Het gezin komt op 28 augustus 1838 aan in de vrije
kolonie Willemsoord. Ze zijn geplaatst 'uit de contributie' (zie een uitleg van dat begrip)
van de stad Haarlem. Ze komen te wonen op hoeve 47, zie voor de
locatie daarvan dit
kaartje.
Stamboeken
Ze staan als bewoners van hoeve 47 in het stamboek van
Willemsoord 1835-1840 met invnr 1361 en het stamboek Willemsoord
1841-1848 met invnr 1362 (zie bovenaan de pagina hoe de scans van
deze en andere invnrs te bereiken). Uit die boeken neem ik de
gezinsgegevens over, met de kanttekening dat geboortedata in de
kolonieadministratie lang niet altijd betrouwbaar zijn:
● Pieter Bruijn is volgens die kolonieadministratie
geboren op 30 mei 1798. Hij is net als de rest van het
gezin hervormd. Hij is getrouwd met:
● Maria van Leeuwen, geboren 14 januari 1804. Ze
hebben de volgende kinderen bij zich:
● Siena Wilhelmina Bruijn, geboren 16 maart 1829,
● Pieter Bruijn junior, geboren 28 november 1831,
● Maria Bruijn, geboren 23 september 1834,
● Jacob Bruijn, geboren 18 september 1837.
Op de kolonie komt daar nog bij:
● Anna Bruijn, geboren 9 april 1841.
Raad van Politie en Tucht
Na een paar jaar waarin ik ze niet tegenkom, moet Pieter Bruijn verschijnen voor de Raad van Politie en Tucht van 27 april 1844. Helaas heb ik van dat deel van de zitting alleen een samenvatting, maar duidelijk is dat hij minder rogge heeft ingeleverd dan vooraf was 'getauxeerd' en dat hij beweert dat dat komt omdat de muizen het hebben opgegeten en de 'tauxatie' niet deugde.
Dat is geen verhaal waarmee je er blijvend mee weg komt en de
kwestie krijgt een vervolg op de zitting van 25 juli 1844.
Daarvan heb ik wel een transcriptie,
maar helaas niet van de voorbereidende zitting van de Raad van
Toezicht van Willemsoord waar mogelijk dieper op de zaak is
ingegaan. Hij wordt schuldig bevonden aan het tekort op de rogge
en daaruit volgt de automatische straf van degradatie tot
arbeidersgezin te Veenhuizen.
Pieter Bruijn probeert een schikking te treffen 'om dat tekort in
den tijd van een jaar aan te zuiveren, met inhoudingen op zijn
brood en winkelgeld, hetwelk hij zoude kunnen doen, daar hij
wekelijks eene kleine toelage had van de familie van zijne vrouw'.
Veenhuizen en terug
Blijkbaar voelt de leiding daar niet voor, want op 7
september 1844 trekt het gezin van Willemsoord naar
Veenhuizen. Ze zijn nu te vinden in het stamboek van
arbeidersgezinnen 1834-1847 met invnr 1574, scannummer 24. Er komt
hier nog een kind bij:
● Jan Bruijn, geboren 14 juni 1845.
Het verblijf hier is niet van heel lange duur, want met al die degradaties wordt het een beetje leeg in de vrije koloniën. Op 26 september 1847 mogen ze weer terug naar Willemsoord. Wel op een andere hoeve, nummer 114, zie voor de locatie dit kaartje. Dat is vlakbij De Pol, waar alle joodse kolonisten wonen.
In het stamboek Willemsoord 1841-1848 met invnr 1362 valt bij
hoeve 114 te lezen dat dochtertje Anna Bruijn op 15
oktober 1846 overlijdt. Vervolgens wordt er een nieuwe Anna
geboren:
● Anna Bruijn, geboren 21 oktober 1848.
Ommerschans
Dan gaat het weer mis, maar ik zou niet weten waarom. Op dit overzicht is te zien dat
er op 21 maart 1850 een tuchtzitting geweest is, maar die
heb ik niet gezien. Daar moet echter iets aan de orde geweest zijn
dat er toe leidt dat het gezin Bruijn wordt veroordeeld tot
verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans. Ze komen daar
aan op 20 april 1850, zie bij die datum op dit overzicht.
Daar verlaten twee kinderen het ouderlijk nest. Siena
Wilhelmina Bruijn verlaat de Ommerschans en de koloniën op 4
april 1851 met ontslag en Pieter Bruijn (junior)
gaat zijn militaire dienstplicht vervullen op 29 april 1851.
Daarna lijkt er een wonderbaarlijke ontsnapping te komen.
