Jan Pieter van Ingen, in particuliere dienst van Zijne Excellentie den Heer Baron J. van den Bosch

De stichter van de koloniën Johannes van den Bosch had ooit, toen hij in 1829 vertrok om gouverneur-generaal van de Oost te worden, al eens een kolonistenzoon als bediende meegenomen. Tien jaar later, in 1839, als hij in Den Haag de grote villa Boschlust heeft laten bouwen, blijkt hij een koloniebewoner als tuinman te hebben aangenomen. Het wordt verhaald op pagina 296-297 van De kinderkolonie, hier de desbetreffende stukken.

Om bij het begin te beginnen: Jan Pieter van Ingen is op 18 december 1814 te Middelburg geboren als zoon van een ongehuwde moeder. Dat is niet de beste levensstart. Op een gegeven moment is hij onder voogdij terechtgekomen en besluiten de Heeren Burgemeester en Wethouders van Middelburg hem naar het kindergesticht in Veenhuizen te zenden.

Acht dagen reizen
Een groep van zestien kinderen vertrekt 20 maart 1825 vanuit Middelburg. Volgens de autoriteiten is de dan tienjarige Jan Pieter gekleed in 'een karsaaije buis, een dito broek, een paar schoenen, een linne hemd, een paar kousen, een das en een hoed'. Aldus een brief uit Middelburg die hier op de site staat.

Het gezelschap komt op 28 maart 1825 in Veenhuizen aan. Jan Pieter krijgt het weesnummer 793 en is op dat nummer op te zoeken in het register van Veenhuizen-1 met invnr 1571, het wezenregister 1829-1830 met invnr 1410 en het wezenregister 1831-1834 met invnr 1411 (zie bovenaan de pagina hoe de scans van die invnrs te bereiken).

Onberispelijk
Af en toe komt Jan Pieter van Ingen voor op overzichten. Bijvoorbeeld op deze lijst van Middelburgers in de koloniën, op deze lijst waar hij 'gezond en onberispelijk van gedrag' genoemd wordt en op dit overzicht van zaal 7 & 8,

Op 3 oktober 1830 wordt hij uitverkoren om kwekeling te worden op het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren en vertrekt hij daar vanuit het eerste gesticht te Veenhuizen naar toe. Zie hier voor meer over dat Instituut.

In de kwekelingenregisters (daarvan zijn geen scans) 1828-1831 met invnr 1610 en 1832-1835 met invnr 1584 staat hij met kwekelingennummer 14. Hij komt ook voor op de staten op deze pagina en volgende pagina's waaruit de verdiensten en kledinguitgaven van kwekelingen in 1833 kunnen worden afgelezen.

Grootverdiener
In 1834 wil de permanente commissie bezuinigen op het Instituut in Wateren omdat volgens haar de kwekelingen het al te ruim hebben. Zie het besluit van 12 september 1834. De directeur reageert daar fel op, zijn brief staat onder het besluit. Erbij voegt de directeur een overzicht van uitbetaald zakgeld, invnr 151, vul rechtsonder het scannummer 303 in en we zien Jan Pieter trots als een van de meestverdienenden bovenaan staan.

In de hiervoor genoemde brief verdedigt de directeur dat met de opmerking dat Jan Pieter en drie anderen 'dezen zomer zijn te grasmaaijen geweest', in een gebied dat bekend staat als 'Oude Willem, op 2 uren afstand van het Gesticht', en dat de jongens 'van hun zakgeld zich spek hebben moeten aanschaffen, om dat zware werk te kunnen uithouden'.

Militaire dienst
Later dat jaar moet Jan Pieter van Ingen in militaire dienst. Hij verlaat Wateren op 8 september 1834.
Maar ergens in de zomer van 1839 meldt hij zich weer bij de kolonie. Dat kan. In 1833 is er een besluit genomen, zie hier, dat kwekelingen die militaire dienst hebben gedaan weer opgenomen kunnen worden 'voor zoo verre zij zich te voren goed hebben gedragen en aanleg bezitten om met goed gevolg tot koloniale ambtenaren te worden opgeleid'.

In het kwekelingenregister 1836-1847 met invnr 1582 staat een notitie dat de permanente commissie een besluit neemt over Jan Pieters verzoek terug te mogen keren op haar vergadering van 31 juli 1839 onder agendapunt N1. Dat heb ik niet gezien, maar zou zich voor liefhebbers moeten bevinden in invnr 490 (geen scans).

Vertrek
In datzelfde kwekelingenregister wordt hij weer ingeschreven, nu met kwekelingennummer 34 en de aantekening dat hij op kosten van de permanente commissie gevestigd is. Als aankomstdatum staat er 5 augustus 1839.
Het is van korte duur, want al snel pikt Johannes van den Bosch hem op en per 30 oktober 1839 verlaat Jan Pieter van Ingen, en dit keer voorgoed, de koloniën van weldadigheid.

Dat gaat blijkbaar een beetje gehaast (zoals veel bij Johannes van den Bosch), want op 4 december 1839 schrijft de directeur der koloniën in een brief met nummer N3350 aan de permanente commissie, invnr 221 en vul rechtsonder het scannummer 116 in:


Frederiksoord, den 4 December 1839
                   
Op den 30 October jl van Wateren vertrokken en in particuliere dienst van Zijne Excellentie den Heer Baron J. van den Bosch, overgegaan zijnde de kweekeling Jan Pieter van Ingen, met wien niet finaal is afgerekend geworden,
zoo neem ik de vrijheid, op aanzoek van den Instituteur, UwEdGeb te verzoeken, om onderstaand saldotegoed dier ontslagen kweekeling wel te willen doen uitreiken en goed te keuren, dat hetzelve te Wateren, aan het respect Permanente Commissie worde afgeschreven.

Hij heeft nog schuld op kleeding f  -.17
En tegoed wegens oververdiensten f 44.17
Blijft tegoed f 44.-  

De Directeur der Kolonien
J. van Konijnenburg

Op haar vergadering van 7 januari 1840 onder agendapunt N23 besluit de permanente commissie hierover. Heb ik ook niet gezien (moet in invnr 496 zitten), maar ik neem aan dat ze die 44 gulden wel aan Jan Pieter in Den Haag zijn gaan brengen. Volgens de Instituteur van Wateren werkt hij in 1841 nog als ‘tuinmansknecht te s Hage’. Vermoedelijk blijft hij dat doen tot de dood van Johannes van den Bosch in januari 1844.

Zie voor een overzicht van stukken over weeskinderen in Veenhuizen deze pagina.