Het vrije kolonistengezin van Friedrich Friess, met één dochter die koloniste wordt, één dochter die op het slechts pad raakt en echtgenote Christina Jansen, die wel van een potje ruzie houdt

De subcommissie van weldadigheid te Amsterdam mag begin 1839 een gezin in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contributie'. Zie een uitleg van dat begrip. Ze dragen het gezin van Friedrich Friess en Christina Jansen voor. De voordracht wordt geaccepteerd door de permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid en op 4 maart 1839 komt het gezin aan in de kolonie Willemsoord.

Ze worden gehuisvest in hoeve 146 van die kolone, zie de locatie op dit kaartje. Dat is Willemsoord-Steggerda. Ze staan geregistreerd als bewoners van die hoeve in het stamb9oek van Willemsoor met invnr 1361 op scan 147. Zie bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken zijn.

Uit deze en latere inschrijvingen neem ik de gezinsgegevens over, met de kanttekening dat de kolonieadministratie slechts de aantekeningen zijn van een particuliere organisatie en dus GEEN officiële bron waarop blindgevaren mag worden.

Gezinssamenstelling

Friedrich Friess is volgens de stamboeken geboren op 3 juli 1792. Hij en de rest van het gezin zijn hervormd. Hij is getrouwd met:

Christina Jansen, geboren 7 mei 1796. Ze hebben bij aankomst twee dochters bij zich:

● Sophia Catharina Friess, geboren 22 december 1824. Later echter, in de registratie van bedelaars, staat zij altijd met de geboortedatum 6 december 1822.
● Carolina Ludovica Friess, geboren 21 juli 1830.

Ze krijgen meteen wat ingedeelden in huis.

Ruzie-1

Al in het jaar van aankomst heeft 'vrouw Friess', dus Christina Jansen, het aan de stok met de buurman van hoeve 147. Dat is de weduwnaar Lammert Jansz Kramer uit Monnickendam. Bij de raad van toezicht van Willemsoord van 16 oktober 1839, bijlage 4 op deze pagina, beschuldigt ze hem ervan 'knollen van de Maatschappij die op de door hem bewoonde hoeve geteeld waren des nachts met een kruiwagen zijn weggebragt'.

De raad van toezicht gelooft er niet veel van. Als het de volgende dag behandeld wordt bij de raad van politie en tucht, hoger op die pagina, vinden ze de beschuldiging ook niet geloofwaardig en laat men het verder rusten.

Desertie

Dochter Sophia Catharina Friess loopt van de kolonie weg, in koloniejargon: ze 'deserteert', op 25 juli 1840. Volgens de geboortedatum in het stamboek is ze dan pas vijftien jaar oud. Waar ze daarna uithangt weet ik niet, maar op 25 december 1841, dus na anderhalf jaar, wordt ze door Amsterdam afgeleverd bij het bedelaarsgesticht op de Ommerschans.

In het register van bedelaars 'gemerkt I', toegang 0137.01 invnr 428, staat ze met bedelaarsnummer 3812 als Sophia Catharina de Vries. Lang 1 meter 51, 'ovaal aangezigt', zwart haar, lichtbruine ogen, kleine neus, ordinaire mond, ronde kin, geen bijzondere kenmerken.

Ruzie-2

Voor die tijd, op 16 april 1841, is het gezin Friess overgeplaatst van hoeve 146 naar hoeve 161. Zie de locatie op dit kaartje. nog steeds Steggerda. Het huis wordt volgeplempt met ingedeelden die aankomen en weer vertrekken en opgevolgd worden door nieuwe ingedeelden.

Dan heeft vrouw Friess haar pijlen gericht op de directie van Willemsoord. Dat moet je nooit doen, dat leg je altijd af. Bij de raad van toezicht van Wilemsoord van 30 juli 1842, bijlage 4 op deze pagina, gaat het over een rel tijdens de driemaandelijkse verstrekking van kleding. Het gaat over een tafellaken en een paar kousen die ze wel of niet ontvangen had. Eerst wordt gemeld dat ze de boekhouder gezegd heeft te liegen als een schelm.

