Johannes Hatzman, onderdirecteur van het tweede gesticht te Veenhuizen 1825-1828

Johannes Hatzman is zeer vaardig met de pen. Dat is een voordeel als je wilt solliciteren. Dat laatste doet hij op 20 februari 1825 (volgens een latere notitie - zie hieronder bij 10 mei 1825 - rechtstreeks aan de tweede assessor generaal Johannes van den Bosch). Die sollicitatiebrief bevindt zich in invnr 72 (zie de scan) en luidt als volgt:

De ondergetekende Johannes Hatzmann gepensioneerd Eerste Lieutenant, wonende te Koevorden in de provincie Drenthe, neemt de vrijheid UWEd. met de meeste hoogachting te kennen te geven, dat hij gedurende de tijd van bijna dertig jaren den lande hebbende gediend, en in dien tijd elf, zoo campagnes als belegeringen in Holland, Duitschland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Rusland, bij Waterloo hebbende gemaakt, of doorgestaan, en in de zelve zware wonden bekomen, zich sedert den jare 1820 gepensioneerd ziet met eene som van vierhonderd guldens jaarlijks.

Dat hij van deze som met eene vrouw en drie hulpbehoevende kinderen niet behoorlijk kunnende leven, veel min in staat, om zijne kinderen dat gene te laten leeren, wat hen eens zoude kunnen formen tot nuttig werkzame leden in de maatschappij, sedert eene geruimen tijd heeft uitge­zien, en betamende pogingen aangewend, om in den eenen of anderen werkkring te worden geplaatst, waardoor met behoud van zijn pensioen zijn tijdelijk bestaan mogt worden verruimd, en hij daarbij in staat gesteld, om aan zijne ouderlijke pligten naar behooren te beantwoorden; -

Dat echter tot zijn leedwezen deze gelegenheid zich tot hier toe niet hebbende opgedaan, hij vurig wenscht, dat hij dezelve zal hebben gevonden bij de zoo voorbeelde­loos groote uitbreiding, welke door het vermeerderen en vergrooten van de kolonien aan de Maatschappij van Weldadigheid gegeven wordt, en waardoor dus het getal der benoodigde ambtenaren in gemelde kolonien ook natuurlijk moet toenemen.

Dat hij zich zou schamen, om eenige de minste demarches bij UWEd. te doen, om onder het getal der te benoemene ambtenaren te worden opgenomen, zoo hij zich ten aanzien van zijne levenswijs of moreel gedrag iets te wijten had; dan daar hij zich in dezen durft beroepen op de getuigenis­sen van de Heeren Burgemeester van Koevorden, vrederegter van het canton Dalen, en den predikant van Koevorden.

Zoo neemt hij de vrijheid met voorige hoogachting te solliciteren

Dat het Uwe Vergadering grootgunstig moge behagen hem met eenen administrativen of anderen convenabelen post bij eenen der kolonien te willen begunstigen.

Bijgevoegd is een door Hatzman opgestelde staat van dienst. Dat is een indrukwekkende lijst. Er zijn weinig grote gevechtshandelingen geweest waar Johannes Hatzman niet bij geweest is. Op de lijst is onder andere vermeld:

Vader Frederik. Moeder Phillipine. Geboren den 8 junij 1773 te Nassau Dietz. Laatste woonplaats Maastricht.

27 maart 1791 vrijwillig in dienst genomen bij het corps mineurs
2 augst. 1795 bevorderd tot fourier
6 junij 1810 bevorderd tot sergeant
4 junij 1812 bevorderd tot 2e lieutenant
15 april 1814 bevorderd tot 1e lieutenant bij het 9de batt. van linie
Januarij 1819 ingelijft bij de 8de afdeling 3de batt. infanterie daar bij gediend tot den 10 december 1820 wanneer mijn pensioen een aanvang heeft genomen.


