Arij van Gerfsum, ingedeelde 1835-1841 en Cornelia van Gerfsum, ingedeelde, Guyot-instituut, ingedeelde 1835-1848

Volgens de kolonistendatabase zijn Arij en Cornelia te Tiel geboren en onechte kinderen van ene Alida van Gerfsum. Die is in Rotterdam overleden op 18 januari 1835, en dan neemt het Stads Algemeen Armbestuur van Rotterdam de kinderen onder haar hoede. Rotterdam heeft drie A-contracten met de Maatschappij (zie deze pagina voor een uitleg over A-contracten en zie voor een overzicht van contracten per stad deze pagina) en op grond van zo'n contract worden de kinderen twee maanden na de dood van hun moeder, op 27 maart 1835, geplaatst in de kolonie Wilhelminaoord.

Arij van Gerfsum is volgens de kolonieadministratie geboren 14 december 1821 en dus dertien jaar. In het stamboek van op contract geplaatsten met invnr 1389, zie hier, heeft hij nummer 138B. Hij wordt eerst geplaatst op hoeve 37 in huis bij de kolonist Anthoy Elstrodt. Die overlijdt 1 februari 1834. Arij blijft nog lang in huis bij Adriana de Lange weduwe Elstrodt, en op een gegeven moment komt ook zijn zusje Cornelia daar wonen. Op 5 april 1838 wordt hij overgeplaatst naar hoeve 2, bij de kolonist Pieter Riethagen in huis. Maar dat duurt maar drie maanden, per 5 juli 1838 gaat hij naar hoeve 29, bij kolonist Adriaan van Ommen Boddendijk.

Cornelia van Gerfsum is volgens de kolonieadministratie geboren 29 oktober 1825 en bij aankomst dus negen jaar. In het stamboek van op contract geplaatsten met invnr 1389, zie hier, heeft zij nummer 130B. En zij is blijkbaar doofstom. Er schijnt in augustus 1837 al correspondentie over te zijn, invnr 186 scans 474-475, maar die heb ik niet bekeken.

Hoe dan ook, op 13 september 1838 wordt zij vanuit de kolonie geplaatst in het Instituut voor Doofstommen te Groningen, ook bekend als het Guyot-instituut. Het blijkt uit een brief van de directeur der koloniën met nummer N2905 aan de permanente commissie op 12 oktober 1839, invnr 218 scans 318-319:


Frederiksoord, den 12 October 1839
                   
Ik heb de eer U Weledelgestrengen in antwoord op den brief van den 29 Augustus ll. no.1 te berigten, dat de plaatsing op het Instituut voor Doofstommen te Groningen van de bestedeling C. Garsen no. 130b van Rotterdam op den 13e  September jl. werkelijk heeft plaatsgehad en dat de kosten van eerste uitrusting bedragen ƒ 51,34½

Van briefpost, bij den korresponderenden
Directeur te Steenwijk .................................ƒ 1, 35
Van geleide naar Groningen ...................... ƒ 1, 50
En van de aanzuivering der jaarlijksche
toelage tot ultimo December aanstaande .. ƒ 3,75½ 
Zamen ....................................................... ƒ 57, 95

Volgens bijgevoegde Nota des Adjunct-Directeurs en bijlage met welke som de rekening van U Weledel Geborenen bij Kolonie no.2 is belast. Ik heb de vermelde andere kosten bij die der uitrusting gevoegd, omdat alles tegelijk betaald is en daarmede tot aan het einde des jaars alles is voldaan.

De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg

Die rekensom kan ik niet volgen, maar het staat er echt. Evenals de naam 'Garsen' in plaats van 'Gerfsum'. Mensen die verder onderzoek willen doen, kunnen kijken bij de genoemde brief van de permanente commissie, 29 augustus 1839 agendapunt N1, invnr 491 en bij de datum die op deze brief geschreven is: 31 oktober 1839 agendapunt N18, invnr 493.

De in de brief genoemde bijlagen zijn in het archief verspreid geraakt, maar een kwitantie van het Guyot-instituut vond ik in invnr 218 scan 244, en druk ik hieronder af. Daaruit blijkt dat ze ook bij het Instituut als Garsen bekend staat.




Terwijl Cornelia in Groningen is, komt oudere broer Arij een keer in aanraking met het kolonislae tuchtrecht, op de zitting van 17 oktober 1839, zie ook bijlage 3. Hij hoort tot een groepje jongeren dat een kolonist 'op onbetamelijke wijze gescholden' en 'op eene geweldige manier met aardappelen gesmeten' heeft.

Hij blijft bij Van Ommen Boddendijk wonen, maar op 8 januari 1841, negentien jaar oud, overlijdt Arij van Gerfsum te Wilhelminaoord.

Cornelia blijft tot 3 augustus 1843 bij het doofstommeninstituut, dan keert ze terug in de kolonie. Ze komt terecht bij het gezin van de voormalige bedelaar-veldwachter Christiaan Willem Harbrecht en diens vrouw Willempje van der Dooze (zie De strafkolonie). Eerst in Frederiksoord en na een verhuizing in Wilhelminaoord. Na vijf jaar, op 12 augustus 1848, verlaat Cornelia van Gerfsum, tweeëntwintig jaar oud, de kolonie en trekt ze de wijde wereld in.