Onbetaamd

Als de volgende aan de beurt is, vraagt ze 'krijg ik nu dat goed niet, dat mij tekort gedaan is', en als de onderdirecteur zegt dat het eerst uitgezocht moet worden, 'heeft zij met onbetaamde vloek en scheldwoorden gezegd en uitgeroepen ten aanhore van eene menigte menschen: ”het is dieverij, dat wordt me ontstolen”, enzovoort, enzovoort'.

Later is het uitgezocht en blijkt vrouw Friess die spullen wel gehad te hebben, maar dat wilde stil houden voor haar man. De spullen waren bedoeld voor 'eene voordochter van haar, die te Ommerschans is'. Hier wordt het raadselachtig. Een voordochter? Wordt hier Sophia Catharina bedoeld, die inderdaad in de Ommerschans zit? Maar hoe kan dat een voordochter van Christina Jansen zijn als ze Friess heet?

Vijf dagen opsluiting

Nouja, laat maar zitten. Bij de behandeling in de raad van politie en tucht, hoger op die pagina, wordt het, ook omdat vrouw Friess steeds maar alles 'stijf en sterk' blijft ontkennen, opgevat als belediging van de employés, waarop 'vijf dagen opsluiting in de strafkamer' staat.

Dochter Sophia Catharina Friess wordt op 24 december 1842 vrijgelaten uit het bedelaarsgesticht en volgens het stamboek van Willemsoord met invnr 1362 is ze op 31 december 1842 weer bij vader, moeder en zus. Maar er wacht natuurlijk nog wel straf voor de eerdere desertie.

Strafkolonie

Op 8 februari 1843 is de raad van politie en tucht die zich bezighoudt met de desertie van dochter Sophia Catharina Friess. Daarvan heb ik geen transcriptie, maar alleen een samenvatting. Maar zo spannend is het ook niet, desertie wordt ALTIJD beloond met verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans.

Daar komt Sophia Catharina Friess volgens dit overzicht aan op 13 maart 1843.

Ruzie-3

Te Willemsoord belandt haar moeder, Christina Jansen echtgenote van Friedrich Friess, in haar volgende conflict, zie de raad van toezicht van Willemsoord op 7 februari 1844, bijlage 8 op deze pagina. Buurvrouw Van der Hulst heeft 'een doek gevonden van een kind van Friess'. Dat zal dus moeten zijn Carolina Ludovica Friess,die wordt uitgescholden als ze die doek terug komt vragen.

Daarop gaat moeders er op af en 'deze liet zulks niet zoo gemakkelijk toe als haar kind'. Dat leidt tot een confrontatie waarbij zij 'elkander gescholden hebben, voor al wat maar ongepast mag genoemd worden, en eindelijk elkander gekrapt en geslagen'. Tegenwoordig spelen we dat als 'gekrabd'.

Drie dagen opsluiting

Bij de behandeling bij de raad van politie en tucht, hoger op die pagina, wordt meer in bijzonderheden getreden met de vermelding 'dat vrouw Friess vrouw van der Hulst had geslagen en zelfs de muts van het hoofd gescheurd, hebbende vrouw Friess de doek, welke van haar scheen te zijn, terug bekomen'.

Terwijl de raad van toezicht vrouw Van der Hulst nog als oorzaak zag, legt de raad van politie en tucht de schuld bij vrouw Friess en die verdwijnt drie dagen de strafkamer in.


Terugkomst en vertrek Sophia Catharina

Op 20 maart 1845 wordt het gezin Friess overgeplaatst van hoeve 161 naar hoeve 72. Of dat te maken heeft met de ruzie met de buren weet ik niet, zie de locatie op dit kaartje.

Op 12 september 1845 wordt dochter Sophia Catharina Friess vrijgelaten uit de strafkolonie op de Ommerschans en keert ze terug in de vrije kolonie Wilemsoord en het ouderlijk nest. Niet zo vreselijk lang. Op 25 mei 1846 gaat ze er opnieuw vandoor. En daarbij verlaat ze voorgoed de vrije kolonie Willemsoord. Maar niet de koloniën.

