Matthijs van der Heijde heeft van zijn broer gehoord over de kolonie en wil er ook naar toe. Of toch niet, of toch wel

De subcommissie van weldadigheid te Leiden heeft via een circulaire van de permanente commissie van de Maatschappij te horen gekregen dat ze gratis twee arbeidersgezinnen in Veenhuizen mag plaatsen. Ze reageert daarop op met een brief gedateerd 28 november 1823, invnr 67, waarin ze onder andere het gezin van Matthijs van der Heijde voordraagt, wiens broer - zie hier - al in Frederiksoord woont, :

Eerste poging


In antwoord op de aan ons toegezonden circulaire en extract-besluit der Perm. Kommissie, kunnen wij niet nalaten onzen bijzonderen dank te betui­gen voor het aan onzes subkommissie daarin gedane aanbod; gelijk wij dan ook ter verkrijging der 2 gevraag­de huisgezinnen terstond pogingen aange­wend hebbende, thans de eer hebben de vereischte voordragt te doen, welke voor al daarom te moeijelijker was, wijl men eigenlijk tot 5 perss. bepaald was en de meeste huisgezinnen in den geringen stand dit getal overtreffen.

Als de geschiktste personen kwamen ons voor:

Matthijs v.d. Heijden en vrouw, 41 en 38 jaren oud, grijnwever (zonder werk) en spinster, met 6 meisjes, tusschen nov. 1818 en sept. 1823 geboren en

Klaas van den Bos en vrouw, 36 en 39 jaren oud, grijnwever (zonder werk) en dobbelaar­ster, met 3 kinderen; een jongen van 9, een dito van 6, en een meisje van 1 jaar.

Wij bekennen dat ja het laatste gezin, juist aan de opgave der Perm. Komm. voldoent, maar het geheel 13 zielen in plaats van de gevraagde 10 uitmaakt, terwijl daarenboven v.d. Heijdens zestal meijsjes nog al moeijelijk is.

Indien ook bij de Perm. Komm. deze zwarigheden wegen, veranderen wij onze voordragt en stellen voor om bij het huisgezin van

v.d. Heijden - wiens broeder reeds in Frederiksoord is, en welke ons herhaalde malen dringend verzocht, ook derwaarts te mogen vertrekken - te voegen:
Hendrik van der Blom en vrouw, 37 en 36 jaren oud, grijnwever en spinster, zeer geschikte menschen, zijnde de man ook 16 jaren in 's lands dienst geweest, hebbende zedert zijn ontslag gekregen; voorts over 9 jaren getrouwd, maar zonder kinderen.

Slaat men nu echter dezen à 2, en v.d. Heijden à 8 perss. door elkander, zoo verkrijgt men juist het gevraagde aantal zielen, namelijk tien.

Wij nemen de vrijheid, het oordeel der Perm. Komm. op deze alternatieven voorslag spoedig te mogen verzoeken, ten einde ons daarnaar te regelen en zelfs des nodig, vóór den bepaalden termijn, andere voorwer­pen optegeven, hetgeen wij echter vermoeden dat wel niet behoeven zal.

Het was dezelfde tijds-beperktheid, welke ons thans weêrhield, om onze dorpssubkommis­sien in dit voorregt te doen deelen; iets hetgeen ter opwekking op het platte land zoo nodig is, en waartoe wij hoopen, naderhand wel eens de weg geopend te zullen zien.

Tweede poging

Blijkbaar gaat dit niet door. Maar in 1825 is het volgende gesticht in Veenhuizen klaar en mag Leiden weer een poging ondernemen en dan wordt het gezin van Matthijs van der Heijde opnieuw genoemd. Dit is een brief van 15 maart 1825, invnr 72:


(...) hebben wij de eer de ingesloten staten van vier huisgezinnen onzer stad voor Veenhuizen UEds toetezenden, en daar bij de volgende nodige inlichting en sollicitatie te voegen, dat:

alhoewel de huisgezinnen Jaspers en van der Heijden twee kinderen boven het zoo gunstig verleend ultimatum van vijf kinderen bevatten, het der Perm. Kommissie moge goed dunken dezelve aantemerken als kinderen van Hubertus Warreman, die daardoor mede vijf bekomt;

zoodat dezelve bij het huisgezin van den laatstgenoemden worden ingeschreven, even als ons het zenden van huisgezinnen naar de vrije kolonien, welke te weinig kinderen hadden, herhaalde reizen vergund is geworden.

