Het gezin van Theodorus Bijkerk en Gijsberta van der Horst in de koloniën: bedelaars, vrije kolonisten, strafkolonisten, arbeiders en weer vrije kolonisten

Vele, vele jaren later, in maart 1887, als Theodorus Bijkerk al tien jaar dood is, staan er in de Leeuwarder Courant en in de Standaard krantenverhalen over de dan net overleden Gijsberta van der Horst, van wie volgens die kranten 'met recht gezegd kan worden, dat haar leven veelbewogen was'. Uit die artikelen:


In 1812, toen ze reeds gehuwd was, volgde ze als marketentster haar echtgenoot, die bij het leger van Napoleon was ingelijfd, op zijn tocht naar Rusland en zag Moskou op korten afstand branden, ontkwam, zoowel als haar man, het gevaar van verdrinken aan de Berezina en had op den terugtocht met allerlei tegenspoeden te kampen, hetgeen nog aanmerkelijk verergerd werd daar door de strenge koude de beide voeten van haren echtgenoot bevroren, zoodat zij samen in het hartje van Rusland eenigen tijd moesten achterblijven.
Zij woonde ook den slag van Waterloo bij.
Bijkerk was destijds wachtmeester der huzaren.
Beiden werden na den slag gevangen genomen en moesten voor geruimen tijd hunne vrijheid missen. Na herstel van de rust werden ze echter weder op vrije voeten gesteld.


Bedelaarsgesticht

Wat hiervan zij, laat ik buiten beschouwing, want deze pagina's gaan alleen over de koloniën van weldadigheid. Daar krijgen Theodorus Bijkerk en Gijsberta van der Horst voor het eerst mee te maken op 21 februari 1826.

Die dag komen ze aan in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans. Ze zouden vergezeld moeten zijn van hun acht of negen jaar oude dochter Dorothea Louisa, maar die kan ik in de bedelaarsregisters niet vinden, dus die zal bij familie achtergelaten zijn. Wel is hun bijna twee jaar oude zoon Christiaan er bij en Gijsberta van der Horst is bij aankomst behoorlijk zwanger, ze zal na twee maanden het leven schenken aan zoon Theodorus.

Registers

Ze staan ingeschreven in de registers in het archief van de Maatschappij (zie bovenaan de pagina hoe de scans daarvan te bereiken zijn) in de invnrs 1445, 1446, 1447, en in het archief van de rijkswerkinrichtingen - toegang 0137.01, zie op deze pagina hoe die scans te bereiken zijn - in de invnrs 424, 425 en 426, waarbij ze in de laatste twee het makkelijkst op bedelaarsnummer (zie verderop) te vinden zijn.

Bedelaarsnummers

Daarbij vallen de volgende dingen op:
■ de ene keer is er sprake van dat ze vanuit Haarlem komen, de andere keer vanuit Arnhem. Dat laatste lijkt me gezien de geborteplaats van Christiaan het meest waarschijnlijk;
■ er schijnt een brief over hen te zijn in 1826 met nummer N981 van de Administrateur voor het Armenwezen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken;
■ ze staan soms ingeschreven als Beijkerk, soms als Bijkerk;
■ er staat niet bij dat ze naar Veenhuizen worden overgeplaatst, maar door het feit dat er kinderen geboren worden, is zeker dat ze niet op de zalen wonen maar in een woning voor bedelaarshuisgezinnen aan de buitenkant van het eerste gesticht te Veenhuizen.
■ vader Theodorus heeft bedelaarsnummer 1802, Gijsberta van der Horst 1803, zoon Christiaan 1804 en de in de kolonie geboren kinderen hebben vanaf de geboorte (zie de dateringen van de stamboeken) de bedelaarsnummers zoon Theodorus 447, zoon Hermanus 1389, dochter Johanna Adriana 310 en zoon Hendrikus Engbertus 1813.

Signalementen

Volgens de signalementen in toegang 0137.01 heeft Gijsberta van der Horst 'een lidteken aan de mond'.

