De eerste keer dat ik Jan van der Einde tegenkom, is in de notulen van de permanente commissie. Het is dan 27 november 1820, het staat in invnr 38 en de tekst luidt:
Besloten J. van den Einde aantestellen tot onderopzigter in dienst der Maatsch., en dien aanteschrijven om zich naar Frederiksoord te begeven en aldaar bij den Heer Direkteur te melden.
Hij komt op 4 december 1820 aan, zie de onderstaande
aankomststaat, invnr 1343, en komt volgens die staat in hoeve
nummer 30 van wat dan kolonie 2 is, de uitbreiding van
Frederiksoord, die later zal worden samengevoegd met het
oorspronkelijke Frederiksoord tot kolonie 1 & 2 (nog later
gewoon kolonie 1). Volgens de kolonieadministratie wordt hij
anderhalve maand na aankomst vader. Geboren wordt op 27 januari
1821 Johanna Frederika van der Einde.
Wat hij precies doet als opziener is niet bekend, maar een jaar later blijkt hij een goede indruk te hebben gemaakt op enkele Amsterdamse gezinnen die al heel snel na hun aankomst weer rechtsomkeert hebben gemaakt. Het staat in een brief van de subcommissie van weldadigheid Amsterdam, gedateerd 11 september 1821, invnr 59:
De huisgezinnen welke hier zijn teruggekeerd geven onder tusschen voor dat zij door den Heer Directeur der kolonien, volgens hun zeggen Visser genaamd, met vreselijke vloeken, scheldwoorden en verwenschingen zouden zijn bejegend, dog roemen daar en tegen de vriendelijkheid en minzaamheid van een onder opziener, die zij menen van den Einde te hebben horen noemen.
Wij hebben gemeent deze bijzonderheid te moeten mededeelen om UWEd., des verkiezende, in de gelegenheid te stellen, door een nader onderzoek te doen blijken dat de beschuldiging ten laste der Heer Visser, lastertaal en van alle grond ontbloot is.
Blijkbaar vindt men in Amsterdam dat er geen kritiek mag zijn op
de directeur der koloniën Wouter Visser.
Dan zijn we op het eind van het jaar. Johannes van den Bosch heeft
december 1821 zijn geduld een beetje verloren. Hij verbant diverse
gezinnen naar de strafkolonie en stuurt een aantal employés van de
kolonie af, waaronder de zoon van proefkolonist Bade. In het kader
van al dat doortastende gedoe schrijft hij in een brief op 16
december 1821, invnr 59:
Zo den boekhouder van den Einde niet beter oppast erlangd de Kommissie binnen agt dagen het voorstel om hem Bade achter na te zenden.
Blijkbaar werkt Jan van den Einde dus als boekhouder en even blijkbaar past hij een tijdje op, want er is niets bekend over strafmaatregelen. Twee jaar later past hij niet op. Directeur der koloniën Wouter Visser schrijft 5 september 1823, invnr 66, over wangedrag van diverse personeelsleden:
Verder vind ik mij verplicht ter kennis van de P.K. te brengen, het onbetaamlijk gedrag van eenige koloniale geemployeerden; als van den boekhouder van den Einden in kolonie no.4, welke in de gepasseerde week, te Noordwolde bij gelegendheid der jaarmarkt aldaar, zich niet heeft ontzien, van met jonge kolonistenmeijsjes, zoo wel als getrouwde vrouwen, in de herberg te gaan, en door het overmatig gebruik van den sterken drank, wanzedelijke oogmerken heeft tragten te bereiken.
Daarna beschrijft Visser wat de andere stoute employés hebben gedaan en tenslotte wil hij ook weer niet dat ze allemaal de laan worden uitgestuurd.
Intusschen neem ik de vrijheid hier bij voegen dat mijns inziens noch het gedrag van van den Einde, noch van Oosting - aangenomen minder schuldig dan Riemsdijk te zijn - zo min als dat van Riemsdijk zelve, ongestraft kan blijven; terwijl door hun finaal uit den dienst der Maatschappij te ontslaan zij in de diepste armoede worden gedompeld; en derhalve de Permanente Kommissie in consideratie te geven of niet aan den een en ander het dienden van b.v. 4 of 6 weken zonder, of voor half traktement, kon worden aangeboden of wel geheel hun ontslag te ontvangen of wel zodanig andere corrigerende bepalingen te maken, als de Permanente Kommissie zal vermenen te behoeven.