Wil men hebben dat daartoe de staten veranderd en aan elk ouderenpaar vijf kinderen gegeven worden, wij zijn bereid dezelve aldus overtezenden; en zoo het ons vergund is, te anticiperen op de keus der kinderen welke van Jasper aan Warreman zullen gegeven worden,
voegen wij hierbij dat vrouw Jasper liefst de beide middelbaarsten in jaren, Corn. Joh. Georgius en Martinus Pieter zoude willen missen; Van der Heijden heeft geen verschil, wie hij missen wilde, zoo het slechts het kraamkind van 4 dagen niet zij, waarmede zijn huisgezin vermeerderd is.

Men zal opmerken dat van der Wallen nu een kind minder heeft, dan in den staat, op 24 febr. gezonden; maar het zelve zal eene andere destinatie erlangen.

Buiten het gereformeerde armbestuur heefd geen ander bestuur alhier op ons aanschrijven huisgezinnen verlangen optegeven; en de boven­staande geref: zijn slechts met vele moeite zoo ver gebragt.

De Perm. Komm. moge thans onzen voorslag goedkeuren, wij wenschen zulks ten sterksten; kan men er echter volstrekt niet in treden, dan blijft echter Jo. van der Wallen geldig, waarbij wij alsdan een huisgezin van billijke grootte uit Lisse zouden voegen, welks staat ik reeds onder mij hebbe.

Bijgevoegd zijn gezinsstaten van Crijn Nicoos Jasper en Matthijs van der Heijden:

de ouders
Crijn Nicoos Jasper 1784 verwer en glazenmakersknegt en
Francina Post 1782 schoonmaakster

de kinderen
Johanna Josina 12 july 1807 dienen
Jan Hendrik Jacob 1 nov. 1809 timmeren
Johannes 11 mrt. 1812 bezemmaker
Corn. Joh. Georgius 2 mey 1815
Martinus Pieter 11 december 1817
Christiaan Obus 8 oct. 1820
Jacobus 25 juny 1823

Gereformeerde godsdienst
te Leyden op de agtergragt aan de Rhijnburgsche Poort


de ouders
Matthijs vd Heijden 1784 grijnwever en
Rosa Cath. Grissé 1788 spinster

kinderen
Naatje 6 nov. 1807 spinnen
Kaatje Ao 1810 idem
Mietje 13 oct. 1812 idem
Grietje 7 febr. 1815
Antje 25 jan. 1818
Rosa 26 febr. 1823
Matthijs 11 mrt. 1825

Gereformeerde godsdienst
te Leijden in de Grote straat

Wie wel kinderen wil missen

Aan de curieuze uitdrukkingen over wie wel kinderen zou willen missen heb ik eerder een keer een verhaaltje gewijd. De permanente commissie ziet het niet zitten. Daarop doet de subcommissie Leiden op 20 maart 1825, invnr 72, een nieuwe voordracht waarop Matthijs van der Heijden niet meer voorkomt. De transcriptie daarvan staat op de pagina van een kolonist die wél gaat, Andries van den Berg.

Derde poging

Maar later datzelfde jaar mag Leiden ook een gezin in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contributie' (zie voor een uitleg van dat begrip). De subcommissie schrijft op 10 juli 1825, invnr 75:

Ingesloten de staat van een huisgezin voor de contributien onzer stad over 1824 te plaatsen, hoopende hetzelve bij de Perm. Komm. moge goedgekeurd worden.
Aangenaam zal ons het ontslag der fam. Bodri wezen.

