Op 21 augustus 1822 arriveert Gerrit met de zijnen. Ze
worden gehuisvest in hoeve 48 van Willemsoord, zie de locatie op dit
kaartje. Dat is nogal een uithoek, vrij ver van het centrum
van Willemsoord.
Aankomst
Op 25 augustus 1822 bevestigt de directeur der koloniën in een
brief aan de permanente commissie de aankomst, invnr 62 scan 430.
Zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn. De
directeur stuurt ook een vestigingsstaat. Die bevindt zich nu in
invnr 1370, daarvan zijn geen scans en dus moeten we het doen met
mijn amateuristische fotootje:
Die vestigingsstaat beweert dat ze in hoeve 31 van kolonie 6
(Willemsoord-Steggerda) geplaatst zullen worden, maar dat klopt
dus volgens mij niet. Het valt niet na te gaan, want uit die tijd
zijn geen stamboeken bewaard gebleven.
Ongesteld
Het maandblad de Star van augustus 1824, zie hier, meldt bij de
kolonieberichten dat er 'thans weinige zieken' in de koloniën
zijn. 'Alleen in No 6 is de wed. Den Ouden, en de kolonist Van
Helten ongesteld.'
Als op grond van dit
besluit de koloniën opnieuw zijn ingedeeld en er vanaf 1
juli 1825 nog maar drie koloniën zijn, worden nieuwe
stamboeken gemaakt en die zijn wel bewaard gebleven. De familie
staat op scan 19 van het stamboek Willemsoord met invnr 1358 en op
scan 12 van het stamboek met invnr 1359.
Uit die stamboeken neem ik de gezinsgegevens over, met de
kanttekening dat de kolonieadministratie slechts een particuliere
bron is en dat geboortedata zelden kloppen.
Gezinssamenstelling
● Gerrit van Helten is volgens die kolonieadministratie
geboren 2 februari 1783. Hij is net als de rest van het gezin
hervormd. Hij is getrouwd met
● Jannetje Smits, geboren 10 april 1785. Ze komen aan met
de volgende kinderen:
● Hendrika Wilhelmina van Helten, geboren 30 oktober
1808,
● Klaas van Helten, geboren 10 juli 1811,
● Evert van Helten, geboren 5 januari 1813,
● Jannetje van Helten, geboren 16 oktober 1815,
● Wilhelmina van Helten, geboren 5 oktober 1817, en
● Katharina Wilhelmina van Helten, geboren 15 mei 1820.
Op de kolonie komt daar bij:
● Kornelia van Helten, geboren 14 juli 1824,
In eerste instantie niet meegekomen naar de kolonie is een oudere zoon:
● Johannes Bernardus van Helten, geboren 23 juli 1805.
Belijdenis & verlof
Het maandblad Vriend des Vaderlands (de opvolger van de Star)
meldt op pagina 677 van de jaargang 1827 dat dochter Hendrika
Wilhelmina van Helten op 19 maart 1826 belijdenis heeft
gedaan en is aangenomen als lidmaat van de hervormde kerk.
Op de zitting van de
kleine raad van 29 juli 1826 komt Gerrit van Helten vragen
of hij twee weken met verlof naar Amsterdam mag. Dat wordt
goedgevonden. NB: Verzoeken om verlof van gezinsleden
zullen vaker voorgekomen zijn, maar ik heb van lang niet alle
zittingen transcripties.
Verhuizing & lijsten
Op 2 oktober 1828 wordt het gezin overgeplaatst naar
hoeve 21 van Willemsoord, zie de locatie op dit
kaartje. Ze staan als bewoners van die hoeve in de
stamboeken met de invnrs 1360 (scan 22) en 1361 (ook scan 22).
Het gezin staat op een lijst die dominee Jentink van
Steenwijkerwold op 13 oktober 1828 maakt van
'kolonistenhuisgezinnen welke tot de protestantse godsdienst
behooren', invnr 94 scan 152 en verder. MAAR... Gerrit van Helten
staat ook op een lijst van kolonisten die in 1828 slechts
gedeeltelijk voor de koloniale arbeid geschikt zijn, invnr 95 scan
348 en 349.
De nieuwe weg
Op de zitting van de
kleine raad van 29 augustus 1829 verschijnt:
Klaas van Helten, van kol 3, verzoekende daar hij reeds den ouderdom van 18 jaren bereikt had, voor eenen gelijken tijd aan de nieuwe weg te mogen arbeiden; ook zijne ouders verlangden dit.
Die nieuwe weg is de van Rijkswege aangelegde verbinding tussen
Steenwijk en Leeuwarden die dwars door Willemsoord loopt. De
kleine raad is echter bang dat het Klaas zijn zeden zal bederven:
Daar men bij ondervinding geleerd heeft, dat zelfs de aanraking onzer kolonisten, met de algemeene wegwerkers, voor vele dingen, doch inzonderheid voor de zedelijkheid, nadeelig is, zoo wordt dit verzoek van beiden geheel van de hand gewezen, met bijvoeging der redenen waarom zulks geschiedt.
