Hendrik van Helden, koloniebewoner als stiefzoon van Simon Kruijt van 1830 tot 1835;
en veel later zou hij heel graag weer terug willen

Hendrik van Helden is volgens de kolonieadministratie geboren op 5 oktober 1815 te Leiden. Hij is de zoon van Carel van Helden en Judikje (of Frederika) Noteboom (of Neuteboom). Als  Carel Van Helden is overleden, hertrouwt Judikje met Simon Kruijt. Met hem en hun kinderen komt ze op 11 juni 1829 als kolonistengezin in Wilhelminaoord.


Wilhelminaoord

De familie Kruijt wordt geplaatst 'uit de contributie' (zie voor een uitleg van dat begrip) van het Korps Mariniers te Rotterdam. Blijkbaar heeft Simon Kruijt daar ooit bijgezeten. Ze komen terecht in hoeve 68 van Wilhelminaoord. Zie hier waar die hoeve ligt. Dat is in het Friese gedeelte van de kolonie.
Ze staan op dat hoevenummer in het stamboek Wilhelminaoord 1828-1829 met invnr 1353 scan 25 (zie bovenaan de pagina hoe de scans van dit en andere invnrs te bereiken).

Uit dit stamboek neem ik de gegevens van het gezin over.

Gezinssamenstelling

Simon Kruijt is volgens de in dit opzicht niet altijd betrouwbare kolonieadministratie geboren op 9 november 1780. Hij is net als de rest van het gezin gereformeerd.

Judik Noteboom is geboren op 29 november 1787. Ze hebben de volgende kinderen:

Maria Kruijt, geboren 29 januari 1820,
● Catharina Kruijt, geboren op 28 februari 1822,
● Jacobus Kruijt, geboren op 19 maart 1824,
● Abraham Kruijt, geboren op 21 mei 1826. Na vijf maanden kolonie komt daar bij:

● Elizabeth Kruijt, geboren op 26 november 1829.

Judikje naar Leiden

Hendrik van Helden was niet meegegaan naar de kolonie, hij was in huis genomen door een familielid. Maar een jaar later overlijdt dat familielid. Zodra moeder Judikje dat hoort, gaat ze naar de kleine raad om verlof te vragen naar Leiden te gaan. Zie artikel 13 van de zitting van de kleine raad van 14 augustus 1830. Ze krijgt toestemming.

Eenmaal in Leiden vertikt Judikje het om daarvandaan te vertrekken zonder haar zoon. Op 1 september 1830 schrijft de subcommissie van weldadigheid Leiden daarover aan de permanente commissie, invnr 108 scan 8:


Aan: De Wel Eerwaarde Heer J.Sluiter, secretaris der Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid

Weleerwaarde Heer!

Aan Uwe aandacht en die der Permanente Kommissie moeten wij andermaal onderwerpen het huisgezin van S. Kruijt, in Meij des voriges jaars uit onze gemeente naar de Kolonien der Maatschappij opgezonden. Hetzelve bestond toen uit man, vrouw en vier kinderen, terwijl het vijfde kind, een voorzoon van de vrouw, Hendrik van Helden geheten, toen 14 jaren oud, wel opgegeven werd maar echter geenszins medeging.

De bloedverwanten waar hij bleef inwonen, sedert overleden zijnde, vraagt de moeder vergunning, op hare vroegere opgave terug te komen, en haren zoon, bij het eind van het verlof, waarmee zij thans tot 7 September alhier over is, mede te nemen.

U Edelen zult in onze missive van 6 Meij 1829 deze Hendrik wel degelijk op den staat vinden.

Wij durven ons derhalve vleijen dat het uwe goedkeuring zal wegdragen bij aldien wij vrouw Kruijt tezamen met haren zoon op den bepaalden tijd doen vertrekken en dat U Edelgestrenge den Direkteur wel zo goed wilt zijn te verwittigen hoe hier door thans pas de Staat van gemeld huisgezin, zooals die toenmaal werd opgegeven, voltallig is geworden.

(... daarna behandelen ze nog enkele andere onderwerpen ...)

Wij hebben de eer te zijn, namens de Leijdsche Subcommissie J. Bodelnijenhuis.

Hendrik mag komen

De permanente commissie heeft opgezocht wie kolonist Kruijt is en toen in de kantlijn van de brief bijgeschreven: 'Kolonie 2, Hoeve 68, slechts vier kinderen.' Oftewel, het gezin kan wel de versterking met een bijna 15-jarige jongeman gebruiken. En de commissie beslist ook zo, op haar vergadering van 6 september 1830 onder agendapunt N10, invnr 380 (daarvan zijn geen scans):


De Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid,

Gelet op de missive van de Subcommissie te Leijden van den 1 dezer,

besluit aan denzelven te schrijven als volgt:

In antwoord op de missive van den 1 dezer hebben wij de eer UEd te kennen te geven dat wij genoegen nemen dat Hendrik, zoon van den gewonen Kolonist Simon Kruijt, welke tijdens het vertrek van dat gezin naar de Kolonien bij zijne bloedverwanten is blijven inwonen, met zijne met verlof te Leijden zich bevindende moeder naar de Kolonien vertrekke en aldaar als een lid der huisgezin worde gevestigd.


