De subcommissie van weldadigheid in het Friese Workum sluit
in februari 1821 het contract C11 met de
Maatschappij van Weldadigheid. Zie hier voor een uitleg over
contracten en vandaar kun je doorklikken naar een lijst met alle
afgesloten C-contracten.
Aankomst
Op grond daarvan mag ze een gezin plaatsen van zes personen en
zodoende arriveert op 4 juli 1821 het gezin van Hendrik
Jans Duiker, in het begin vaak aangeduid als Duijker, maar al het
nageslacht gaat door zonder lange ij. Met echtgenote en vier
kinderen, temidden van een enorme stroom aankomende gezinnen, want
de nieuwe kolonie Wilhelminaoord wordt deze dagen in
gebruik genomen.
Uit deze periode zijn geen stamboeken bewaard gebleven, maar ze staan wel op een lijst in het maandblad de Star van augustus 1822. Ze staan daar op hoeve 14, maar als in 1825 alles heringedeeld en hernummerd is, volgens dit besluit, wonen ze niet meer in Wilhelminaoord maar in de kolonie Frederiksoord op hoeve 91. Terwijl andere kolonistengezinnen regelmatig verplaatst worden zullen de Duikers altijd op die hoeve blijven wonen. Zie voor de locatie dit kaartje (tegenwoordig is dat Wilhelminaoord, maar toen hoorde dat bij Frederiksoord).
Voor geïnteresseerden: in invnr 1392 heb ik een keer een mapje
gezien met de doopextracten van het gezin, maar daarvan zijn geen
scans dus dat moet op het archief.
Ingedeelden
Zoals alle kolonistengezinnen krijgen ze ingedeelde wezen in huis
en in het geval van de Duikers is dat Arie Roesteen uit
Oudewater. Over de manier waarop die behandeld wordt komen
klachten uit Oudewater. Daarover is een verhaaltje op deze pagina.
Arie Roesteen zou nooit naar de kerk gaan, 'somwijl zonder koussen
en als in lompen gehuld moeten lopen', slaag krijgen als hij niet
genoeg werkte, terwijl hij bij Duiker 'zoo veel honger lijdt, dat
hij bij andere kolonisten een stuk brood moet vragen'.
Als de directeur die klachten onderzoekt noemt hij Hendrik Jans
Duiker en zijn vrouw 'menschen enigsints ruw' en hij kan zich goed
voorstellen dat daar sprake is van 'te hoog vloeken'. Aan de
andere kant is Duiker iemand 'die door sterken arbeid veel geld
wint' en als de directeur kort na etenstijd bij de familie komt
ziet hij 'een grote portie gort, waar over vet en stroop' en ook
aan brood is er genoeg. De volledige stukken staan op deze
pagina.
Stamboeken
Vanaf 1825 zijn er stamboeken bewaard gebleven en de familie staat bij hoeve 91 in de boeken van kolonie 1 oftewel Frederiksoord met de invnrs 1346, 1347, 1348, 1349, 1350 en 1351. Zie bovenaan de pagina hoe de scans van die boeken te bereiken zijn. Uit die stamboeken neem ik de gezinsgegevens over:
● Hendrik Jans Duiker is volgens de op dit punt lang niet
altijd betrouwbare kolonieadministratie geboren op 13
september 1786. In zijn vorige leven zou hij kuiper en
landarbeider geweest zijn. Hij is rooms-katholiek terwijl de rest
van het gezin hervomd is (houd dat even vast!). Hij is getrouwd
met:
● Wijtske Pieters Bokma, geboren 8 maart 1786. Zij
zou vroeger spinster geweest zijn. Het echtpaar is aangekomen met
de volgende kinderen:
● Hitje Hendriks Duiker, geboren 18 september
1811,
● Pieter Duiker, geboren 5 juni 1813,
● Sjoerd Duiker, geboren 6 januari 1816, en
● Geert Duiker, geboren 4 augustus 1819.