De komst van Johannes Bernardus
Op de zitting van de kleine raad van 11 november 1829 verschijnt:
Johannes Bernardus van Helten, oud 24 jaren, zoon van den kolonist van Helten, te kennen gevende dat hij, tijdens zijne ouders in de kolonie gekomen (1820), op reis naar de OostIndien was, en dus niet in de sterkte van het huisgezin is opgenomen; verzoekende tegenwoordig als kind van het huis zijner ouders en als kolonist te worden aangenomen.
Hij zit er twee jaartjes naast wat betreft de datum dat zijn
ouders naar de kolonie kwamen, maar dat doet er niet toe, de
kleine raad redeneert dat ze hem en andere sterke jonge knapen in
de kolonie prima kunnen gebruiken en keurt goed dat hij zich bij
het gezin voegt.
De familie staat op een lijst met de planning welke gewassen in
1830 op hun landje verbouwd zullen worden, invnr 102 scan 568.
Over Johannes Bernardus
Op de zitting van de kleine raad van 27 maart 1830 verschijnt:
Vrouw van Helten, van kol 3, verzoekende dat haar zoon Joh: Bernardus, deze winter op zijn verzoek wederom als kolonist aangenomen, wederom voor drie maanden buiten de kolonie mogt gaan werken.
De kleine raad wil het niet 'omdat hij nog maar weinige weken
wederom in de kolonie is geweest'.
Over Henderika Wilhelmina
Dan maar een andere, zullen ze gedacht hebben en op de zitting van de kleine
raad van 17 april 1830 vragen ze of dochter Henderika
Wilhelmina van Helten drie maanden verlof mag om te proberen in de
gewone maatschappij een baantje te vinden. Zie de
regeling waar dat op gebaseerd is.
In het stamboek staat dat ze met drie maanden verlof vertrekt op
24 april 1830. Het lukt haar niet, ze is op 30
september 1830 weer terug op het ouderlijk nest.
Militaire dienst
Op 26 augustus 1830 gaat Johannes Bernardus van Helten in
militaire dienst. Hij kan dan later meedoen aan de strijd tegen de
Belgen die zich op 4 oktober 1830 los willen maken van het
koninkrijk der verenigde Nederlanden.
Dat hij in dienst is gegaan wordt bevestigd door de naamlijst van
in 1830 vertrokken kolonistenkinderen, invnr 114 scan 38 en
verder.
Mest en tucht
Op de zitting van de
kleine raad van 20 augustus 1831 wordt vastgesteld dat het
gezin Van Helten de afgelopen week geen mest heeft gemaakt. Ook
dat kan, net als verlofaanvragen, veel vaker voorgekomen zijn,
maar als gezegd heb ik niet van alles transcripties.
Maar dan de tuchtraad. Bij de raad van toezicht van Willemsoord
van 30 september 1831, bijlage 1 op deze pagina,
wordt behandeld een klacht van de onderwijzers van Willemsoord
(bijlage 2) en dan moeten zowel Klaas van Helten als Evert van
Helten verschijnen. Ze maken deel uit van een groep jongens die
vervelend doen als de meisjes avondschool hebben.
Met een mes doorsteken
Klaas van Helten heeft er al even voor in de provoost gezeten en
Evert heeft behoord tot de groep die tijdens de les de deur van
buiten wilde barricaderen. En over Evert heeft de raad nog wel
meer te vertellen:
Ook word door ons voor de Raad van Tucht gesteld Evert van Helten, welke een der eerste belhamels is & zich in 't publik heeft doen kennen & gezegt, dat hij zoude doorgaan al was onderdirecteur of wijkmeester hierbij tegenwoordig en wanneer die hem wilde tegengaan hij dezelve met een mes zoude doorsteken.
De strafkamer
Bij de behandeling in de raad van politie en tucht voor de gewone
koloniën, hoger op diezelfde pagina, blijkt dat er getuigen zijn
die Evert vrijpleiten. Desondanks gaat hij een dag de strafkamer
in, zijn oudere broer Klaas moet vijf dagen brommen, 'om den
anderen dag te water en brood', dat wil zeggen om de andere dag
geen warme maaltijd.
Ze staan op een bevolkingsstaat van Willemsoord per september
1833, invnr 140 scan 499 en verder, en op een staat met
veranderingen in de broodverstrekking, invnr 141 scan 169.
In en uit en in en uit
Op 14 mei 1833 gaat Evert van Helten in militaire dienst.
Op 30 november 1833 keert Johannes Bernardus van Helten
terug van zijn militaire dienst.
Op 11 januari 1834 keert Evert van Helten terug van zijn
militaire dienst.
Op 14 mei 1834 gaat Klaas van Helten in militaire dienst.
Dat hij in dienst gaat wordt bevestigd door de lijst van in 1834
ontslagen jongeren, invnr 155 scan 304.
De Javasche medaille
Dan een leuke. De directeur-generaal van het Departement van
Marine meldt zich op 28 mei 1834 bij de permanente
commissie, invnr 148 scan 348 & 349.
