Als de subcommissie van weldadigheid te Den Haag in 1821 nog een
plek in de vrije koloniën mag vullen 'uit de contributie' - zie een uitleg van dat begrip -
denkt ze ook aan de kleinere dorpscommissies in haar
arrrondissement. Bodegraven mag een gezin voordragen en komt met
dat van Willem Brauckman (in diverse akten wordt de
achternaam gespeld als Broekman / Braakman / Braukman) en Toontje
Hillo uit Nieuwerbrug, dat vlak bij Bodegraven
ligt.
De permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid
accepteert de voordracht en augustus 1821 reist het gezin
naar de kolonie. In invnr 1021 is een overzicht van hun
reiskosten, inclusief de consumpties die ze voor onderweg
meekrijgen. Van dat invnr zijn helaas geen scans, dus we moeten
het doen met mijn gebrekkige fotootje:
Op die reiskostendeclaratie staat ook dat ze de reis op 6 en 7
augustus maken en dus 8 augustus 1821 in de kolonie
aankomen. In latere inschrijvingen in de kolonieadministratie heet
het dat ze op 31 juli 1821 zijn aangekomen, maar dat is dus
onjuist. Ze staan in invnr 1343 op een 'Nominative Staat der
Huisgezinnen en Weezen aangekoomen den 8e Augustus 1821'.
Gezinssamenstelling
Ze zijn bij aankomst met z'n vieren. Uit diverse inschrijvingen
in de lang niet altijd betrouwbare kolonieadministratie haal ik
hun gegevens, met enkele aanvullingen van familieonderzoekster
Martha Jacobs-Zonneveld.
● Willem Brauckman is volgens de kolonieadministratie
geboren op 18 juli 1779. Dat is echter de datum dat hij te
Bodegraven gedoopt is als zoon van de in Wellichoven in
Duitsland geboren Johann Dietrich Brauckman en de in Dalfsen
geboren Joanna Olijf. De geloofsovertuiging van Willem Brauckman
is 'Luthersch', bij de rest van het gezin staat 'hervormd. Hij is
in 13 april 1803 getrouwd te Charlois waar hij op dat moment
'dienstbaar' was, met:
● Toontje Hillo, volgens de kolonieadministratie geboren
11 mei 1783. Volgens familieonderzoekers is zij gedoopt op 19
mei 1782 in Hoogvliet als dochter van Jan van Heiloo en
Ariaantje Tobiasd van der Most. Haar voornaam komt ook voor als
Toona / Tona / Tonia / Antonna en haar achternaam als Hello /
Heiloo / Twello. Het echtpaar komt met vier kinderen in de
kolonie:
● Jan Derk Brauckman, geboren in 1807 (de
kolonieadministratie zegt 30 augustus 1801, maar dat klopt niet)
te Bodegraven,
● Adriana Brauckman, geboren 6 december 1809 te
Rotterdam,
● Frederik Brauckman, geboren 18 april 1813 te
Bergschenhoek, en
● Hendrik Brauckman, geboren op 10 mei 1817 te
Nieuwveen, maar hij overlijdt enkele maanden na aankomst op 13
oktober 1821, vier jaar oud.
Wilhelminaoord
Volgens de aankomststaat wordt het gezin op die 8e augustus
1821 ondergebracht in hoeve 60 van het dan nog maar net
bestaande Wilhelminaoord. Uit die periode zijn geen stamboeken
bewaard gebleven, maar ze staan inderdaad bij hoeve 60 op een overzicht in
het maandblad van de Maatschappij de Star in augustus
1822.
Strafkolonie
Maar diezelfde maand augustus 1822, dus een jaar na aankomst,
worden ze tijdelijk verbannen naar de strafkolonie op de
Ommerschans, waar ze volgens dit overzicht
op 28 augustus 1822 aankomen. Later zal Willem Brauckman schrijven
dat het was omdat hij zich 'geapsenteerd' had.
Ze staan nu geadministreerd in het stamboek van strafkolonisten
1822-1827 met invnr 1442. Daarvan zijn geen scans, maar wel foto's
op bonmama.