Als reactie neemt de permanente commissie op 6 september 1823 het besluit dat elders op de site staat, waardoor de famile Van der Einde het twee maanden met minder geld moet doen. Terloops wordt uit dat besluit duidelijk dat Van den Einde boekhouder is van kolonie 4, Wilhelminaoord, wat later kolonie 2 zal worden. Het besluit heeft het gewenste effect, schrijft directeur Visser op 16 februari 1824, invnr 68:
Voorts ten gevolge besluit der Permanente Kommissie dd. 6 sept. A.P. te berigten dat de boekhouder van den Einde kol N4 en den geemployeerden van Riemsdijk sedert het voorgevallen, welk tot het nemen van dat besluit aanleiding gaf, zich behoorlijk van hunnen pligt hebben gekweeten, en zoo ver mij bekend aan geen misdrijf hebben schuldig gemaakt; waarom ik de eer heb te vragen authorisatie tot het weder uitbetalen van hunne volle soldij, te rekenen van af de expiratie der bij bovengemeld besluit bepaalden termijn, gedurende welk zij respectievelijk, slegts de helft hunner gewone inkomsten hebben genoten.
Later dat jaar, 2 mei 1824, invnr 69, maakt Visser nog wel melding van een administratieve fout van Van der Einde. Er zijn wat Haagse weeskinderen zoek en de onderdirecteur van Wilhelminaoord en boekhouder Van der Einde hebben geomitteerd (= nagelaten) dat te melden:
Ter voldoening aan het verlangen der Permanente Kommissie betrekkelijk de vacatures der Haagsche weeskinderen in de kolonien en meer bepaald omtrend Dirk Hendrik Valkenburg en Wijnand Jansen heb ik de eer te berigten dat de eerstgemelde werkelijk van hier is gedeserteerdt, men heeft mij later wel gezegt dat hij door de loting voor de Nationale Militie dienstpligtig is geworden, maar hier voor hebben wij geen andere bewijzen.
Wijnand Jansen is reeds in january jl. met verlof gegaan en niet terug gekomen. De onderDirekteur Bosma en de boekhouder van den Eijnden hebben geommitteerdt daar van rapport te doen, zoo wel als op de verandering staat melding te maken, zoo dat ik zelfs van de absentie van Jansen onbewust was.
Nog later dat jaar is er weer beschuit met muisjes, op 9 december 1824 wordt geboren Petrus van der Einde. Verder is er allemaal lof voor de boekhouder. Op 10 september 1825 krijgt hij zelfs een douceurtje, zie het besluit elders op de site.
Pas vanaf 1828 zijn er volledige personeelsregisters van de employés van de Maatschappij bewaard gebleven. Dan zien we dat er op 21 juni 1827 nog een dochter geboren is, Theresia van der Einde. Volgens folio 6 van het personeelsregister met invnr 997 is Jan van der Einde geboren 17 februari 1776. Hij is getrouwd met Maria Petronella Banko (of misschien Danko, het is lastig te lezen), geboren 27 februari 1785. Het is een gemengd huwelijk, Jan is katholiek, zijn vrouw hervormd.
Genoteerd wordt: 'Van der Eijnden overgeplaatst naar het 2 Gesticht te Veenh als zaalopziener 14 Oct 1831 N1'. Waarom hij die overplaatsing wil, weet ik niet. Misschien staat het bij dat besluit van 14 oktober 1831, wat in invnr 405 moet zitten.
In het personeelsregister met invnr 997 is hij daarna terug te
vinden op folio 41 als zaalopziener in het bedelaarsgesticht
Veenhuizen-2. Niet voor lang. Op een onleesbare datum in maart of
april 1832 wordt hij ontslagen, en dan is hij volgens de
aantekening 'den 28 Mei daarna vertrokken'. Uit deze brief
van 20 februari 1832 lijkt het of dat ontslag nog een gevolg is
van de fouten die hij als boekhouder in Wilhelminaoord gemaakt
heeft, maar uit dit stuk
blijkt dat het is omdat hij een tot zijn zaal behorende
bedelaarskoloniste heeft bezwangerd.