Meester kleedermaker
De subcommissie van weldadigheid Haarlem schrijft op 31 mei
1851 aan de permanente commissie. De brief bevindt zich bij
de uitgaande post van 4 juni 1851 bij agendapunt N8, invnr 700
(van de uitgaande post zijn geen scans):
Haarlem, 31 mei 1851
De persoon van Pieter Bruijn, die op den 27e Aug 1839 met zijn gezin, destijds bestaande uit man, vrouw en 4 kinderen, van hier naar de kolonie Frederiksoord als vrije kolonist is opgezonden, doch thans in de Ommerschans gevestigd is, heeft ons te kennen gegeven dat hem door zekere Gerrit van den Berg, meester kleedermaker te Dordrecht, met dewelke zijne oudste dochter gehuwd is, is aangeboden om, door het hem verschaffen van werk te dier stede, in zijn onderhoud en in dat van zijn gezin te voorzien; en dat hij, dientengevolge, zoodra mogelijk het ontslag uit de koloniën voor hem en zijn gezin verlangt, benevens vrije overtogt naar Dortrecht voor hunne personen en goederen.
Wij hebben geene reden dat verzoek te weigeren en hebben dus de eer het verlangde ontslag aan UwelEdG bij deze aantevragen, met verzoek tevens dat hetzelve spoedig moge verleend worden, waarbij het gezin een groot belang schijnt te hebben.
Wij hebben hem bereids van deze, ten zijnen behoeve gedaan wordende aanvraag kennis gegeven, maar hem tevens geantwoord dat in het tweede gedeelte van zijn verzoek, namelijk vrije overtogt voor personen en goederen, althans wat ons betreft, niet konde worden getreden.
Reisgeld
Met 'vrije overtogt' bedoelt Pieter Bruijn dat hij wil dat Haarlem de reis van de Ommerschans naar zijn schoonzoon betaalt. Dat gaat dus niet door, zoals ook blijkt uit het besluit dat de permanente commissie neemt op 4 juni 1851 bij agendapunt N8, invnr 700:
8. Missive subcommissie te Haarlem 31 mei verzoekende den gewone kolonist P. Bruyn en gezin te ontslaan -> Kopij bij marginale dispositie aan den Directeur der kolonien ter uitvoering voor het geval dat de kolonist in het bezit is van het benoodigde reisgeld
Vertrek
Blijkbaar moet er nog een maandje gespaard worden voor dat
reisgeld, want pas op 3 juli 1851 verlaat het gezin de
strafkolonie. Het duurt daarna weer even eer de permanente
commissie daarvan bericht geeft aan Haarlem. De uitgaande post van
28 augustus 1851 agendapunt N6, invnr 707 meldt het
Besluit
aan de subcommissie Haarlem te schrijven:
Wij hebben de eer UwEd kennis te geven dat het uit Uwe contributie overgenomen huisgezin van P. Bruyn in de vorige maand de kolonie met ontslag heeft verlaten.
Diepste armoede
Maar per kerende post reageert de subcommissie van weldadigheid
Haarlem. Hun brief is gedateerd 29 augustus 1851 en
bevindt zich bij de uitgaande post van 3 september 1851 bij
agendapunt N3, invnr 708. De subcommissie schept verwarring over
de vraag of die meester-kledermaker-schoonzoon nu in Dordrecht
of in Utrecht woont, maar dat zou ik ook niet weten:
Haarlem, den 29e Augustus 1851
Bij Uwe missive van gisteren N6 wordt ons berigt dat het huisgezin van Pieter Bruijn in July jl de Kolonie met ontslag heeft verlaten. Wij waren juist gereed U Weledelen kennis te geven dat ditzelfde gezin zich nu reeds in de diepste armoede gestort vindt en inderdaad gebrek lijdt.
De schoonzoon van Pieter Bruijn, kleedermaker te Utrecht, van wien wij in onzen brief van den 31 mei jl gewagen, die hem beloofd had, door het verschaffen van vast werk, in staat te stellen in het onderhoud van zijn gezin te voorzien, is door plotselinge opgekomen en niet te voorziene omstandigheden buiten magte geraakt zijne belofte gestand te doen en bevindt zich nu zelf in een behoeftigen staat.
In deze radeloze toestand heeft Pieter Bruijn ons gebeden toch te willen bewerken hij weder, met zijn gezin, in de Kolonie worde teruggenomen. Wij zijn met het lot dezer lieden inderdaad diep bewogen en hebben hun beloofd van onzen kant aan te wenden al wat zou kunnen strekken tot bevordering van hun verlangen.
Wij nemen derhalve als nu, in het belang van Pieter Bruijn en zijn gezin, de vrijheid U Weledelen met nadruk te verzoeken te willen toestaan dat zij, zoo spoedig mogelijk naar de vrije Kolonien terugkeren, waardoor dan tevens de, tengevolge van gemeld ontslag, ter onzer beschikking openstaande Hoeve weder vervuld zou zijn.