Vader Theodorus is lang 1 meter 53, heeft een rond gezicht, een bleke gelaatskleur, bruin haar en blauwe ogen, een dikke neus, een gewone mond en een ronde kin.

Gijsberta is 1 meter 50, heeft een lang gezicht, blozende gelaatskleur, bruin haar en blauwe ogen, kleine neus en mond en ronde kin.


Gezinsgegevens

De gezinssamenstelling, overgenomen uit de bedelaarsregisters en andere bronnen:

Theodorus Bijkerk is geboren 12 februari 1786. Volgens zijn latere inschrijving in de vrije koloniën is de geboortedatum 12 maart 1786, terwijl ook 1789 voorkomt. Volgens zijn overlijdensakte heet hij Theodor Michael Bijkerk en is hij geboren te 'Cleve (Pruissen)', wat we tegenwoordig Kleef noemen, als zoon van Henrich Bijkerk en Leonora Caallenberg. Hij en de rest van het gezin zijn hervormd. Hij is getrouwd met:

Gijsberta van der Horst, geboren 24 september 1795. Volgens haar latere inschrijving in de vrije koloniën moet dat 1794 zijn. Volgens haar overlijdensakte is zij geboren te Utrecht als dochter van Adrianus van der Horst en Gerarda Leusden.

● Dorothea Louisa Bijkerk, is er in het bedelaarsgesticht dus niet bij, maar komt later naar de vrije koloniën, is geboren in 1817, volgens een latere inschrijving te Kleef,
Christianus Bijkerk, geboren 22 februari 1824 te Lienden in Gelderland,
Theodorus Bijkerk, geboren 22 april 1826 te Veenhuizen,
Hermanus Bijkerk, geboren 30 augustus 1828 te Veenhuizen,
Johanna Adriana Bijkerk, geboren 13 juni 1832 te Veenhuizen,
Hendrikus Egbertus Bijkerk, geboren 13 juni 1834 te Veenhuizen.


Geboorte Hendrikus Engbertus

Van die laatste geboorte, dus van Hendrikus Egbertus Bijkerk, wordt gemeld dat die 'zeer onverwachts bij nacht' plaatsvond en dat die 'binnen een half uur afliep'. Dat staat in de tweede brief op deze pagina.

Blijkbaar wonen ze, lees ik daar, 'schter het Schut'. Wat dat is weet ik ook niet, maar ik vermoed de afscheiding tussen de woningen voor bedelaarshuisgezinnen en die voor gewone arbeidershuisgezinnen.

Ontslag als bedelaars

Voor de liefhebbers is hier een lijstje met brieven uit de periode dat ze in het bedelaarsgesticht zitten, wat misschien meer licht werpt op hun activiteiten daar. In een van die brieven wordt gemeld dat vader Theodorus in 1834 ontslag wil om zich in Utrecht te vestigen als schoenmaker. Het gezin verlaat de bedelaarsgestichten met ontslag op 26 juli 1834, dus een dikke maand na de geboorte van Hendrikus Egbertus.

Dat ze naar Utrecht gaan klopt. De subcommissie van weldadigheid in die stad  mag in de tweede helft van dat jaar, dus 1834, nog een gezin in de vrije koloniën plaatsen 'uit de contibutie', zie een uitleg van dat begrip, en ze draagt het gezin van Theodorus Bijkerk en Gijsberta van der Horst voor.

Terug als vrije kolonisten

De voordracht wordt geaccepteerd door de permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid en op 3 november 1834 komen ze aan in de kolonie Frederiksoord. Ze zijn dus maar een dikke drie maanden buiten de koloniën geweest.

Ze worden gehuisvest op hoeve 116 van Frederiksoord, zie de locatie op dit kaartje. Dat is tegenwoordig Wilhelminaoord, maar hoorde toen bij Frederiksoord.

Ze staan als bewoners van hoeve 116 geadministreerd in de stamboeke Frederiksoord met de invnrs 1348 en 1349. Daarvan zijn scans.

