Arbeidershuisgezinnen wonen in de woninkjes aan de buitenkant van
de drie gestichten te Veenhuizen. Zodra er een etablissement
gereed is, verdeelt de permanente commissie van de Maatschappij
van Weldadigheid de woningen onder de meest ijverige subcommissies
van weldadigheid. Begin 1825 zijn er weer plekken te
vergeven in het tweede etablissement en de subcommissie Leeuwarden
valt ook in de prijzen.
Loting
Leeuwarden mag twee gezinnen voordragen. Daarover schrijft ze op
21 januari 1825, invnr 72 (zie bovenaan de pagina hoe de
scans van deze en andere invnrs te bereiken) en vul rechtsonder
het scannummer 177 in. Vanwege de grote belangstelling hebben ze
er te Leeuwarden om moeten loten en 'het lot trof Adrianus
Jellema'. Diens oudste zoon vervult momenteel zijn dienstplicht,
maar Jellema hoopt dat die zoon zich tussentijds bij het gezin kan
voegen.
De permanente commissie accepteert de voordracht en houdt dat bij
in het designatieregister, zie deze pagina en
dan nummer 60. Volgens die notitie komen de Jellema's op 25
april 1825 aan en worden ze gehuisvest in woning 33 van het
tweede gesticht te Veenhuizen.
Maar ik vind ze in het register van het derde gesticht,
invnr 1572 scannummer 113. Met de vermelding '3E' voor 3e
etablissement en eerst woning 33 en daarna woning 101.
Gezinssamenstelling
Vanaf deze plek neem ik de gegevens van het gezin over, met de
kanttekening dat geboortedata in de kolonieadministratie lang niet
altijd betrouwbaar zijn:
● Adrianus Jellema is volgens die administratie geboren 20
november 1776 en heeft evenals de rest van het gezin als
godsdienstige gezindheid 'hervormd'. Hij is getrouwd met:
● Aaltje Geerts Dik, geboren 9 april 1784. Het
echtpaar heeft de volgende kinderen:
● Jacob Jellema, geboren 5 september 1805,
● Jillert Jellema, geboren 25 september 1820,
● Saapkje Jellema, geboren 12 januari 1823, en te
Veenhuizen komt daar bij:
● Pietje Jellema, geboren 16 augustus 1825, maar
zij zal 24 maart 1827 overlijden.
Weg hier
Het leven in Veenhuizen bevalt NIET. En ze zijn zeker niet de
enigen. Op 18 maart 1828, invnr 90 scan 578, laat de
directeur der koloniën aan de landelijke leiding weten dat Jellema
een van vijf arbeidersgezinnen is die met ontslag van de
kolonie willen vertrekken. Dat is na tweeënhalf jaar Veenhuizen.
Enige tijd later, op 16 juni 1828, mengt ook de
subcommissie Leeuwarden zich erin. Er is bij haar 'mondeling' en
'meermalen' door Adrianus Jellema gevraagd om uit de kolonie weg
te mogen en wat haar betreft kan dat maar beter snel gebeuren,
invnr 91 scannummer 418.
Zo makkelijk gaat dat niet. De permanente commissie schrijft
volgens het bijschrift op bovenstaande brief eerst aan de
directeur om te horen hoe het er met die Jellema voorstaat. Als
reactie stuurt hij op 11 juli 1828, invnr 92 scannummer
167, de rekening-courant met het gezin, maar die zit er helaas
niet bij.
Schuld
Daarop schrijft de permanente commissie op 4 augustus 1828
aan de subcommissie Leeuwarden. Die brief heb ik niet bekeken,
maar moet voor liefhebbers in invnr 350 zitten (daarvan zijn geen
scans). De subcommissie reageert 9 augustus 1828, invnr 92
scannummer 514. Andries Jellema blijkt eerst een schuld van bijna
dertien gulden te moeten voldoen.
Als de directeur op 12 september 1828 daarover schrijft,
invnr 93 scan 178, blijkt die schuld te bestaan uit 'voorschotten
op kleeding'. De directeur denkt dat Jellema met zijn gezin genoeg
arbeidskracht bezit om die schuld af te lossen, als hij maar 'de
nodige zuinigheid in zijne huishouding' zou betrachten.
Jellema zelf
Blijkbaar bemoeit Leeuwarden zich er ook nog mee, blijkt uit een
brief op 8 oktober 1828 van Adrianus zelf, invnr 94
scannummer 91. Het is geen schoonschrift, maar helemaal niet
beroerd voor een arbeiderskolonist. Met 'eerste Mijsse' bedoelt
hij de 'eerste mise', de verstrekking van huisraad die een
kolonistengezin bij aankomst ontvangt en die ze met hun arbeid
moeten terugbetalen. Ik heb omwille van de leesbaarheid wat extra
interlinies toegevoegd:
Veenhuizen, den 8 october 1828
Mijne Heeren,
Ik heb een brief gedateerd den 9 Aug: ontvangen, van den subkommissie van Leeuwarden, inhoudende dat ik vrijgesteld wierd van de Eerste Mijsse, dat daarop schuldig was te betalen
Maar dat ik nog een schuld had van 12 gl 72 cents dat ik dat moest restitueren dat ik dan de colonie verlaten kon
Maar mijn omstandigheid laat mij zulks niet toe om reeden ik tegenwoordig er werk aan heb om met mijn huishouding de mond open te houden omdat er geen werk schoenmaken op het Fabriek is
En voor het landwerken ben ik niet meer berekend
Nu is mij te raden gegeven van de secretaris van de voornoemde commissie om mij te wenden tot UEdl met instantelijk verzoek daar ik voor de winter gaarne nog na Leeuwarden wenscht te gaan om mij van de 12 gl 72 cents te ontslaan
En mij te schenken
Hoop dat UEdl in dit mijn verzoek voldoen zult.
Noem mij met ontzagting,
Uw onderdanige Dienaar,
A. Jellema
Aan dat verzoek wordt voldaan. Het gezin vertrekt met ontslag op 20 oktober 1828 uit Veenhuizen.