Op de kolonie komen daar bij:
● Lamke Duiker, geboren 3 februari 1822,
● Grietje of Geertje Duiker, geboren 19
december 1823. Zij overlijdt op vierjarige leeftijd op 28
maart 1828,
● Jan Hendrik Duiker, geboren 29 augustus 1826,
en
● Geertje Duiker, geboren 23 februari 1829.
De jaren 1825 tot 1834
■ Op de zitting van de
kleine raad van 28 april 1827 vraagt vrouw Duiker veertien
dagen naar Workum te mogen 'om de erfenis harer overledene moeder
met andere aanverwanten te regelen'.
■ Op de zitting van de
kleine raad van 13 december 1828 komt vrouw Duiker klagen
'dat de boekhouder twee boezelaars in haar boekje had gebracht,
terwijl ze er maar een gehad had'.
■ Op de zitting
van de raad van tucht voor de gewone koloniën van 24 augustus
1829 moet Hendrik Duiker voorkomen omdat hij dronken is
geweest. Volgens hem is dat een gevolg van 'huisselijke
oneenigheden'. Dat zou wel eens te maken kunnen hebben met de
toestanden die in 1834 naar buiten komen, zie verderop. Omdat de
raad zeker weet dat Hendrik geen habituele drinker is, loopt het
met een sisser af.
■ Vanaf eind 1829 is er een stamboek aangelegd van alle op
contract geplaatste koloniebewoners. In dat invnr 1389 staan de
Duikers met de nummers 744-749. maar daar staat geen extra
informatie bij.
■ Op 14 mei 1831 wordt Hendrik Duiker voorgedragen als
kolonist van de eerste rang. Dat staat halverwege deze pagina. Het is
een bevordering, maar omdat het begrip 'kolonist van de eerste
rang' geleidelijk uit de boeken verdwijnt, houdt het niet zoveel
in.
■ Bij de zitting
van de raad van tucht van 29 oktober 1831 zit een bijlage
2, waarin vrouw Duiker en Hitje Duiker, hier allebei aangeduid als
Deuker, optreden als getuigen bij een vechtpartij.
■ Her eerste kind trekt het huis uit: Pieter Duiker
verlaat op 5 mei 1832 met ontslag de kolonie en het
ouderlijk nest.
Er is ongetwijfeld meer deze jaren, maar ik doe alleen de dingen
waarvan ik toevallig transcripties heb. Voor mensen die meer
onderzoek willen doen is hier een
lijst van brieven waarin de naam Duiker voorkomt, en een klein
lijstje van vermeldingen van 'Duijker'.
Godsdienststrijd 1834
En dan komen we aan het onderdeel van de familiegeschiedenis dat
is beschreven op de pagina's 66-67 van De strafkolonie. Op
26 maart 1834, in een brief met nummer N595, invnr 146 de
scans 592-593, schrijft de directeur der koloniën:
Thans moet ik UwEdG. over eene regtskundige vraag bezig houden, die een geschil tusschen man en vrouw doet voortduren, hetwelk het huisgezin in den noodlottigsten toestand heeft gebragt.
De kolonist H. J. Duiker kwam in 1821 met zijn huisgezin in de koloniën.
Man en vrouw zijn uit gereformeerde ouders geboren en ook bij dat kerkgenootschap gedoopt, doch waren bij hunne aankomst nog geen ledematen.
De vrouw is zulks in de koloniën geworden; terwijl de man tot de R.C. kerk is overgegaan.
Al de in de koloniën geboren kinderen, ook het jongste, hetwelk, na zijns vaders overgang, ter wereld gebragt is, zijn in de gereformeerde kerk gedoopt, ofschoon het laatste niet dan met groot tegenzin van Duiker.
Voor 3 jaren geleden begon Duiker zijne vrouw te noodzaken, eenige kinderen tot de R.C. kerk te laten overgaan en voerde met zijne vrouw daarover hevig verschil, tot dat het mij gelukte de vrede in het huis weêr te doen terugkeeren.
Sedert de komst van den Heer Schaepman, als waarnemend pastoor in de koloniën, is de ijver van Duiker weder ontgloeit, doch de vrouw biedt denzelfden tegenstand.