Om de drift haar mans

Van de zittingen van de raad van toezicht van Frederiksoord van 24 maart 1836 en de bijbehorende raad van politie en tucht voor de gewone koloniën van 28 maart 1836 heb ik geen transcriptie, maar wel dat aantekening dat 'Gijsberta van der Hout, huisvrouw van kolonist Bijkerk', moet voorkomen omdat zij kleding, huisraad en gereedschap, 'buiten weten haar mans' heeft verkocht aan een andere kolonistenvrouw.

Gijsberta verklaart dat te hebben gedaan om 'de drift haar mans, die meer van haar zou vorderen dan zij bekostigen kan'.

De directie is het niet met die zienswijze eens, zij vind dat haar man wel een punt heeft. Theodorus zou 'met regt meer huishoudelijkheid' van haar kunnen verlangen.

Dochter komt, en naar Veenhuizen

Op 13 juni 1836 komt dochter Dorothea Louisa Bijkerk, achttien of negentien jaar oud, van buiten de kolonie en wordt ze in het gezin opgenomen. Ze zal binnen enkele maanden zwanger raken.

Op 11 maart 1837 wordt het gezin gedegradeerd. Daar is geen tuchtraad over, maar er zal ergens tussen de post wel correspondentie over zijn. Ze worden arbeidershuisgezin te Veenhuizen, zie algemene opmerkingen over die bevolkingscategorie. Ze staan nu in het register van arbeidershuisgezinnen met invnr 1574 op scan 45.

Ze wonen in net zo'n woninkje als waar ze eerst als bedelaarshuisgezin gewoond hebben, maar nu bij het derde gesticht.

Onophoudelijke twist en tweedragt

Ze zijn er goed een maand als Gijsberta van der Horst op 19 april 1837 voor de tuchtraad van het derde gesticht moet verschijnen, zie deze pagina, omdat zij 'niet tegenstaande het haar door den Heer Directeur der Kolonien en Adjunct Directeur geweigert verlof evenwel vertrokken is en veertien dagen is absent geweest'.

Gijsberta geeft brutaalweg te kennen 'dat het nu de beste tijd voor haar was, om met verlof te gaan, en dat het haar later in de tijd niet goed schikte, dat zij daarom maar heen gegaan was'. Maar zonder verlof de kolonie verlaten betekent altijd verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans en dat voorstel doet de raad ook aan de permanente commissie.

De raad voegt er aan toe dat er in het gezin 'onophoudelijke twist en tweedragt van den morgen tot den avond heerschende is'.
 

Zwangerschap

Inmiddels is de leiding van het derde gesticht iets op gaan vallen aan Dorothea Louisa Bijkerk en dat leidt op 19 mei 1837 tot de volgende tuchtzitting, zie deze pagina., waar zij voor moet komen.

''Zij bekent hare Zwangerschap en geeft den kolonisten zoon Gijsbertus Verhoeks te frederiksoord als vader van het Kind op, verklaart overigens met geen ander persoon immer eenigen omgang gehad, veel minder onzedelijkheid gepleegt te hebben.'

Over de familie Verhoeks of Verhoekx uit Zaltbommel komt later nog een pagina. Hier zij alleen gemeld dat Gijsbertus een leeftijdsgenoot van Dorothea Louisa is die in de vrije koloniën niet zo ver van haar vandaan woonde, zie hier.

Strafkolonie

Dorothea Louisa - de raad draait haar voornamen om en dat gebeurt in de kolonieadministratie vaker - wordt veroordeeld tot de Ommerschans, terwijl de raad nog in afwachting is van de beslissing van de permanente commissie over de rest van de familie.

Die beslissing komt kort daarop en volgens dit overzicht komt de hele familie Bijkerk - vader, moeder en zes kinderen - op 26 mei 1837 aan in de strafkolonie op de Ommerschans.

Is Gijsbertus de vader-1?

In de vije koloniën intussen is de zwangerschap van Dorothea Louisa bekend. Van de raad van toezicht van Frederiksoord van 18 mei 1837 heb ik geen transcriptie, maar wel van de behandeling bij de raad van politie en tucht op 27 mei 1837, zie hier.