De ingesloten staat is er niet meer, maar uit het bijschrift blijkt dat het gezin van Matthijs van der Heijde wordt voorgesteld. Dat wordt aangenomen en het gaat nu allemaal door. Kassier Ameshoff die in Amsterdam het transport voor kolonisten regelt, schrijft 16 juli 1825, invnr 75:

Voor het huisgezin van M. van der Heyden, sterk 8 hoofden, zal ik de nodige zorge dragen, en dezelver voor Uwe rekening naar de vrije kolonien doen expediëren.

Maar helaas, helaas, de subcommissie van weldadigheid te Leiden meldt vervolgens op 11 augustus 1825, ook invnr 75:

Het huisgezin van M. van der Heijden is weinige dagen geleden achteruit getreden tot ons leedwezen.

En dan toch

Het lijkt nooit te gaan lukken. Maar daarna is het toch raak en komt het gezin van Matthijs van der Heijde in de kolonie. De vraag is nog hoe. Volgens de kolonistendatabase komen ze in 1827 als arbeidersgezin naar Veenhuizen. Maar dat geloof ik niet, want in de registers van arbeiders zijn ze nergens te vinden.

En er staat ook niet bij dat ze uit Veenhuizen komen als ze worden ingeschreven in het stamboek van de vrije kolonie Willemsoord. Daar komen ze 25 april 1839 aan 'uit de contributie' Leiden. Dus ik denk dat ze in 1839 rechtstreeks vanuit Leiden gekomen zijn.

Stamboeken

Ze staan in het stamboek Willemsoord met invnr 1361 bij hoeve 147. Zie voor de locatie dit kaartje. Daar wonen ze minder dan een maand, per 18 mei 1839 gaan ze naar hoeve 123, zie de locatie. Hier wonen ze een kleine drie jaar, dan - we zijn inmiddels in het stamboek met invnr 1362 - gaan ze naar hoeve 38, zie de locatie.

Uit deze stamboeken met de invnrs 1361 en 1362 neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie een particuliere informatiebron is waar nooit op blindgevaren mag worden en welke gegevens altijd gecheckt moeten worden met officiële registers:

Gezinssamenstelling

● Matthijs van der Heijde is volgens die kolonieadministratie geboren in 1784. Hij is hervormd en getrouwd met:

Rosa Catharina Grissel, geboren in 1788 of 1785. Het echtpaar heeft de volgende kinderen bij zich:

Catharina van der Heijde, geboren februari 1810.
Antje van der Heijde, geboren in 1818. Zij en Catharina zijn kinderen uit een eerder huwelijk van Matthijs van der Heijde,
Rosa van der Heijde, geboren in 1824,
Matthijs van der Heijde, geboren in 1825, en
Petronella van der Heijde, geboren in 1827.

Bovendien is in het gezin aanwezig:
Maria van der Heijde, een in 1837 geboren onecht kind van dochter Catharina.

Familie en appels

Op het moment dat ze aankomen (dus 25 april 1839) is de broer van Matthijs al weer teruggekeerd naar Leiden. Maar er is nog wel familie op de kolonie, want Wijnand van der Heijde, een zoon van die broer, is nu kolonist. Maar wel in Frederikoord en niet in Willemsoord.

Op de zitting van de Raad van Policie en tucht in de Gewone Koloniën van 2 augustus 1843 moet zoon Matthijs van der Heijde voorkomen. Hij heeft samen met twee andere jongens 'bij den Kolonist J.D. Adee hoeve N62 de appelen van een boom gestolen'. Het staat zowel in het raadverslag als in bijlage 4 en de sanctie is niet misselijk: acht dagen opsluiting in de strafkamer.

En weer weg

Het is wel het laatste wapenfeit. Want al op 6 mei 1844 verlaat het gezin met ontslag de kolonie. Na net vijf jaartjes, wat weinig is als je nagaat dat zo'n vijftien jaar geprobeerd is er te komen.