De broers Van Herfden zijn waarschijnlijk geen volle wezen. Ergens in de hieronder weergegeven stukken wordt even hun vader genoemd. Maar heel bijzonder is dat niet: ongeveer een vijfde van de bevolking van het wezengesticht is geen wees.
De broers komen op 17 juni 1832 aan in Veenhuizen, als onderdeel van een grote groep (bijna 90) Amsterdamse kinderen. Louis Nicolaas van Herfden is dan twaalf jaar, want hij is geboren op sinterklaasdag, 5 december 1819. Hij krijgt het weesnummer 956. Koenraad van Herfden is pas tien jaar, hij is geboren 21 april 1822. Hij krijgt het weesnummer 958. Onder die nummers zijn ze te vinden in het register van wezen 1831-1834 met invnr 1411.
Nog in het jaar dat hij aankomt, komt Louis Nicolaas van Herfden in aanraking met het koloniale tuchtrecht. Hij behoort tot een groepje jongens dat blijkbaar zo'n enorme honger heeft dat ze bij een bedelaar-veldwachter 'bedorven bokking' kopen. Het kost Louis Nicolaas opsluiting 'voor den tijd van drie achter een volgende nachten' in de strafkamer bij het gesticht, zie hier het zittingsverslag van 8 december 1832a.
Daarna komt hij niet meer met de tuchtraad in aanraking. Hij wordt zelfs uitverkoren kwekeling te worden op het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren. In het register met invnr 1582, heeft hij kwekelingennummer 3 en is genoteerd dat hij 26 mei 1834 in het Instituut is opgenomen.
In hetzelfde register, dus invnr 1582, staat twee folio's verder dat broer Koenraad van Herfden op 10 augustus 1835 in het Instituut te Wateren wordt opgenomen. Hij heeft kwekelingennummer 26. De broers zijn weer samen op dezelfde slaapzaal.
Dan is het 1837. Louis Nicolaas van Herfden, inmiddels zeventien en een half jaar oud, krijgt verlof om naar Amsterdam te gaan. En... hij komt niet terug. Op 6 december 1837 informeert het ministerie van Binnenlandse Zaken schriftelijk of hij al is teruggekeerd. Deze brief bevindt zich vermoedelijk in invnr 190.
Op 23 december 1837 bij agendapunt N15, invnr 467, besluit de permanente commissie die vraag door te spelen aan de directeur der koloniën:
informatie vragende of de van verlof achtergebleven wees L.N. van Herfden niet reeds in de kindergestichten is teruggekeerd
Op 3 januari 1838 reageert directeur Jan van Konijnenburg op deze vraag. Hij heeft een brief bemachtigd die Louis Nicolaas aan broer Koenraad van Herfden heeft geschreven. De directeur schrijft in een brief met nummer N16, invnr 191 scan 62:
Frederiksoord den 2e Januarij 1838
Ter voldoening aan de Marginale van den 23 December JL N. 15, heb ik de eer UwEdg: met de terugzending des briefs van Zijne Exc. den Minister van Binnenlandsche zaken, hierbij te voegen eenen brief van den achtergeblevenen kweekeling L. N. van Herfden, aan zijnen broeder te Wateren, kort na de expiratie van zijn verloftijd geschreven, waaruit blijkt, dat hij zich als matroos zou hebben verbonden, waartoe ik dacht, dat geen mogelijkheden zoude bestaan zonder toestemming zijns Vaders.
Konde dit nog worden verijdeld en hij naar de kolonien terug gezonden, zulks zoude de goede orde zekerlijk bevorderlijk zijn.
De Directeur der kolonien
J. van Konijnenburg
Ja, het zou natuurlijk rampzalig zijn voor de goede orde als iedereen zomaar met de marine weg kan varen. De bedoelde brief van de hand van Louis Nicolaas is helaas nog niet teruggevonden. Dat is een kwestie van goed bladeren door invnr 191 en voorafgaande invnrs (de brief kan opgeborgen zijn op de datum waarop die is geschreven, ergens in september 1837).
In het stamboek van kwekelingen met invnr 1582 bij
kwekelingnummer 3 én in het wezenregister met invnr 1412 bij
weesnummer 956 wordt aangetekend: 'Herfden afgevoerd den 2 Jan
1838 als sedert Sept 1837 van verlof achtergebleven'.
Maar op 19 januari 1838 besluit de permanente commissie, bij agendapunt N23, invnr 468, toch nog eens aan het ministerie te vragen of er nog iets te doen is tegen de stap van Louis Nicolaas van Herfden. Op 9 maart 1838 geeft het ministerie antwoord, invnr 193 scan 019:
’s Gravenhage den 9 Maart 1838
7e afdeeling
De uit de kindergestichten van verlof achtergebleven Jongeling L. N. van Herfden, laatstelijk vermeld in UWelEdelens brief van den 19e Januarij ll. N. 23, is, blijkens berigt van den Heer Staatsraad Gouverneur van Noord Holland, bereids den 6e October ll., als matroos van de 3e klasse, op Zijner Majesteits Wachtschip de Kenau Hasselaar in dienst getreden, weshalve hij niet naar de opgemelde gestichten is kunnen worden terug gezonden.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
De Kock
Op 17 Maart 1838 bij agendapunt N5, invnr 470, besluit
de permanente commissie het er dan verder maar bij te latn zitten.
Terwijl Louis Nicolaas achter de horizon verdwijnt, blijft
Koenraad in het Instituut te Wateren. Tot midden 1841. In het
kwekelingenregister met invnr 1611 staat achter zijn naam, nog
steeds met kwekelingennummer 26: '25 juni 1841 overgeplaatst naar
het derde gesticht Veenhuizen'. Maar dat duurt maar een maandje,
Want het wezenregister met invnr
1412 meldt bij weesnummer 958: ''van Herfden in mil dienst 23
July 1841'. Dan is de laatste Van Herfden van de kolonie
verdwenen.