De gewezen matroos J.B. Van Helten, thans zich bevindende bij zijne ouders te Willemsoord, heeft zich aangemeld ter bekoming van de Javasche medaille waarop hij na gedaan onderzoek is bevonden aanspraak te hebben.
De directeur-generaal stuurt de medaille met bijbehorend
certificaat en lint aan de permanente commissie met het verzoek
dat aan Johannes Bernardus van Helten uit te reiken. Dat zullen ze
vast wel gedaan hebben.
In 1835
Ze staan op een lijst met verdiensten en schuld in mei 1835,
invnr 159 scan 462, en een lijst met verdienste en schuld in juli
1835, invnr 161 scan 35, en een sterktestaat van Willemsoord
per 6 september 1835, 164 scan 158.
Op die laatste lijst wordt Hendrika Wilhelmina van Helten er al
niet meer bij geteld. Ze is op 11 juli 1835 met ontslag
van de kolonie vertrokken. Volgens invnr 167 scan 551 is zij
'dienstbaar bij de burgerstand te Amsterdam'.
Adsistent
De boekhouder van Willemsoord kampt met achterstand en heeft hulp
nodig van iemand die 'een goede hand schrijft'. Blijkbaar doet
Gerrit van Helten dat, want bij besluit van 28 januari 1836 N4
(dat moet zitten in invnr 444, waarvan geen scans zijn) wordt hij
aangesteld tot 'adsistent van den boekhouder'.
Hij verdient daar drie gulden per week mee en het gezin staat nu
in het personeelsregister met invnr 997 (daarvan zijn ook geen
scans) op folio 23.
Winkelafaire
Maar het hoeft niet meer zo nodig. Op 29 maart 1836
schrijft de subcommissie van weldadigheid Amsterdam aan de
permanente commissie, invnr 169 scan 456. Met afaire bedoelen ze
natuurlijk affaire::
De kolonist G. van Helten heeft zich schriftelijk tot ons vervoegd, met verzoek om met zijn gezin tegen 1e Mei aanstaande uit de Vrije Kolonie te worden ontslagen, aangezien hij met zijne thans bijna alle volwassene kinderen zich te Amsterdam wilde vestigen, waar een hunner een winkelafaire zoude uitoefenen.
Indien bij UWEd geene redenen bestaan dit verzoek te weigeren, zoo zouden wij hier mede genoegen nemen, echter zonder dat wij verplicht zoude zijn zijne in de Koloniën gemaakte schulden voor onze rekening te nemen..
Voldoend uitzigt
De directeur der koloniën heeft er ook van gehoord. Hij schrijft
aan de permanente commissie op 30 maart 1836, invnr 169
scan 481:
Ook het huisgezin van den gewonen kolonist G. van Helten, kol 3 hoeve 21, verlangt zijn ontslag, om voortaan te Amsterdam in hun onderhoud te voorzien, waarop hetzelve voldoend uitzigt schijnt te hebben.
Van Helten heeft zijn verzoek aan de subcommissie aldaar gerigt en verwacht hij daarop zijn ontslag tegen Mei aanstaande, hetwelk ik UWEdG. mededeel, op dat ik in tijds vrijheid hebben zou, het huisgezin te laten vertrekken en hun een ontslag-brief uit te reiken.
Vertrek
De permanente commissie beslist hierover of 8 april 1836 N7 of 19
april 1836 N20 (allebei zitten in invnr 447 waarvan geen scans
zijn). De uitslag is in ieder geval dat ze van de Maatschappij weg
mogen.
Dochter Wilhelmina van Helten wordt in 1836 nog 'op belijdenis
des geloofs aangenomen', zie invnr180 scan 98, maar daarna
vertrekken ze op 3 mei 1836 van de kolonie. Om er nooit
meer terug te komen, ook niet in de bedelaarsgestichten, dat heb
ik nagekeken.
Staartje
Er is nog wel een staartje, dat vier jaar later tevoorschijn
komt. De van de kolonie vertrokken kolonistendochter Neeltje
Groenewoud, uit Monnickendam, wil in 1840 trouwen met de
kolonistenzoon Jan Vreeling, ook uit Monnickendam, en na het
huwelijk Neeltjes ouders opvolgen als vrije kolonist. Maar dan
komt er een kwestie uit haar verleden op de proppen, zie invnr 224
scan 912.
Augustus 1836 had zij drie maanden verlof gekregen om te proberen
een baantje in de gewone maatschappij te vinden. Maar achteraf
bleek dat zij toen al ver heen was, want op 4 december 1836
bevalt ze te Kampen van een dochtertje. En nu komt uit dat
Neeltje, die op hoeve 24 van Willemsoord woonde, toen een kind
baarde dat niet - zoals iedereen dacht - van Jan Vreeling was,
maar dat 'door een zoon van de toenmaligen kolonist van Helten
zoude zijn verwekt'.
Er wordt niet bijgezegd welke zoon. Maar voor genealogen is dit een leuke puzzel. Want dat dochtertje, Berendina Groenewoud, groeit in de kolonie op, trouwt een kolonistenzoon, wordt kolonistenvrouw en krijgt een omvangrijk nageslacht. Dat dus niet van Vreeling afstamt maar van Van Helten.