Gedane veldtogten, bekomen wonden, uitstekende daden of bijzondere verrigtingen:

1792 de belegering van Maastricht tegen de franschen
1794 de belegering van Maastricht id.
1807 de veldtogt tegen de Pruisen
1808 met de Hollandsche Brigade in Spanje
1809 met de Hollandsche Brigade in Portugal
1810 met de Hollandsche Brigade in de belegering van Almeda
1811 geemployeerd geweest tot het springen der vesting, op den 11 meij 1811 aldaar op de brug van St. Tieling het linker been door een geweer kogel aan stuk geschooten
1812 In Rusland tot in Moscauw bij de avangarde der genie, in de retraite tot 29 decemb. in Dantzig
1813 de belegering van Dantzig
1814 de blokkade van Delfzijl
1815 in Braband en Frankrijk

Voor de decoratie is de ondergeteekende aangetekend in Spanje en ook in Rusland dog dezelve niet bekoomen.

Het is voor de permanente commissie nog niet genoeg om de oude ijzervreter in dienst te nemen. Zoals gebruikelijk informeert ze eerst bij de subcommissie van weldadigheid Coevorden wat die haar over Hatzman kunnen vertellen. Op 22 maart 1825 laat de subcommissie dat weten. Ik heb dat niet gelezen, maar hier is de scan.

Er is op dat moment echter geen vacature. Tot op 26 april 1825 B.C. Travers wordt ontslagen. Dan schrijft directeur der koloniën Visser aan de permanente commissie dat hij en Johannes van den Bosch (afwisselend de Generaal en de tweede assessor genoemd) Johannes Hatzman (die blijkbaar in de tussentijd van Coevorden naar Smilde is verhuisd) willen aanstellen. De brief is van 10 mei 1825, invnr 73:

De Heer J. Hartzmann gepensioneerd 1e luite thans wonend te Smilde oud p.m. 50 jaren, gehuwd met eene dogter van den gepensioneerde kapt. Webster, had zich voor eenigen tijd per missive aan  ZHEdGest. den Heer 2e Ads. geadresseerd, ten einde bij voorkomende gelegenheid in eenige voor hem convenabele betrekking bij de Maatschappij te worden geplaatst;

het kwam ons voor, dat aan zodanig iemand niet wel een ander emploi dan van onderdirekteur binnen, in een etablissement konde worden opgedragen en daar er in die betrekking geene vacatures bestonden, wierd op ZEdGest. schrijven geen verder regard geslagen;

na het besluit der Permanente Kommissie waar bij den ond.dir. Travers ontslagen wierd in een etablisse­ment te Veenhuizen voor bedelaars bestemd, wierd het eene dadelijke vereischte naar een geschikt onderdirekteur voor dat instituut omtezien, en was ik bedagt op den Heer Hartzman.

Ik arrijouieerde meer dan eenen gelegenheid naar ZWEdGest. te informeren, zoo als bij ds. Heerspink, de Heer Hulst ontvanger te Ommen, enz. en kreeg niet anders dan zeer gunsti­ge getuigenissen omtrent zijn gedrag en bekwaamheid; waarop ik met overleg van den Heer Generaal, ZWEdGest. verzogt zich hier te vervoegen ten einde over deszelfs gedaan verzoek te spreeken;

dientengevolge is die Heer heden hier geweest en den Heer 2e Ads. zoo wel als mij zeer geschikt voorgekomen.

Ik heb dus de eer der Permanente Komm. voortestellen.
Den Heer J. Hartzmann voorn. en provisioneel als onder direkteur binnen in het bedelaars instituut te Veenhuizen, en zulks op den gewone voorwaarden en neem de vrijheid te verzoeken mij hare decisie dienaangaan­de zoo spoedig mogelijk mede te deelen.