Ik heb den Heer Pastoor ernstig onder de aandacht gebragt, om zich van het maken van alle veroveringen gestreng te onthouden en ik heb reden om te gelooven, dat deze vermaning hare vrucht hebben zal.-
Doch met Duiker en vrouw is het reeds te ver gekomen, om, zonder krachtdadige tusschenkomst hierin een gewenscht einde te zien gebragt.
De echtelingen hebben mij, evenwel, beloofd, zich te zullen onderwerpen en verstaan op een behoorlijk bewijs, hoedanig de regterlijke magt beslissen zou op de klagten eens kinds, over de mishandeling zijner ouders, waarvan elk hetzelve bij eenen arm heeft en zoo, met geweld, ieder naar zijne kerk sleuren wil.
Dit geval heeft werkelijk plaats en het verschil is zoo hevig, dat er levensgevaar bestaat.
Ik heb dan ook de man, op beider verzoek, zoo lang elders ingedeeld tot na de verlangde uitspraak. Duiker verlangt zijne 3 jongste kinderen tot de R.C. kerk te zien gebragt en de vrouw beweert dat, daar ze uit gereformeerde ouders zijn geboren, met uitzondering van het jongste;- dat ze althans bij de gereformeerden zijn gedoopt en dat zij gereformeerd is, gelijk ook haar man vroeger was, dat dezelven daarop geen regt heeft.
UwEdg. gelieven dus hierin tusschen beide te treden en mij te doen kennen, wat ik verder te doen heb.
De Direkteur der Koloniën
J. Van Konijnenburg
Niet mee bemoeien!
De permanente commissie behandelt deze zaak op 18 april 1834 bij agendapunt 14, invnr 423 (daarvan zijn geen scans). Ze willen zich hier absoluut niet mee bemoeien en vragen de koloniale directie om dat ook niet te doen:
No 14
DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID
Gelezen eene miss. van den Dir der kol van den 26 Maart ll N595,
Besluit
aan denzelve te schrijven als volgt:
In antwoord op UwEd brief van den 26 Maart ll N595, hebben wij de eer UwEd te kennen te geven, dat het ons nog al bedenkelijk is voorgekomen, om de zaak van het geschil tusschen den kolonist Duiker en zijn vrouw over de godsdienstige gezindheid, waarin hunne kinderen zouden worden opgevoed, een stellig gevoelen te uiten, weshalve wij ons daarover liefst zouden onthouden, en gaarne zouden zien dat ook de koloniale directie zo veel mogelijk, zich buiten de zaak hield, en zich bepaalde bij zoodanige maatregelen als tot behoud der orde mogt gevorderd worden.
Hervormd??
Van de door de directeur genoemde overplaatsing van Hendrik Jans
naar een ander gezin is niets aangetekend in de stamboeken. Het
valt daarom ook niet te achterhalen hoe lang de echtelieden uit
elkaar gehaald zijn en wanneer hij weer bij zijn gezin in huis
woont. Maar in het stamboek met invnr 1349 staat achter de naam
van Hendrik Jans Duiker ineens 'hervormd'. Tsjah...
De jaren erna
■ Op de zitting van de
kleine raad van 17 mei 1834 vraagt vrouw Duiker 'om met
verlof te gaan met haren zoon Sjoerd, naar Workum, voor den tijd
van veertien dagen'.
■ Oudste dochter Hitje trekt op 9 november 1834 de wijde
wereld in. Maar ze is op 27 december 1835 weer terug.
■ Zoon Sjoerd gaat op 29 april 1836 zijn militaire
dienstplicht vervullen. Dat duurt tot 28 oktober 1837.
■ Zoon Geert, hier aangeduid als Gerrit, hoort bij een clubje
jongens dat bij de tuchtraad
van 29 juli 1837 terecht staat omdat zij 'eene vrouw van
Noordwolde die de weg langs ging zouden hebben uitgescholden en
met zand geworpen'. Volgens bijlage 1 was het 'met kluitjes aarde
modder of zand, echter zoo zij voorgeven zonder dat een van allen
haar zoude geraakt hebben'. Het kost Geert vijf dagen opsluiting.
