Het begint met een brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken gedateerd 20 februari 1830, invnr 102 scan 1008. Daarin verwijzen ze naar een bijgevoegde brief van de gouverneur van Groningen en ze vragen
of er in dit bijzondere geval geene mogelijkheid bestaan zoude, om den daarin vermelden doofstommen, die, volgens het getuigenis van den Heer Gouverneus, gezond en sterk is, en dus onder de valide klasse behoort, hetzij in de Ommerschans, hetzij in een ander der gestichten uwer Maatschappij, op te nemen.
Bedelaar N.N.
Helaas, helaas, helaas vragen ze om na beantwoording de brief van
de gouverneur terug te sturen, zodat we geen flauw idee hebben
waar het precies over gaat. Maar de opname schijnt in ieder geval
te mogen, want op 29 april 1830 komt vanuit Groningen in
het bedelaarsgesticht op de Ommerschans aan 'N.N.'. Hij krijgt in
het bedelaarsregister toegang 0137.01 invnr 425 het
bedelaarsnummer 2038, de inschrijving loopt door in het boek met invnr
426 met als gegevens:
N.N., onder N1016G te vinden als Johannes Ham, geboortedatum onbekend, geloof onbekend, aangekomen 29 april 1830 vanuit Groningen. Lengte 1 el en 547 strepen, ovaal aangezigt, ligtbruin haar, ligtblaauwe oogen, kleine neus, kleine mond, spitse kin, merkbare teekenen doof en stom. 1 juli 1830 gedetacheerd te Veenhuizen, 28 maart 1835 ontslagen.
Doof en stom
Dan zijn we vier jaar later. Op 18 oktober 1834, invnr
152 scan 203 en verder, reageert directeur van Konijnenburg op de
hem door de permanente commissie op 9 oktober 1834 N2 toegezonden
rekwesten van bedelaars die om ontslag vragen. Daaronder (bij
nummer 14) over 'N.N.':
Deze is doof en stom, doch anders een sterke en vlijtige jongen, die het klompenmaken te Veenhuizen zoo verre geleerd heeft, dat hij als knecht, buiten de kolonien, mogelijk in zijn onderhoud zou kunnen voorzien; doch, om dit ambacht als baas uitteoefenen, daartoe wordt meerdere bekwaamheid vereischt, dan hij, vooralsnog, bezit; behalve, dat het hem ook bezwaarlijk vallen zou. om daarvan reeds een huisgezin te onderhouden.
Daarbij is hij nog jong en het is dus in zijn welbegrepen belang, dat hij zich eerst nog verder bekwame, alvorens hij uit de kolonien worde ontslagen.
Een huwelijk?
Op 10 november 1834 stuurt de permanente commissie deze
rapportage door naar het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het
ministerie komt erop terug in een brief gedateerd 2 januari
1835 invnr 155:
Bij UWED missiven van den 10 November ll N6, is onder anderen behandeld geworden een verzoek om ontslag uit Veenhuizen namens den doofstomme kolonist N2038 gedaan.
De persoon van M.H. Nederhoud, die mede voor hem, dat ontslag gevraagd heeft, is blijkens mijne dispositie van den 24 november ll N267, 7e Afdeeling ontslagen.
Bijgeschreven in de kantlijn: N735/5, 25 aug 1834 N142, vertrokken 30 aug
De reden om welke die doofstomme in der tijd naar de gestichten is opgezonden, is vermeld in de door den voormaligen Adminstrateur voor de gevangenissen en het Armwezen aan UwEd gerichte missive van den 20 February 1830 N65, en de daarbij nader in afschrift hiernevens gevoegde missive van den Heer Gouverneur van Groningen van den 29 january bevorens.
Naar aanleiding van den inhoud van laatstgenoemde stuk, heb ik mij niet kunnen voorstellen, hoedanig die doofstommen thans deszelfs verlangen om ontslag te kennen zou hebben kunnen geven, zoo dat ik de overtuiging mis, dat het nader hierbijgaand request in de daad de uitdrukking zijner begeerte zou behelzen, terwijl men zich van eene andere zijde niet dan met bevreemding de vraag kan voorstellen welk vooruitzigt er voor de bedoelde Nederhoud met betrekking tot haar voortdurend onderhoud bestaat, om met dien ongelukkige een huwelijk aantegaan, indien hij al eens in staat mogt wezen, om zijn voornemen daartoe, genoegzaam duidelijk, aan den dag te leggen, om de voltrekking van dat huwelijk voor de ambtenaren van den Burgerlijken Stand mogelijk te maken.
Alvorens dus op het verzoek tot zijn ontslag te beschikken, heb ik de eer UwelEd te verzoeken, om mij, met terugzending van het request, omtrent de voorz. opmerkingen derzelver nadere consideratien en advies te willen mededeelen.
Maria Hendrika Nederhoed
De door het ministerie genoemde M.H. Nederhoed is Maria Hendrika Nederhoed, die met bedelaarsnummer 736 staat in de bedelaarsregisters toegang 0137.01 invnr 425 en invnr 426, met de gegevens:
Maria Hendrika Nederhoed, geboren 28 sept 1812 te Winschoten, gereformeerd, binnengekomen 25 oktober 1830 vanuit Groningen. Lengte 1 El 4 p 4 d 2 str, rond aangezigt, bruin haar, blaauwe oogen, dikke neus, ronde kin. 1 maart 1831 gedetacheerd te Veenhuizen, 30 augt 1834 ontslagen
Volgens wiewaswie klopt het geboortejaar niet, maar dat is
meestal het geval in de bedelaarsregisters.
