Het stadsbestuur van Den Haag
contracteert voor wat ik in het boek (blz. 189) noem de 'drie halen,
één betalen' regeling. Ze betaalt voor zes weeskinderen zestig
gulden per jaar per wees en mag er dan gratis huisverzorgers bijzetten en gratis twee aangrenzende
hoeves vullen met een behoeftig gezin.
Maar huisverzorgers blijken niet te vinden en een van de gewone
gezinnen wordt 'uit nood' dan maar bij de weeskinderen in huis
gezet. Martinus Haakmeester, van origine loodgieter, begint een
carrière als huisverzorger, wordt stamvader van een grote
kolonistendynastie, maar raakt op zijn oude dag in de problemen.
Martinus Haakmeester is 57 jaar als hij op 15 juli 1823 aankomt in
Frederiksoord. Hij is vergezeld van zijn zes jaar jongere tweede
echtgenote Wilhelmina Krul, met wie hij acht jaar geleden getrouwd
is, en hun twee kinderen, zoon Marinus van 11 (sic) en dochter
Alida van 8 jaar oud. Die kinderen krijgen er gelijk een boel
'broertjes en zusjes' bij.
De te verzorgen wezen varieren in leeftijd van elf tot negentien
jaar. Ze komen allemaal uit Den Haag en arriveren allemaal ook
15-07-1823, zodat we gerust mogen aannemen dat ze de reis over de
Zuiderzee in gezelschap van de familie Haakmeester hebben gemaakt.
De helft bestaat uit eenlingen en daarnaast zijn er Maria,
Johannes en Elizabeth Rijnders van respectievelijk vijftien,
twaalf en tien. Twee van de weeskinderen, een meisje van zestien
en een jongen van dertien, lijkt het niet te bevallen. Na een half
jaar, december 1823, nemen ze in een tijdbestek van een week
allebei de benen. Ze komen in de boeken van de Maatschappij als
'gedeserteerd'.
Vooir de rest lijkt het best goed te gaan. Als de wezen na een
aantal jaren vertrekken worden ze opgevolgd door anderen, meestal
nog uit Den Haag, maar er komen ook wat oudere teeners uit Tholen
en een enkeling uit Dordrecht. De meesten blijven kort, een maand,
twee maanden, een half jaar, een jaar, maar Jan Willem Mulder komt
bij hun als hij acht is en gaat pas vlak voor zijn achttiende
verjaardag weg om in militaire dienst te gaan.
Ze krijgen ook de koloniale probleemgevallen in huis. Zoals de
42-jarige Immetje de Vries die met haar hulpbehoevende zoon Lijp
de Vries van hoeve naar hoeve zwerft. Ook bij de Haakmeesters
blijven zij maar een maand. En de 36-jarige Martinus van Rossum,
die al talloze koloniehoeves van binnen heeft gezien en het
precies één week bij de familie Haakmeester uithoudt. Al met al
komen er in vijftien jaar twintig ingedeelden langs.
Temidden van al die komende en gaande huisgenoten groeit zoon
Martinus voorspoedig op en in december 1838 trouwt hij met de
17-jarige kolonistendochter Durkje of Derkje of Dirkje Hoekstra.
De hoeve wordt overgeschreven op zijn naam zodat hij nu kolonist
is en de inmiddels 72-jarige Martinus en zijn echtgenote worden
als 'ingedeelden' opgenomen in het huishouden van hun zoon.
Een jaar later gaat er echter iets ernstig fout.
Martinus moet verschijnen voor de 'raad van toezigt in kolonie no
1' In die raad zit de onderdirecteur van kolonie Frederiksoord
plus een ambtenaar die de notulen maakt plus een of meer
'gemeensmannen'. Die laatsten zijn door de kolonisten uit hun
midden gekozen vertegenwoordigers. Uit het proces verbaal:
'De kolonist Martinus Haakmeester, oud 73 jaren, wordt gehoord wegens het ontvreemden van een stuk zoolleer uit de fabriek van kolonie no. 2, waar hij als schoenmaker werkzaam is.'
Blijkbaar was het een heterdaadje, want er staat bij
'met welk leder hij door de Adjunct-Directeur is aangehouden'.