Daarna gaat Geert Duiker op 29 april 1838 weg voor het
vervullen van zijn militaire dienstplicht, gedurende welke hij te
Groningen overlijdt.
■ Dochter Hitje verlaat opnieuw het huis, dit keer op 30 mei
1839 en dit keer voorgoed.
■ Bij zoon Sjoerd Duiker staat in het stamboek ook als
ontslagdatum 30 mei 1839, maar dat zal toch wat eerder
zijn, want al op 5 mei 1839 trouwt hij met een
kolonistendochter, Angenita Jacomina Farenkamp. Zie voor
haar familie deze pagina.
■ Op de zitting van de
kleine raad van 19 februari 1842 komt Hendrik Jans Duiker
verlof vragen voor dochter Lammigje om naar Bozum te gaan. Uit het
stamboek blijkt dat ze daar van 26 februari 1842 een
baantje heeft, maar dat bevalt niet en op 12 maart 1842 is
ze al weer terug.
■ Later dat jaar, op de
zitting van de kleine raad van 13 augustus 1842
vraagt Duiker drie dagen verlof om naar de Dedemsvaart te gaan.
Daar in de buurt woont dochter Hitje, zie hier.
■ Maar het jaar erop, op 9 oktober 1843 overlijdt Hendrik
Jans Duiker, 57 jaar oud.
■ Op de zitting
van de raad van tucht van 25 juli 1844, zie ook bijlage 9,
treedt dochter Lamke, hier als Lammigje, op als getuige met een
zeer 'van horen zeggen'-verklaring.
■ Zoon Jan Hendrik Duiker gaat op 7 mei 1846 in militaire
dienst, komt daarvan terug op 15 augustus 1846 en verlaat
dan met ontslag op 23 maart 1847 de kolonie en het gezin.
Naar Veenhuizen
Dochter Lamke trouwt op 25 juli 1849 met de kolonistenzoon Klaas Hameka, zoon van een kolonist uit Koog aan de Zaan. Hij wordt als kolonist geplaatst en daarmee is Lamke de enige van de kinderen die zelf kolonistenvrouw wordt. Ze staan als bewoners van hoeve 76 in het stamboek Frederiksoord met invnr 1351, maar na een paar maanden gaan ze naar hoeve 32.
Blijkbaar is Klaas Hameka een goede landarbeider want bij besluit van de permanente commissie van 17 april 1855 N6 wordt hij bevorderd tot hoevenaar bij het tweede gesticht te Veenhuizen. Het gezinnetje, met twee kinderen waar er in Veenhuizen gestaag bij blijven komen, gaat op 28 april 1855 over naar de grote boerderij nummer 8 in Veenhuizen.
Op hoeve 91 in Frederiksoord wonen alleen nog moeder Wijtske
Pieters Bokma weduwe Duiker en haar dochter Geertje (en een
heleboel ingedeelden). Maar de kolonieleiding heeft liever
complete gezinnen op een hoeve en op 3 juni 1856 gaan
moeder en dochter over naar de boerderij van Lamke en schoonzoon
Klaas Hameka. Ze staan op folio 19 van het stamboek van hoevenaars
met invnr 1583 (daarvan zijn geen scans).
Tot slot
Het duurt maar heel kort. Op 23 augustus 1856 worden moeder en dochter als arbeidershuisgezin geplaatst in een van de woninkjes aan de buitenkant van het derde gesticht, woning nummer 39. Ze staan in het register van arbeidersgezinnen met invnr 1575 (daarvan zijn wél scans).
Als de staat in 1859 de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen heeft overgenomen van de Maatschappij van Weldadigheid, is er twee jaar om de arbeiders of terug te plaatsen in de vrije koloniën of te ontslaan. Bij moeder Duiker en dochter Geertje Duiker gebeurt het laatste, ze verlaten de koloniën met ontslag op 1 juli 1861. Daarna zijn ze in de archieven van de koloniën niet meer terug te vinden.
Klaas Hameka blijft met Lamke Duiker de grote boerderij bestieren
en wordt per 15 september 1861 als zodanig ambtenaar bij
de Rijkswerkinrichtingen te Ommerschans en Veenhuizen.