Gijsbertus Verhoeks blijft 'ontkennen als nimmer onzedelijk met genoemde dochter van Bijkerk te hebben omgegaan.' Wat een nogal kromme zin is maar wel duidelijk.

Drie maal Theodorus

De volgende dag, 28 mei 1837, dus twee dagen (!) nadat zij van Veenhuizen naar de Ommerschans is gereisd, bevalt Dorothea Louisa om acht uur 's avonds van een jongentje dat ze Theodorus laat dopen.

Daarmee lopen er op de kolonie nu drie rond met de naam Theodorus Bijkerk, in het vervolg voor het gemak aan te duiden als senior, junior en mini.

Is Gijsbertus de vader-2?

Ze wordt in de strafkolonie ook verhoord door de directeur der koloniën in zijn functie als president van de tuchtraad en daarvan doet hij verslag op de tuchtzitting van 1 juli 1837, zie hier.

Gemeld wordt dat de directeur 'zich ten gevolge van dat verhoor bezwaart gevoelt om genoemde Gijsbertus Verhoeks schuldig te verklaren, waarom de Raad wordt voorgesteld deze zaak te doen beruste, het welk door al de leden wordt goedgekeurt'.

Dna-onderzoek bestaat in die tijd nog niet en het blijft onduidelijk of Gijsbertus Verhoeks echt de vader van Theodorus mini is. Gijsbertus Verhoeks blijft in de kolonie en zal later zelf vrije kolonist worden.


Vertrek zoon Christiaan

Na viereneenhalf jaar strafkolonie wil zoon Christiaan de wijde wereld in. Hij dienst een verzoek in en daarover neemt de permanente commissie op 14 december 1841 het besluit, zie hier, dat hij net als andere jongeren recht heeft op Groot Verlof.

Zie hier een eerder besluit hoe de regeling is voor koloniejongeren die een betrekking willen zoeken in de gewone maatschappij.

Op 29 juni 1842 gaat Christiaan op zoek naar een baan, maar het lukt niet en hij komt 10 november 1842 terug. Daarna gaat hij 4 mei 1843 in militaire dienst en hij keert nooit meer terug in de koloniën.

Maar heel ver weg gaat hij niet, want hij trouwt in 1856 te Steenwijkerwold, dus vlakbij de kolonie, met de kolonistendochter Elizabeth Hendrika Prins, dochter van de Haagse kolonist Egbertus Prins.


Omzwervingen Dorothea Louisa, part one

Op 28 oktober 1842 vertrekt Dorothea Louisa Bijkerk met haar zoontje Theodorus Bijkerk mini, met ontslag van de kolonie. Maar na enkele maanden zijn ze er weer. Niet in het gebouwtje van de strafkolonie op de zuidwal van de schans, waar haar ouders, broers en zus nog steeds zitten, maar in het bedelaarsgesticht.

Daar worden ze op 29 oktober 1842 binnengebracht. Vanuit Dedemsvaart dus naar alle waarschijnlijkheid een vrijwillige opname. In het register toegang 0137.01 invnr 429 heeft Dorothea Louise het bedelaarsnummer 745. Blijkbaar heeft er een bekering plaats gehad, want ze wordt ingeschreven als rooms-katholiek. Theodorus mini staat in toegang 0137.01 invnr 431 met bedelaarsnummer 4538.


Omzwervingen Dorothea Louisa, part two

Haar ouders zitten nog steeds in het strafkoloniegebouwtje als Dorothea Louisa met Theodorus mini op 28 september of 28 oktober 1843 uit het bedelaarsgesticht wordt ontslagen.

Maar ze heeft als zoveel bedelaars en bedelaressen wél iemand leren kennen!! Of in het bedelaarsgesticht of toen ze nog in de strafkolonie zat, want toen woonde hij ook al in het bedelaarsgesticht:

Johan Waller of Walder of Waller of Wolter of Wolters, geboren volgens de bedelaarsregistratie op 25 mei 1802 te 'Frankfoort'. Hij zit vanst in het bedelaarsgesticht van 23 augustus 1836 (toegang 0137.01 invnr 426, bedelaarsnummer 302) tot 13 april 1839 en van 4 september 1839 (zelfde toegang invnr 427 bedelaarsnummer 1095) tot 6 oktober 1843.