Martinus ontkent niet er met het stukje leer vandoor gegaan te zijn:
'hij zegt het te hebben willen gebruiken tot achterlappen voor zijne eigen schoenen.'
Natuurlijk ben ik bij de schoenmaker langs geweest om te vragen
wat in hemelsnaam 'achterlappen' zijn. Het blijkt te gaan om wat
wij als leken de hakken van schoenen noemen. Die bestaan uit twee
delen, de 'onderstukken' die de voet ondersteunen en daaronder de
'achterlappen', zeg maar de zolen van een hak. De term blijkt nog
steeds in gebruik. Bij de wettelijk erkende opleiding tot
schoenhersteller staat nu nog bij de eindexameneisen: 'De leerling
kan achterlappen bevestigen.'
Goed, terug naar 1839 en naar 'zoolleer-gate'.
De processen verbaal van de drie raden van toezicht
(Frederiksoord, Wilhelminaoord, Willemsoord) dienen als basis voor
de eerstvolgende zitting van het hoogste tuchtcollege in de vrije
koloniën, de Raad van Politie en Tucht. Op 9 december 1839 komt
dit gezelschap, met de directeur en alle onderdirecteuren en weer
gemeensmannen, bij elkaar en buigt zich over een twaalftal zaken,
waaronder de beschuldiging tegen Martinus. Hij wordt
binnengeroepen en verhoord, maar
'Martinus Haakmeester, kan zich van het gepleegde misdrijd niet vrij kennen terwijl het ook algemeen bekend is, dat hij zich meermalen aan dieverij van leder heeft schuldig gemaakt.'
Zozo, daar wordt Martinus recidive aangewreven, zonder dat daar
enigerlei vorm van bewijs voor wordt aangedragen. De term
'algemeen bekend' getuigt van een zeer dubieuze rechtsgang, met
die term kun je willekeurig iedereen als gewoontemisdadiger
aanmerken.
De strafmaat voor voor elke vorm van diefstal van kolonie-eigendom
wordt bepaald door artikel 3 van het Reglement van tucht. Om te
beginnen
'dubbele vergoeding van het ontvreemde, verwaarloosde, beschadigde, verkochte of verpande'.
Daarnaast staat er op
'opsluiting voor 8 dagen in de strafkamer'.
Maar als er bijzondere omstandigheden zijn of er sprake is van
'herhaling van dit misdrijf' kan ook besloten worden met
'verplaatsing naar de Ommerschans'. Oftewel verbanning naar de
strafkolonie.
En omdat dus algemeen bekend is dat hij het vaker heeft gedaan,
besluit de raad
'M. Haakmeester, voor eenen onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans, onder nadere goedkeuring van de Permanente Commissie.'
Er gaat even overheen voor de toestemming van de Permanente
Commissie binnen is en daarna moet er nog een transport zijn dat
richting de Ommerschans gaat, maar op 1 februari 1840 wordt
Martinus overgebracht naar de strafkolonie. Zonder dat zij iets
fout gedaan heeft moet echtgenote Wilhelmina Krul dan ook mee.
Het stukje zoolleer kost ze bijna drie jaar opsluiting.
Ze komen vrij op 28-10-1842, dan keren ze terug naar hun zoon en
hebben ze hopelijk nog een mooie oude dag. Martinus tot 1852, hij
wordt 86 jaar. Wilhelmina wordt 85, zij overlijdt in 1857.
Zoon Martiinus is dan al begonnen met het stichten van een
bijzonder omvangrijke kolonie-dynastie. Diverse van zijn elf
kinderen worden ook kolonist en van de kinderen daarvan ook weer
de nodige. Zoals nazaat Theo Haakmeester (zie www.haakmeester.com) het formuleerde: 'Als
je in Frederiksoord "Goedemorgen Haakmeester" riep. was er grote
kans dat er een "Morge" terug zei.' De Haakmeesters zullen nog
worden opgenomen op de pagina met grote kolonistenfamilies, zie
hier.
Martinus Haakmeester en
Wilhelmina Krul komen voor in diverse genealogiën. Naast het al
genoemde www.haakmeester.com, (even inlog aanmaken om de stamboom
en Haakmeester-krantenartikelen te kunnen bekijken), ook in
genealogie Krul hier en genealogie
Krul hier, en verder
eveneens hier en hier.