Een mondvol van een flessie genever

De terugkeer van Judikje Notenboom met haar zoon Hendrik van Helden in de kolonie krijgt nog een staartje, want Judikje heeft voor haar echtgenoot 'een flessie genever' meegenomen. Daar wordt Simon Kruijt, ondanks het feit dat hij beweert er slechts een 'mondvol' van genomen te hebben, ontzettend dronken van en hij raakt in hevig conflict met 'de jongens', zonder uit te leggen wie die jongens zijn. Hij wordt door de onderdirecteur en een medekolonist opgesloten, maar als 'de jongens' hem daar ook blijven plagen schopt hij de deur stuk en haalt hij bij een andere kolonist zijn vrouw op.

Het staat allemaal beschreven in het verslag van de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 15 september 1830. Bij de raad van politie en tucht drie dagen later levert dat Simon Kruijt drie dagen opsluiting in de strafkamer op. Zie het verslag van die zitting en met name bijlage 2. De 'mondvol' wordt als een van de vaker voorkomende verontschuldigingen geciteerd op pagina 81 van De strafkolonie.


Verlof

Hendrik van Helden woont vanaf nu dus bij zijn moeder, zijn stiefvader en vijf half broers en zussen in Wilhelminaoord. Ze staan op scan 67 van het stamboek Wilhelminaoord 1830-1835 met invnr 1354.

Af en toe komt een familielid bij de kleine raad vragen om met verlof te mogen. Zo is op de zitting van 20 augustus 1831 Simon Kruijt aanwezig om 14 dagen verlof naar Leiden te vragen. Ik heb van lang niet alle kleine raad-zittingen transcripties of aantekeningen, en hij moet vaker om verlof komen vragen, want tijdens een zo'n verlof, op 17 september 1833, overlijdt Simon Kruijt in Leiden.

Verhuizen

Judikje Noteboom is voor de tweede keer weduwe. Hendrik blijft in de kolonie wonen met zijn moeder en de halfbroers en zussen. Ze verhuizen wel. Genoteerd staat: 'de weduwe en kinderen naar N51 den 17 mei 1834' (nog steeds invnr 1354). zie de locatie van hoeve 51 op dit kaartje. Nog steeds in Friesland.
Vlak voor die verhuizing, op de zitting van de kleine raad van 3 mei 1834, komt Judikje vragen of ze met dochter Catharina Kruijt twee weken naar Leiden mag.

Op 30 april 1835 moet Hendrik van Helden de familie verlaten, hij moet zijn militaire dienstplicht vervullen.

Jacobus gaat los

Het jaar erna, ze staan inmiddels in het stamboek met invnr 1355, maakt de dan twaalfjarige Jacobus Kruijt furore. Op de zitting van de Raad van Politie en Tucht voor de Gewone Koloniën van 24 september 1836 wordt hij veroordeeld omdat hij met twee kameraden wortels uit de tuin van een kolonist heeft gehaald. Ik heb van dat deel van de zitting helaas geen transcriptie maar een korte samenvatting staat in dit overzicht.

Ook geen transcriptie heb ik van de zitting van 17 december 1836, maar dat wordt goedgemaakt door de bijlagen 6 en 7 waaruit duidelijk wordt hoe Jacobus en twee andere jongens tekeergegaan zijn in de veenderij van een assessor van de grietenij Weststellingwerf. Jacobus moet tegenover die assessor ook toegeven dat hij het is die de kruiwagen van de man heeft ondergepoept.

Over deze gebeurtenissen wordt verhaald op de pagina's 181-182 van De strafkolonie.

Als sluitstuk wordt in bijlage 7 dezelfde Jacobus aan de tand gevoeld over het uit de grond trekken van een 'jagtpaal' en die meenemen naar de zolder van de woning.

Weg van de kolonie (en terug)

Of al dat gedoe de aanleiding is geweest voor Judikje Noteboom-weduwe Kruijt om er vandoor te gaan weet ik niet, maar op 3 juni 1837 loopt zij met haar vijf kinderen van de kolonie weg. Het gezelschap trekt naar Leiden.

Als Hendrik van Helden klaar is met zijn dienstplicht, gaat hij niet naar zijn moeder in Leiden, maar vestigt hij zich in de buurt van de kolonie. Hij heeft blijkbaar contacten aan zijn verblijf in de kolonie overgehouden...
Hij trouwt, 24 jaar oud, op 2 juli 1840 met de kolonistendochter Johanna Elsing of Elzing. Zij is een dochter van de Haagse kolonist Pieter Elsing over wie ik mijn aantekeningen nog moet plaatsen.
Zowel het huwelijk als de daarna volgende geboortes van hun kinderen vinden allemaal plaats in Noordwolde. Ze wonen hoogstwaarschijnlijk in een zelfgebouwde plaggenhut in het huttendorp aan de zuidkant van Noordwolde.