Omzwervingen Dorothea Louisa, part three

En de volgende keer dat Dorothea Louisa het bedelaarsgesticht binnenkomt, op 20 juni 1845, is dat tegelijk met Johan Waller en draagt zij de achternaam Wolters, zodat aangenomen kan worden dat ze ergens getrouwd zijn.

En omdat ook zoontje Theodorus bij die volgende opname de achternaam Wolters draagt mag aangenomen worden dat hij bij dat huwelijk gewettigd is.

Hoewel het uitgesloten is dat Johan Waller ook de biologische vader is, want in de tijd van de bevruchting zat hij in het gesticht, ver van Frederiksoord.


Naar Willemsoord

Maar dat verhaal maak ik straks af, eerst terug naar de rest van de familie, want in de tussentijd zijn die vrijgelaten. Op 11 maart 1844, na bijna zeven jaar detentie, mogen Theodorus Bijkerk, Gijsberta van der Horst en de vier nog thuiswonende kinderen terug naar de vrije koloniën.

Ze worden nu ondergebracht in de kolonie Willemsoord. Op hoeve 135, zie de locatie op dit kaartje. Ze staan als bewoners van die hoeve geadministreerd in het stamboek Willemsoord met invnr 1362.

Wijkmeester beledigd

Het is al snel weer raak. Bij de tuchtraad van 25 juli 1844, zie hier, moet 'Theodorus, zoon van den kolonist T. Bijkerk, welke den wijkmeester van Agteren zoude hebben beleedigd' voorkomen.

Ik heb helaas geen transcriptie van de voorbereidende raad van toezicht van Willemsoord, zodat we niet weten wat de negentienjarige Theodorus junior precies tegen de wijkmeester gezegd heeft. Het kost hem 'zes dagen opsluiting in de strafkamer'.

School

Er zijn ook goede berichten. 'Na behoorlijk onderzoek' in november 1844 behoort de twaalfjarige Johanna Bijkerk tot de kinderen die 'voldoende bewijzen hunner gemaakte vorderingen' tonen, zie hier. Dat betekent dat ze niet langer naar de dagschool hoeft, maar overdag gaat werken en drie avonden per week de avondschool bezoekt.

NB: De anderen gaan natuurlijk ook op enig moment van de dagschool naar de avondschool of kunnen ook van die laatste vrijgesteld worden, maar daar heb ik geen transcripties van en van deze toevallig wel.

Verhuizen

Na een jaar op hoeve 135 gaan ze op 13 maart 1845 een paar huizen verderop wonen, hoeve 131. Zie de locatie op dit kaartje.

Op 26 april 1845 gaat Theodorus junior als plaatsvervanger in militaire dienst.

Ze krijgen voor het eerst ingedeelden in huis. Dat zal voortaan altijd zo blijven.

In het stamboek met invnr 1363 wordt bij hoeve 131 nu genoteerd dat alleen Gijsberta van der Horst hervormd is en dat Theodorus senior en de drie nog thuiswonende kinderen rooms-katholiek zijn. Of er is iets veranderd qua geloof of het wordt voor het eerst correct genoteerd. In het laatste geval is er geen sprake van grote geloofsijver, want dan was het wel eerder geconstateerd.

Een schaartje

Bij de raad van toezicht van Willemsoord van 16 juni 1849, bijlage 8 op deze pagina, moet de net vijftien geworden Hendrikus Egbertus verschijnen. Hij heeft 'den fabrykbaas E.J. Visser tootaal gescholden en met de vuist voor hem gestaan'. Dat is een slechte zaak want fabrieksbaas Erik Jans Visser is een koloniaal succesnummer, zie deze pagina.

De oorzaak is een conflict over een schaartje dat Hendrikus Engbertus volgens de fabrieksbaas gestolen had en volgens Hendrikus Engbertus niet, en wat dan ook weer terecht gekomen is, maar volgens de fabrieksbaas omdat Hendrikus Engbertus het weer had teruggelegd.

