zes zaalopzieners reeds benoemd en gedeelte­lijk aangekomen, als Jurgens, Lindeman, Kramer, Le Clerq, De Waal en Kloppenburg.

Derde gesticht

Maar de plannen veranderen. Besloten wordt om eerst het derde gesticht te bevolken. Daar komen weeskinderen, zie dit overzicht van aankomsten, en op een schemaatje van 22 oktober 1825, invnr 76, blijkt dat Hermann Jurgens zaalopziener voor weeskinderen is. Maar bij dat schema staat ook:


Betrekkelijk deze geemployeerde steld den ondergeteeken­de voor hem naar het 1e etablissement overteplaatzen en zulks in remplaze­ment van den hierbovengenoemde zaalopziener van Veen.

Eerste gesticht

Over de genoemde zaalopziener Van Veen zie deze pagina. Op basis van dat voorstel neemt de permanente commissie op 3 november 1825 een besluit, waarvan de transcriptie hier staat. Voortaan is Herman Jurgens dus zaalopziener voor weeskinderen in het eerste etablissement.

Dat duurt een jaar. Dan, op 14 oktober 1826, ivnr 81, in een brief met nummer 399A van waarnemend directeur Gijsbert Falck (de directeur is even met verlof) geeft hij in overweging:

dat den zaalopziener Jurgens in het 1e Etabl: Veenhuizen door klimmende jaren, thans minder geschikt zou zijn, voor eenen post als winkelier, dan wel in deszelfs betrekking van zaalopziener te kontinueeren.

En stelt hij daarom voor:

Om de zaalopziener H. Jurgens, uit hoofde van zijn braaf gedrag, en geschiktheid van deszelfs huisgezin, te benoemen als winkelier in het 3e Gestigt, op het gewoon salaris
van ƒ 7-.

Winkelier

Bovenstaande staat ook in transcriptie op deze pagina en hoewel ik het niet gezien heb neem ik aan dat het besluit dat de permanente commissie daarna neemt helemaal conform dit voorstel is. Herman Jurgens met zijn braaf gedrag en geschikt huisgezin is dus voortaan winkelier van het derde gesticht.

Het oudste bewaard gebleven personeelsregister begint in 1828 en heeft invnr 997 (helaas geen scans) en daar staat het gezin van de winkelier op folio 52. Het daaropvolgende register heeft invnr 998 en daar staan ze op folio 78. Uit die registers neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

Herman Jurgens is volgens de kolonieadministratie geboren op 21 mei 1770. Hij is net als de rest van het gezin hervormd (en hij betaalt ƒ 1,50 voor een zitplaats in de hervormde kerk). Hij is getrouwd met:

● Juliane Frederike Sophia Knorr, geboren 21 april 1771. Na het vertrek van zoon Frederik Heinrich Carel Jurgens hebben ze nog twee kinderen in huis:

● Hermina Sophia Jurgens, geboren op 31 juli 1809, en
● Barbe Christina Jurgens; geboren op 2 september 1813.


Carrière als winkelier

Winkeliers betalen voor een zitplaats in de hervormde kerk te Veenhuizen één gulden per jaar. Dus ook Herman Jurgens, zie voor 1829 invnr 95 de scans 896-897, en voor het jaar 1831 invnr invnr 120 scan 314.

Jurgens voldoet goed als winkelier. In een brief dd 14 maart 1831, invnr 112 scan 216, vergelijkt de directeur hem met de winkelhouder van het tweede gesticht. Die laatste heeft van de tien procent winst die de aan de winkel geleverde goederen moeten opbrengen slechts ƒ 134.13½ van de beoogde ƒ 692.94½ afgedragen, wat nog geen 20 procent is. Herman Jurgens heeft diezelfde periode ƒ 348.05 van de beoogde ƒ 479.46 op tafel gelegd, oftewel meer dan 72 procent.

Huwende dochter-1

In een overzichtje van mutaties bij het derde gesticht, invnr 137 de scans 9 en 10, wordt gemeld dat de hoofdonderwijzer van het gesticht Albert Schuurman, gehuwd is met Hermina Jurgens, dochter van de winkelhouder H. Jurgens. Dat huwelijk heeft plaatsgevonden op 17 april 1833.

Zie over Albert Schuurman en het gezin dat hij en Hermina Jurgens stichten deze pagina. Enkele jaren later, in juli 1838, verlaat dit jonge gezin de koloniën en wordt Schuurman onderwijzer te Middelstum in Groningen.

Huwende dochter-2

Op 5 april 1837, invnr 182 scan 165, schrijft de directeur dat 'de oude winkelier Jurgens bij het 3e gesticht te Veenhuizen' binnenkort 'ook zijn tweede en laatste dochter zijn huis zal zien verlaten'. Dat heeft te maken met het huwelijk van Barbe Christina Jurgens op 27 juli 1837 met een van de zoons van de weduwe Haarman. Zie deze pagina en dan zoon Frederik Christiaan.
Die is op het moment onderdirecteur van het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, dus daar verhuist Barbe naar toe. En dat levert een probleem voor de winkel, schrijft de directeur in deze brief:

Zijne vrouw is, daarenboven, sukkelende en hij zelf niet meer in staat iets te verrigten, zoodat zij genoodzaakt zijnde waarneming van den winkel op te geven.

De directeur stelt een vervanger voor en komt later in de brief op de bejaarde Herman Jurgens terug:

Nu blijft de oude Jurgens, die de Maatschappij 15 jaar gediend heeft, met zijne bejaarde sukkelende vrouw nog te behandelen over. Hij verlangt aanvankelijk niets meer dan aan het 3e gesticht te mogen blijven wonen, naardien hij van zijn pensioen en eenige ondersteuning zijner kinderen desnoods kan blijven bestaan, in het vooruitzigt nog van met der tijd met de plaats van portier aan de achterpoort te zullen kunnen worden begunstigd, waartoe zich de gelegenheid mogelijk eerlang opdoet.
Mij dunkt UwEdG zullen deze lieden dat verzoek niet afslaan, terwijl het nog aan geene opene woningen ontbreekt, en, in andere gevallen, het corps vreemde ambtenaren weêr vermindert, door aanstelling van kolonisten, zoo als door mij van L. Harmeling tot zaalopziener aan UwEdG is voorgedragen.

Ontslag

De permanente commissie besluit op 3 mei 1837 N11 dat Herman Jurgens per 30 juni 1837 ontslagen als winkelier. Hij loopt dan richting de zeventig. Niet dat het veel scheelt met zijn opvolger, de nieuwe winkelier van het derde gesticht Hendrik Steenbeek, zie hier, is twee jaartjes jonger.

Of de functie van portier van de achterpoort uiteindelijk doorgaat betwijfel ik en waar Herman Jurgens en vrouw daarna van leven zou ik niet weten. Ouderdomspensioen is nog niet uitgevonden. Blijkbaar wonen ze eerst bij dochter Hermina Sophia te Middelstum, want Juliane Frederike Sophia Knorr overlijdt daar in 1840. En Herman Jurgens overlijdt te Veenhuizen, waar dochter Barbe Christina dan woont, in 1849.