In het nummer van
augustus 1823 van het maandblad de Star staan ze in een
rijtje van naar de strafkolonie gezonden gezinnen.
Met stokken op de agterbillen
In een terugblik op zijn tijd op de Ommerschans schrijft de
voormalige onderdirecteur Fenner op 14 februari 1823, invnr 64:
Een ander naamens Braakman, zijnde een kollonist, van den anderen kollonien tot straf naar de Ommerschanz gezonden, hebbende vrouw en kinder, wierde om dat hij een kollonien halsdoek van een wees naamens Schuurman gekogd hadde, zonder behoorig verhoor of vonnis, op een bos stroo gelegd, in den kring van aller bedelaars, door mannen gehouden en even zoo door den wijkmeester Sijl met stokken op de agterbillen geslagen.
De vrouw van Braakman bitte en smeekte den Capitain in tegenwoordigheid aller bedelaars en kollonisten, enkel om der schande voor haar en haare kinder, haaren man in tegenwoordigheid der bedelaars, met dezer straf te verschoonen, en hem eene andere minder schandelijke op te leggen.
Maar neen, willekeurig moeste de Heer Adjunct gelijk een onomschrenkter wetgeever handelen. De wees namens Schuurman, die zijnen doek an Braakman verkogd hadde moest deze straf in tegenwoordigheid der bedelaars ook ondergaan.
Arbeidershuisgezin
Het verblijf in de strafkolonie duurt twee jaar. Op 14
september 1824 worden een aantal vrije kolonisten gezinnen
die in de strafkolonisten zitten met de (lagere) status van
arbeidershuisgezinnen naar de woninkjes aan de buitenkant van
Veenhuizen-1 overgebracht en daartoe behoort ook de familie
Braukman.
Zie voor algemene opmerkingen
over arbeidershuisgezinnen en vandaar kun je doorklikken naar een
lijst met zulke gezinnen bij het eerste gesticht.
Ze staan nu in het stamboek van dat eerste gesticht te Veenhuizen
met invnr 1571 op scan 8. Ze bewonen woning 18.
De wijkmeester van de mestbult
afgesmeten
Na anderhalf jaar is er een gewelddadige confrontatie tussen
Willem Brauckman, geassisteerd door zoon Jan Dirk, en een
wijkmeester. Het wordt beschreven op de zitting
van 'den Raad van Discipline op den 7 Maart 1826'.
Daarbij is Willem Brauckman zelf niet aanwezig en om 'zijne
middelen van defensie' te horen wordt het hele verhaal nog eens
herhaald op de
zitting van 16 april 1826.
Het voorstel is dat het gezin opnieuw verbannen wordt naar de
strafkolonie op de Ommerschans. De directeur der koloniën schrijft
op 29 april 1826, invnr 78:
De arbeider of liever bankolonist in het 1e Gesticht te Veenhuizen Brauckmann zich wederom aan verregaande brutaliteit tegen, zelfs mishandeling aan den wijkmeester Oost hebben schuldig gemaakt, is dezelve voor de Raad van Dicipline in vermeld Etablissement geroepen en niets tot zijne verschoning inbrengende heeft genoemde raad nodig geoordeeld den schuldigen naar de Ommerschans te doen overbrengen; welk besluit met overlegging der stukken aan mijne approbatie is onderworpen;
hieraan gaarne mijne toestemming gevende, heb ik egter nodig geoordeeld alvorens hetzelve ten uitvoering te brengen almede de goedkeuring der Permanente Kommissie te vragen, te welken einde ik dan ook de eer heb de stukken relatief die zaak hier nevens aan de Permanente Kommissie te addresseren.
De permanente commissie heeft in het brievenboek met invnr 348
genoteerd dat ze de authorisatie geeft op 26 mei.
Gedeserteerd
Maar voor die tijd is Willem Brauckman al weggelopen van de
kolonie. In het stamboek is genoteerd dat hij op 17 mei 1826
is gedeserteerd.