De raad van toezicht komt er ook niet helemaal uit, maar: 'Hoe het ook is,- die jongen is zeer brutaal en mag toch niet zóó tegen zijne meerdere opstaan.' En als het een paar dagen later voor de tuchtraad komt, vliegt Hendrikus Engbertus acht dagen de strafkamer in.

Weer verhuizen

Op 14 juni 1850 worden ze al weer overgeplaatst, nu naar hoeve 114, zie de locatie. Dat is bij de Pol. In 1853 wordt die hoeve omgenummerd tot 129.

Op 8 juni 1853 loopt Hendrikus Engbertus Bijkerk weg van de kolonie. In kolonie-jargon: hij deserteert.

Op 1 juni 1855 verlaat Johanna Adriana Bijkerk met ontslag de kolonie. Ze trouwt twee maanden later een weduwnaar uit Steenwijkerwold en blijft daarna in de buurt wonen, vermoedelijk in het semi-illegale dorp van zelfgebouwde hutten dat nu nog 'Huttenberg' heet en later Marijenkampen gaat heten.

En op 1 december 1858 worden Theodorus Bijkerk, Gijsberta van der Horst en de enige die nog thuis is, Hermanus Bijkerk, overgeplaatst naar hoeve 49, zie de locatie.

Na 1859

Met de periode na 1859 houd ik mij zelf niet bezig, dus dan baseer ik mij op de kolonistendatabase, waaruit ik overneem:
- dat ze in de invnrs 3013, 3014 en 3015 nog staan als bewoners van hoeve 49 en daarna bij andere hoeves staan;
- dat als in 1860 de kolonisten verdeeld worden in 'vrijboeren' en 'arbeiders' Theodorus Bijker bij de eerste groep behoort, maar in 1869 overgaat naar de tweede groep;
- dat Theodorus Bijkerk overlijdt op 9 december 1877;
- dat Gijsberta van der Horst volgens de in het begin van de pagina genoemde krantenartikelen steeds wordt verzorgd door haar zoon Hermanus maar sinds de zomer van 1886 'steeds bedlegerig' is en 'in staat van volslagen kindsheid', en overlijdt op 16 maart 1887 te Willemsoord;
- en dat zoon Hermanus daarna nog op de kolonie blijft en bij verscheidene koloniale gezinnen wordt ingedeeld tot hij uit het zicht verdwijnt.

Waarmee de laatste van dit geslacht Bijkerk van de kolonie verdwenen is.

Maar ik zou het verhaal van Dorothea Louisa (voor zo ver het de kolonie betreft) nog afmaken.

Omzwervingen Dorothea Louisa, part four

We waren gebleven bij 20 juni 1845 als Johan Waller, Dorothea Louisa Wolters geboren Bijkerk en Theodorus Bijkerk of Wolters het bedelaarsgesticht inkomen. Vanuit het nabijgelegen De Wijk, dus waarschijnlijk weer een vrijwillige opname.

In het bedelaarsregister toegang 0137.01 invnr 429 heeft Johan Waller bedelaarsnummer 718, Dorothea Louisa 719 en Theodorus mini 721. Ze worden 13 september 1845 overgeplaatst naar Veenhuizen en komen dus waarschijnlijk weer in een woning voor een bedelaarshuisgezin.

Ze worden gedrieën op 19 juni 1848 uit het bedelaarsgesticht ontslagen.

Omzwervingen Dorothea Louisa, part five

Als Dorothea Louisa en zoon Theodorus daarna weer in het gesticht komen, is Johan Waller er niet meer bij. Het is 28 mei 1850 en ze komen uit Zwolle, dus ten derde male een waarschijnlijk vrijwillige opname.

In het register toegang 0137.01 invnr 434 heeft Dorothea Louisa het bedelaarsnummer 1381 en Theodorus 1388. Ze wonen op de zalen van de Ommerschans tot ze samen 4 februari 1854 naar Veenhuizen gaan. Ze worden ook samen op 27 april 1855 ontslagen. Daarna keren ze allebei niet meer in het bedelaarsgesticht terug.