De oude hoeve

Vlakbij de plek waar de oude hoeve van de familie Kruijt staat. Hij zal die hoeve kunnen zien. En hij verlangt er naar terug. Dat blijkt vele jaren later, op 7 februari 1855, als Hendrik van Helden vanuit Noordwolde een brief schrijft aan zijn moeder en halfbroers en zussen in Leiden. De adressering is: 'Aan de weduwe Kruit of judikje nooteboom op de lange gragd tot Lijden - afhalen.'


Geliefde moeder broeders en Zusters

De brief is gevonden door familie-onderzoeker Bep Kastelijns bij Erfgoed Leiden en omstreken, toegang 0053, archief van de Leidsche Subcommissie der Maatschappij van Weldadigheid, invnr 38, stukken ingekomen bij de secretaris-thesaurier 1818-1886. Zij heeft ook de transcriptie gemaakt, maar ik heb omwille van de leesbaarheid wat interlinies en regeleinden toegevoegd:


Voor moeder den 7 Februwarij 1855

Geliefde moeder broeders en Zusters

met alle liefde die een kind en broeder betaamt neem ik de pen op om eens te weten of u allen nog in het leven zijn daar ik in verschijdene Jaren van u niets gehoord heeft

ik heb het niet mogen genieten zooals gij broeders en zusters om de aanspraak van moeder te genieten zoo zij nog in het leven is zoo houd haar dan nog in waarden. wand ik voor mijn en een ieder voor zich zelven die getrouwt zijn en vaders en moeders zijn kunnen het beste weten hoe nauw een ouder aan het hard moet legen

maar ach ik ben wel ver van u alle maar mijn hard denkt zoo vaak over uw alle ik hoop dat uwer harte niet zoo ver van mij mag wezen

wat nu mijn huishouden aan gaad wij zijn alle ook nog vris en gezond ik en mijn vrouw en kinderen

wij heben zes kinderen waar van er een dood is piet geheten nu heb ik er nog vijf een karel geheten dad is mijn ousten nu weer een piet dan een hendrik dan een mijsjen die heet antje en dan weer een mijsje die heet judikje katrienna na u liefe moeder en zuster

het is zoon een lief kind ik weet niet moeder of Gij al ver noemt zijt
dus Geliefde met malkander

wij hebben al een zwaar huishouden daar ik maar alleen voor ben om het brooje voor te verdienen en dan nog zoo veel tijd zonder werk kund gij wel begrijpen hoe het gesteld is

ik heb al wat vaak gewenst dat ik maar op de kolonie was geplaast daar is toch een ombezorgt leven

zoo u met verzoek aan de heeren noden doen het zoo mij wat waard zijn wand de hoeve voor u is toch eenmaal betaald, en er is toch nog aan geen een gegeve

nu Geliefde met malkander Wat ik wist heb ik u geschreven, en zoo er een van alle plijzier heeft om eens bij mijn te kome het zou mijn aangenaam zijn, en wat ik heb kund gij ook kreigen,

nu Geliefde moeder zoo u nog in het leven is wens ik dat al het geene wad ik als kind aan u misdrev heb dad u het mij alles met hard en mond mij mag vergeven,

nu moeder zusters en broeders

weest van ons alle gegroed en doed de groetenis aan oome hans en vraag eens om dat geld wat hij van mij heef in bewaaring

nu nog eens van ons gegroed blijven in ver wachting van u antwoord terug

uw broeder H.v.Helden en zijn vrouw Janna Elsing 

Alles wat ik heb kund gij ook kreigen

Uit de brief wordt geciteerd op de pagina's 291-292 van De strafkolonie. Ik weet niet of Hendrik in Leiden heeft leren schrijven of op de kolonie, maar het zijn de mooie grote leesbare letters zoals de koloniale onderwijzers ze propageren:


Het feit dat de brief is teruggevonden in het archief van de subcommissie Leiden duidt erop dat Judikje Neuteboom echt geprobeerd heeft aan het verzoek van haar zoon te voldoen en dat zij naar die subcommissie is gestapt. Op de brief is in een ander handschrift door of iemand van de subcommissie of iemand van de permanente commissie bijgeschreven:
'Wed. Simon Kruijt sins 23 j. uit de Koll.
Door wie is toen haar huisje bezet?
Haar voorzoon v. Helden vraagt daarom om 21 feb. 55'

Kansloos

Maar het is een kansloze missie: de hoeve is inmiddels allang door anderen bezet. En Hendrik heeft nooit bij het korps mariniers gezeten of bij een andere instantie die een hoeve voor hem kan regelen.

Hendrik van Helden overlijdt 13 augustus 1859 op 43-jarige leeftijd te Noordwolde. Een van zijn dochters komt later wel in de kolonie: ze trouwt in 1874 met de onderdirecteur van Willemsoord Dominicus Doom.