Daarop schrijft de directeur der koloniën op 3 juni 1826,
invnr 79:
Dat de strafkolonist Brauckman welke nu ten gevolge van de authorisatie der Permanente Kommissie weder van Veenhuizen naar de Ommerschans zoude worden terug gebragt, voor eenige dagen is gedeserteerd; waarom wij nu weder opnieuw der Permanente Kommissie in consideratie moeten geven, de overige leden des huisgezins welke bij behoorlijke oppassendheid wel kunnen bestaan, te Veenhuizen te mogen laten, wijl de vader alleen de schuldige was.
Daarop reageert de permanente commissie volgens het brievenboek
met invnr 348 weer op 27 juni 1826 met een brief met nummer N251,
maar dat is allemaal niet belangrijk, want op 20 juli 1826
is Willem Brauckman terug in de kolonie en twee dagen later gaat
het gezin naar de Ommerschans.
Strafkolonie revisited
Zie dit
overzicht met aankomstdatum 22 juli 1826 en voor de
scan ga naar bonmama,
klik op 'spring naar eerste blad' en vul daarna bij 'record' 10 in
en je bent op de bladzijde waar de Braukmans staan. Bij het gezin
is vermeld: '22 juli 1826 is dit huisgezin van Veenhuizen
overgenomen'.
Vanuit de strafkolonie richt Willem Brauckman zich schriftelijk
tot de permanente commissie. Waarschijnlijk is deze brief gezien
het taalgebruik voor hem geschreven door een van de meer
geletterde bedelaarskolonisten.
1826
De brief is onvolledig gedateerd, maar bevindt zich bij de
stukken die op 26 september 1826 door de in de kolonie
aanwezige leden van de permanente commissie Johannes van den Bosch
en Jeremias Faber van Riemsdijk behandeld worden, zie de vermelding bij die
datum in invnr 961 mapje 1826.
Ommerschans, den .. september 1826
Weledele Heer
Met den diepste eerbied en alle hoogagting neemen ik Willem Broekman de vrijheid om mijn verzoek aan UE met neederig voor te dragen in hope UE aan mijn verzoek gunstig zult gelieven te beantwoorden,
Ik zal UE zeggen daar ik door de drukkenste tegenspoeden , mij genoodzaakt vindende om mij naar een der kolonien van weldadigheid te begeeven, zoodat ik mij langs dien weg heb aangegeeven om onder de bescherming der edelmoedige Maatschappij van Weldadigheid, mij in staat te zien stellen om voor mij en mijn huisgezin het brood te kunnen verdienen.
Dog echter daar onze braven schout zulks niet begeerde, uit hoofde hem de braven afkomst mijner vrouw zeer wel bekend was beloofde hij dat indien onze tegenspoeden niet verminderden hij liever als een vader voor ons wilde zorgen dan dat wij ons naar een der kolonien zouden begeeven.
Dog daar het altijd mijn doel was, om door vlijt en arbeid mijn brood te willen verdienen keurden ik zulks af, zoodat ik mij met mijn huisgezin naar de voornoemde kolonie heb heengekeerd, dog daar komende vlijde ik mij met den hoop om met rust mijne overige dagen te kunnen slijten
Maar helaas het was een korte vreugde.
Want tot mijne droefheid, deden er geleegenheeden op, dat ik mij daar door genoodzaakt vindende mij van de kolonie te apsenteeren om zo het doendelijk was mijn ontslag aan mijne commissie te verzoeken zoo dat ik voor zulks naar Veenhuizen ben getransporteerd geworden en naar later tijd weder naar de kolonie Ommerschans zoo dat ik nu al vijf jaren op de kolonien heb doorgebragt en onder alle dien worstelingen van veele voorregten buitengeslooten
Dog om al hetgeen mij aangedaan is, verder te ontwikkelen agt ik onnodig, uithoofde UE daar wel een wijnig van bewust zal zijn.
Verders is dan mijn neederig verzoek aan UE om mijn ontslag uit de kolonie terwijl ik nu het vooruitzicht hebben om weder ?? den burgerlijken kring te kunnen vertoeven, te meer daar ik met verzeekering geinformeerd ben dat ik buiten de kolonie zeer wel zou kunnen bestaan
Zoo is dan mijn neederige beeden aan UE om mijn ontslag
God hoop ik zal UE hart voor deeze mijn beeden vatbaar maken, en mij met een gunstig antwoord doen verbleiden.