De permanente commissie gaat akkoord en stelt Johannes Hatzman aan als onderdirecteur van het tweede gesticht te Veenhuizen. Volgens het personeelsregister 1828-1834, invnr 997 folio 38, is die aanstelling op 24 mei 1825. Volgens dat register is Hatzman geboren 8 juni 1773, is hij getrouwd met Sara Cornelia Webster, geboren 23 april 1797, en hebben ze vier kinderen:
● Alexander Gijsbert Hatzman, geboren 16 februari 1818
● Helena Clara Hatzman, geboren 17 juli 1820
● Johannes Philippus Hatzman, geboren 27 december 1821, en
● Hetwijn Agatha Jacomina Hatzman, geboren 20 april 1825.
Let wel: alles volgens de administratie van de koloniën die er nogal eens naast wil zitten. Verder meldt het genoemde register dat het gezin Hervormd is en dat Hatzman als onderdirecteur ƒ 9,615 per week verdient, dus 500 gulden per jaar.

Vervolgens komt hij af en toe voor in de ingekomen post van de Maatschappij, maar dat mogen anderen uitzoeken, zie hier de lijst. En ook iets wat ik niet heb, is de reden voor zijn ontslag na drie jaar. Ik weet alleen dat het besluit van 25 juni 1828: 'Ontslag van den Onderdirekteur Hatzmann en den Magazijnmeester Bergh en de vervanging van den eersten door den Algemeen Winkelier J. Kluvers', zich bevindt in inventarisnummer 961 mapje 1828. Het hiervoor gemeld register invnr 997 meldt dat hij per 18 augustus 1828 ontslagen is, maar ook hier staat niet waarom.

Wat ik dan weer wel heb is een brief van Johannes Hatzman van 2 oktober 1828 aan de permanente commissie, invnr 94:

Aan de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid

De ondergetekende J: Hatzmann, gepensioneerd 1e lieutenant en afgetreden onderdirekteur aan het tweede Etablissement in de Kolonie van Weldadigheid te Veenhuizen, neemt de vrijheid U Mijne Heeren! met schuldigen eerbied te kennen te geven.

Dat hij door zijn ontslag uit de dienst der Maatschappij met zijn vrij talrijk huisgezin in ongunstige omstandigheden gedompeld zijnde, al nog vuriglijk wenscht op eene of andere wijze in eene der kolonien weder geemployeerd te worden, op gronden en beweegredenen in zijn verzoekschrift van den 13 augustus 1828 ontwikkeld.

Dat hij niet alleen het grootst gedeelte van zijne middelen van bestaan, door gemeld ontslag verloren heeft, maar ook van woning staat beroofd te worden, aangezien hij het bij hem bewoonde huis ten gevolge Uwe dispositie van den 10 september ll. No.909 in de maand october zal moeten verlaten.

Dat hij overeenkomstig deze dispositie alle mogelijke pogingen heeft aangewend om ergens eenigzins geschikte woning te vinden, maar dat het hem in geheel de Provincie niet heeft kunnen of mogen gelukken een openstaand of openvallend huis te vinden;
Dat hij derhalve en door verlies van de voornaamste middelen van bestaan en door de onmogelijkheid om een huis in dit jaargetijde in deze provincie, waar alle woningen van Meij tot Meij verhuurd worden, te bekomen, in zoodanigen toestand gedompeld is, welke hem noodzaakt om zich tot U Mijne Heeren! te wenden, met vorigen eerbied.

Solliciterende dat het U moge behagen hem op nieuw te employeren zullende hij zich elke betrekking waardiglijk, overeenkomstig geemaneerde of te emaneren Reglementen gedragen met verder eerbiedig verzoek om in allen gevallen den termijn van ontruiming zijner woning gunstiglijk te prolongeren.

Hetwelk doende,
J: Hatzmann,
geps 1e lieut.

Op de brief noteert de permanente commissie dat die op 6 oktober 1828 is ontvangen en besproken op de vergaderingen van 20 oktober bij artikel (= agendapunt) 114 en 13 november artikel 71, en dat ze hebben teruggeschreven op 18 november met briefnummer 1165. Tot zolang, half november, hebben Hatzman en zijn gezin dus nog naar woonruimte kunnen zoeken, maar ik denk dat ze dan toch moeten verdwijnen. Er is inmiddels al een andere onderdirecteur voor het tweede gesticht aangesteld, die die woning nodig heeft: voormalig winkelier Jacob Kluvers.