Qua geboorte is van Anthonij Bellaard alleen het jaar bekend: 1807. Hij is dus of twaalf of dertien jaar als hij op 4 juni 1820 in de dan net opgerichte kolonie Willemsoord aankomt. Hij maakt onderdeel uit van het immense contract dat de Burgemeesteren van de stad Dordrecht met de Maatschappij hebben afgesloten, zie hier bij januari 1820. Volgens de aantekeningen van mevrouw Kloosterhuis behoort hij tot het achtste zestal kinderen uit die stad.
Verder valt te melden dat als geloofsovertuigen 'gereformeerd' is genoteerd en dat er als beroep 'kuipersknegt' bij hem staat.
Hij komt eerst in huis bij de familie Batink uit Kampen, zie bij hoeve 7 op de Willemsoord-pagina. Op onbekende datum (in een halfvergaan stuk stamboek dat zich op zolder van het archief bevindt, staat alleen '29 september', zonder jaar) wordt hij overgeplaatst naar Niesje Blokkers weduwe Molenbroek uit de Beemster, zie hoeve 100 op de Willemsoord-pagina. Mis niet het daar genoemde verhaal over stiefmoeder Niesje en de andere Dordtse ingedeelde in huis Abraham van Anker.
Anthonij Bellaard deserteert van de kolonie op een datum dat er geen stamboeken bewaard zijn gebleven. Volgens mevrouw Kloosterhuis is dat op 30 juni 1823, maar daar staat een aantekening bij dat hij weer terug gekomen is en daarna in 1824 van verlof is achtergebleven. Het zou allemaal kunnen, maar als hij een keer is teruggepakt is het vreemd dat hij niet voorkomt in de registers van de strafkolonie.
Jaren later wordt hij opgepakt in Gorinchem. Dat laat de
plaatselijke politiechef op 27 juli 1826 weten in
een brief waarvan dit de scan is.
Directeur der koloniën Wouter Visser schrijft de permanente
commissie op 5 augustus 1826 hoe hij met die melding is omgegaan
in een brief
waarvan dit de scan is. Visser vindt dat iemand die al zo
lang van de kolonie weg is niet meer beschouwd kan worden als tot
de kolonie behorend. Daarom vraagt hij de politiechef geen
maatregelen te nemen.
Dat is mazzel voor hem. In tegenstelling tot de ook in Gorinchem
opgepakte Geertrui Romijn weduwe Bartok of Bartels, die op last
van de Maatschappij naar de strafkolonie op de Ommerschans wordt
gevoerd, kan Anthonij Bellaard op vrije voeten blijven. Op de
kolonie wordt nooit meer iets van hem vernomen.