Ik blijve in verwagting en hoop van verhooring
UE ootmoedige en dienstelijke(?) dienaar W: Broekman
Op de brief is door de permanente commissie genoteerd 'W.
Broekman strafkolonist, vraagt om zijn ontslag uit de kolonien'.
En 'buiten dispositie gebleeven'. Dat wil zeggen dat ze er niets
eens over willen nadenken.
1828
Als het niet voor mij is, dan voor mijn kinderen, denkt Willem Brauckman twee jaar later. Ook deze brief is niet volledig gedateerd, maar zal rond 1 mei 1828 op de post gegaan zijn. Deze is zeker door een derde geschreven gezien het verschil tussen de brief zelf en de wat houterige ondertekening door Willem Brauckman. Invnr 91 scan 12:
Mijne Heeren Leeden van de Permanente Kommissie van Weldadigheid
Verschoon de vrijheid welke W: Brauckman strafkolonist aan de Ommerschans, door dit zijn verzoek neemt,=
Ofschoon ik zelve met mijne vrouw geen gunstig lot geniet, vooral wanneer ik mijne toestand aan de Ommerschans vergelijk met die der andere kolonisten in de vrije kolonien, zoo wil ik U Mijne Heeren met verzoeken mij zelve betreffende voor als nog niet lastig weezen; echter kan ik er niet langer afzijn, U Mijne Heeren om de vrijheid twee mijner kinderen te verzoeken, als voor mijne dochter Adriana oud 19 en voor mijnen zoon Jan Dirk oud 21 jaren, beiden hebben de ouderdom en de krachten bereikt om buiten het ouderlijke opzight, voor zich zelven het onderhoud te verdienen, terwijl bovendien hun goed gedrag voor mij eene zekere waarborg voor hun bestaan in de toekomst is.
Ik zal immers niet behoeven te vreezen, Mijne Heeren, dat de minachting van Ue te mijwaart, zich ook tot over mijne kinderen zoude uitstrekken, en zie ik alzoo met verlangen hunne vrijheid te gemoet; waarvoor ik mij in dank doch met achting zal onderschrijven.
Afhandeling
De brief komt bij de permanente commissie binnen op 5 mei
1828 als ingekomen brief met nummer N626, met de
samenvatting, scan 14: 'Strafkolonist Brackman, verzoekt ontslag
voor zijne twee kinderen'.
De permanente commissie vraagt in een brief op 13 mei 1828 het
advies van de directeur en als dat binnen is wordt in de notulen
van 10 juni 1828 bij agendapunt 13 besloten: 'Toegestaan.'
In het stamboek van strafkolonisten 1828-1831 met invnr 1580
staan ze als bewoners van woning 9 van de strafkolonie met de
aantekening: '18 Juny 1828 is Jan Derk en Ariana
ontslagen'.
Huwelijken
Ze gaan allebei niet ver weg.
■ Ariana Brauckman trouwt op 18 april 1829 te Ommen met de roemruchte Douwe Petrus van Steenwijk. Meer over dat huwelijk staat op de pagina over Van Steenwijk.
■ Jan Dirk Brauckman trouwt 7 maart 1832 in Ommen
met ene Stijntje Hendriks, van beroep naaister, en vertrekt daarna
pas naar het westen.
1829: vertrek
De strafkolonisten worden elk jaar beoordeeld of zij zich
voldoende gebeterd hebben omeen nieuwe kans in de koloniën te
krijgen en in 1829 constateert de permanente commissie dat dat er
bij de familie Brauckman gewoon niet in zit. Ze schrijft daarover
op 31 augustus 1829 aan de subcommissie van weldadigheid
te Den Haag. Die brief staat als een invuloefening onderaan deze
pagina.
Blijkbaar gaan Den Haag en Bodegraven akkoord, want op 7
oktober 1829 verlaten Willem Brauckman, echtgenote Toontje
Hillo en zoon Frederik Brauckman met ontslag de koloniën. Ze
zullen er nooit meer terugkomen.