Het komt ons, indien dit ons verzoek u wederzijds gunstig moet worden toegestaan, onnoodig voor, een stamlijst van bedoeld gezin in te zenden.
De Subcommissie der Maatschappij van Weldadigheid te Haarlem.
Namens dezelve,
C. Mol, secretaris
Ommerschans revisited
Daarop reageert de permanente commissie snel, op 3 september
1851, agendapunt N3, invnr 708. Terugkomen in de koloniën is
prima, maar NIET in de vrije kolonie. De familie had nog een straf
uit te zitten immers. En daarbij maken ze terloops alsnog
duidelijk waarom het gezin naar de strafkolonie was verbannen.
Altijd maar weer die rogge...:
De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid,
Gezien den brief van den Subcommissie te Haarlem van den 29 Augustus ll,
Besluit:
- In antwoord op Uwe missive van den 29 Augustus ll hebben wij de eer UwEd te kennen te geven, dat wij bereid zijn den ontslagen Kolonist weder op vroegeren voet te vestigen, zoodat hij met zijn huisgezin naar de strafkolonie te Ommerschans kan worden opgezonden, vanwaar hij is ontslagen en weerwaarts hij in de maand April 1850 door den Raad van Tucht heeft moeten worden verwezen, uit hoofde hij niet slechts 4 mud rogge minder heeft ingeleverd dan hij verpligt was, maar daarvan, zooals hijzelf erkent heeft, 2 mud voor eigen gebruik heeft achtergehouden, en zoodoende zich aan ontvreemding van aan de Maatschappij behoorende Artikelen heeft schuldig gemaakt.
Eene stamlijst van het bedoelde huisgezin behoeft in dit geval niet door UEd te worden overlegd.
De P. C.
- den Directeur der Kolonien te kennen te geven, dat door de Subcommissie voornoemd aanvrage is gedaan tot wederopneming van het naar aanleiding der dispositie van den 4 July jl N8 ontslagen huisgezin van Pieter Bruijn en de Permanente Commissie zich dientengevolge heeft bereid verklaard dat huisgezin wederom op vroegeren voet op te nemen wordende de Directeur gemagtigd genoemde Bruijn en gezin bij aankomst te Ommerschans weder in eene woning der strafkolonie te vestigen.
Extract van het 2e lid dezer zal worden gezonden aan de Directeur der Kolonien.
De P. C.
Veenhuizen revisited
Op 13 september 1851 is het gezin weer terug in de
strafkolonie op de Ommerschans. Daar moeten ze nog twee jaar
blijven. Dan, op 12 augustus 1853, gaan ze niet terug naar
de vrije koloniën, maar worden ze weer arbeidersgezin in
Veenhuizen.
Willemsoord revisited
We vinden ze nu in het stamboek van arbeidersgezinnen 1848-1859
met invnr 1575, eerste gesticht woning 47. Vader, moeder, Maria,
Jacob, Jan en Anna. Nu duurt het verblijf nog korter. Op 31
maart 1854 gaat het heen-en-weer bootje weer naar
Willemsoord. Hoeve nummer 110, zie voor de locatie dit
kaartje.
Scannummer 187 van het stamboek Willemsoord 1848-1859 met invnr
1363 maakt duidelijk dat ze daar extreem kort wonen. Al de
volgende dag, 1 april 1854, gaan ze naar hoeve 143. Zie dit
kaartje. Daarna heeft de boekhouding nogal een zootje
gemaakt van het stamboek, waardoor ze lastig te vinden zijn en ik
mij beperk tot de gegevens van mevrouw Kloosterhuis in de
kolonistendatabase.
Tot slot
● Na hoeve 143 wonen ze nog in hoeve 130, ook het stamboek met
invnr 1363, en in het stamboek met invnr 3013 zouden ze op hoeve
138 wonen.
● Dochter Maria Bruijn trouwt 22 juni 1855 met de
kolonistenzoon Cornelis Calkhoven, die zijn ouders opvolgt
als kolonist zodat Maria kolonistenvrouw wordt.
● Zoon Jacob Bruijn gaat 10 maart 1859 als
nummerwisselaar in militaire dienst.
Vanaf 1859 wordt het spannend. De Staat heeft de gestichten in Veenhuizen en Ommerschans overgenomen en de Maatschappij trekt zich terug in het bastion van de vrije koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord. Er is veel discussie of de zwakkere gezinnen wel op de kolonie kunnen blijven. Er zijn er nogal wat die de uitkomst van die discussie niet afwachten en de benen nemen.
Daaronder, op 18 april 1860, het gezin Bruijn, dan nog
bestaande uit vader Pieter Bruin, moeder Maria van Leeuwen en de
kinderen Anna en Jan. Later, oktober 1861, loopt ook dochter Maria
met haar gezin van de kolonie weg. Dan zijn ze allemaal voorgoed
verdwenen.