Vingerspraak
Op haar vergadering van 8 januari 1835 bij agendapunt N1,
invnr 432, besluit de permanente commissie het commentaar van
directeur Van Konijnenburg op de brief van BZ te vragen. De
directeur reageert op 26 januari 1835 in een brief met
nummer N150:
Ter voldoening aan UwEdG. marginale dispositie van den 8e dezer maand N1, heb ik de eer, onder terugzending der stukken UWEdG te berigten, dat de doofstomme bedelaars kolonist N2038, met wien ik zelf zeker onderhoud gehad heb, een weinig schrijven kan, doch te min, om zich, over de onderhavige zaak, voldoende te doen verstaan.
Meer ervaren is hij in het spreken op de vingers, waardoor hij althans anderen schijnt te kunnen begrijpen.
Door behulp van eenen kolonist, die de vingerspraak voldoende verstaat en ook door zijne gebaarden, waardoor zijne medgezellen in de klompenmakerij, waarin hij werkzaam is, hem al zoo goed kunnen begrijpen, ben ik te weten gekomen, dat zijn verlangen wel is, om te worden ontslagen en om met de ontslagen kolonist M. H. Nederhoud een huwelijk aan te gaan, althans met haar te leven; – want of hij wel een duidelijk denkbeeld heeft van het huwelijk, daaraan meen ik te moeten twijfelen.
Doch hij gaf te kennen, dat gen. M.H.Nederhoud zich te Roon, bij eenen bakker ophield, dat ook waar is, en dat hij, des zomers, in den turf wilde gaan werken en des winters klompenmaken zou en zoodoende in hun beider onderhoud zou trachten te voorzien.
Of zulks nu genoegzaam is, om een huwelijk tusschen die beiden bevorderlijk te wezen en of de ambtenaar van de Burgerlijken stand vrijheid hebben zou, dat huwelijk te sluiten, zonder meerdere of volkomener overtuiging, van het juiste begrip van het huwelijk van die doofstommen, een en ander meen ik met grond te moeten betwijfelen.
Doch, van den anderen kant, heeft hij in de voordragt tot ontslag van dit jaar moeten worden begrepen; – is hij gewis méér dan 23 jaren oud, – is hij ook gezond en sterk, daarbij nog vlijtig en tamelijk ervaren in het klompenmaken en bestaan er dus, mijns inziens, ook geen voldoende redenen, om zijn ontslag, veel langer te verschuiven;
om al hetwelk ik van oordeel ben, dat men hem zijn ontslag zou dienen te geven en hem te laten gaan, aan hem en aan M.H. Nederhoud, welke hij zekerlijk spoedig zal gaan opzoeken, overlatende, of zij zich tot het aangaan van een huwelijk, ergens zullen aanmelden en of de bevoegde autoriteit vrijheid vinden zal, dat huwelijk te voltrekken.
N.N. mag vrij
Op 14 februari 1835 bij agendapunt N2, invnr 433, besluit
de permanente commissie om de brief van de directeur door te
sturen aan Binnenlandse Zaken:
De Permanente Commissie
Nader gelezen het rapport van den Dir der Kol van den 26 Jan ll N150, gevraagd den 8 bevorens N1
Besluit
aan Z Exc den Min van Binnenl Zaken te schrijven als volgt:
Op de ontvangst van Uwe Exc brief van den 2 Jan jl N19 afd 7 hebben wij, betrekkelijk het ontslag van den doofstommen bedelaarskolonist, onder N2038 ingeschreven, de nadere consideratien gevraagd van den Dir der Kol, die daaraan heeft voldaan.
Op 28 maart 1835 verlaat 'N.N.' het bedelaarsgesticht,
vermoedelijk om de al op 30 augustus 1834 vertrokken Maria
Hendrika Nederhoed op te zoeken. Maar het wordt hem dus niet.
N.N. = Johannes Ham
Op 9 november 1836 wordt hij vanuit Leiden weer het
bedelaarsgesticht binnengebracht, waarbij men inmiddels weet dat
hij Johannes Ham heet en hij dus niet meer als 'N.N.'
wordt ingeschreven. Men schat zijn leeftijd nu op 21 jaar. Hij
krijgt bedelaarsnummer 1016 in het register toegang 0137.01 invnr
426 en de inschrijving loopt door in het boek met invnr
427. Hij wordt 1 januari 1838 ontslagen.
Op 1 september 1841 is hij er weer, hij krijgt bedelaarsnummer 1879 in het register toegang 0137.01 invnr 428. Hij wordt ontslagen 4 oktober 1844.
Eerder dat jaar, 25 januari 1844, is Maria Hend(e)rika Nederhoed te Winschoten getrouwd met een arbeider uit die plaats.
Johannes Ham komt nog twee keer terug in het bedelaarsgesticht. Eerst op 21 mei 1845. Hij krijgt nummer 440 in het register toegang 0137.01 invnr 429. Hij wordt ontslagen 22 mei 1848.
De laatste keer is op 31 juli 1851. Hij krijgt nummer 5184 in het register toegang 0137.01 invnr 436. Hij wordt ontslagen op 24 november 1854 en keert daarna niet meer terug.