Ruzie-4

Op de zitting van de tuchtraad van 22 juli 1847 wordt behandeld de beschuldiging 'tegen de kolonistenvrouwen Friess en Nicola wegens het onophoudelijk twisten met elkander, en het ontvreemden van katoenen garens'. Het laatste wordt beschouwd als een uitvloeisel van het eerste en blijkt in bijlage 4 dusdanig ingewikkeld dat de tuchtraad het maar laat zitten. Zie over de familie Nicola deze pagina.

Het eerste wordt in bijlage 4 nader omschreven als dat zij 'zoo erg op elkaar verbitterd zijn dat zij om beuzelingen het grootste ongenoegen maken elkander voor hoer, dief etc. uitschelden waaraan een half wijks volk te pas komt'. Oftewel de hele buurt staat mee te genieten van de scheldpartijen. Beide vrouwen gaan drie dagen de strafkamer in.


Veenhuizen

Op 26 oktober 1848 wordt dochter Sophia Catharina opnieuw het bedelaarsgesticht binnengebracht. Dit keer vanuit Zwolle, wat wijst op een vrijwillige opname. In het bedelaarsregister 'gemerkt R', toegang 0137.01 invnr 436, krijgt ze het bedelaarsnummer 5175. Ze wordt op 25 november 1848 overgeplaatst naar het bedelaarsgesticht te Veenhuizen.

En daar komt ze haar ouders later weer tegen. Want op 9 januari 1850 wordt het gezin gedegradeerd tot arbeidershuisgezin te Veenhuizen. Waarom dat is weet ik niet, want in de tuchtzittingen eind 1849 kan ik hen niet vinden. Ze zijn nu te volgen in het register van arbeidershuisgezinnen met invnr 1575 op scan 17.

Opnieuw Willemsoord

Derde gesticht woning 93. Maar op 9 september 1850 besluit de permanente commissie dat ze terug mogen naar de vrije koloniën en op 19 september 1850 gebeurt dat ook. Ze komen nu in hoeve 162 van Willemsoord, maar al drie maanden later, op 21 december 1850, gaan ze over naar hoeve 152, zie de locatie op dit kaartje. Alles steeds in hetzelfde buurtje.

Overlijden en opvolging

Hier overlijdt Friedrich Friess op 1 oktober 1851. Christina Jansen en haar dochter mogen op de hoeve blijven wonen en op 10 februari 1853 treedt dochter Carolina Ludovica in het huwelijk met de kolonistenzoon Pieter Capelle die daarna hoofdbewoner van de hoeve wordt. Zie over de opvolging, de kinderen van dit echtpaar en hun verdere carrière op deze pagina vanaf het tussenkopje 'Kolonist Pieter Capelle'.

Moeder Christina Jansen weduwe Friess woont een paar maanden bij haar dochter in en wordt dan overgeplaatst naar andere koloniale gezinnen tot ze op 10 september 1870 de kolonie verlaat.

Sophia Catharina

Dan is er nog dochter Sophia Catharina die op 23 april 1853 uit het bedelaarsgesticht ontslagen wordt, maar er op 7 november 1856 vanuit Zwolle weer opgenomen wordt. Bedelaarsnummer 88 in het register 'gemerkt S', toegang 0137.01 invnr 437. Ze is hoogzwanger, want na op 29 november 1856 overgeplaatst te zijn naar Veenhuizen, bevalt ze op 17 januari 1857 van dochter Sophia Catharina Friess die echter op 10 maart 1857 al weer overlijdt.

Ze laat zich in het bedelaarsgesticht nog eens bezwangeren, want ze bevalt op 21 juni 1859 van zoon Frederik Friess, die op 18 december van dat jaar overlijdt. Sophia Catharina Friess wordt op 3 mei 1862 uit het bedelaarsgesticht ontslagen en keert er dan niet meer terug.