Waarschijnlijk heeft de subcommissie van weldadigheid Schiedam bemiddeld bij het tot stand komen van dit contract, zie over die subcommissie deze pagina. Die subcommissie sluit tegelijkertijd zelf ook een contract met de Maatschappij, het contract C9. Zie voor een uitleg weer de contractenpagina en het voordeel voor de subcommissie is dat ze dat voor een deel kunnen betalen met de opgehaalde contributiegelden.
Kort na het afsluiten van de contracten is de kolonie Willemsoord
klaar voor bewoning en op 20 augustus 1820 arriveert het
gezelschap uit Schiedam. Daarvan is een aankomststaat in invnr
1343, maar daar hebben ze zo'n zootje gemaakt van de namen dat ik
die niet afdruk.
Eerste konvooi
De subcommissie viert dit met een bericht in de Staatscourant. De
tekst daarvan staat afgedrukt op deze pagina,
en daar staat ook een opsomming uit welke mensen dat eerste
konvooi Schiedammers bestaat. Een van hen is Christiaan
Bärenfanger, in het krantenartikel aangeduid als 'Christiaan
Barend Pinger' en hij wordt met de andere weeskinderen
ondergebracht bij Adriana Broekman weduwe Coenraad Tuilen.
Ze staan als bewoners van hoeve 86 in het stamboek met invnr
1407, zie hier voor
meer informatie over dat stamboek, en hieronder een fotootje
ervan. Te zien valt dat hij nu als 'Kristiaan Peerenvanger' door
het leven gaat. in de kolonieadministratie staan twee geboortedata
van hem, 25 november 1809 en 12 februari 1810, zie helemaal
onderaan de pagina hoe het zit.
Nog een contract
Blijkbaar bevalt het de Schiedamse armenzorg, want op 29 maart
1822 sluiten de regenten ook het contract A39 af. Ze staan dan te
boek als de Magistraatsarmenkamer, maar volgens mij is dat
hetzelfde als de Stadsarmenkamer. Er kan dus weer een kluit
verarmd Schiedam naar de kolonie en dat gebeurt midden juli 1822.
De regenten pakken het nu anders aan, want ze kunnen in Schiedam
geen huisverzorgers vinden. In plaats van zes wezen met een
huisverzorger en twee gezinnen, sturen ze nu drie gezinnen die elk
twee wezen in huis krijgen. Of daarover gecorrespondeerd is met de
Maatschappij heb ik niet nagekeken.
Tweede konvooi
Op 21 juli 1821 komen aan twee gezinnen en zes wezen, het
derde gezin zal iets later komen. Onder die wezen 'Catharina
Beerentengen', de oudere zus van Christiaan. Op de aankomststaat,
invnr 1370, is aangetekend dat zij zal worden 'ingedeeld bij het
gezin dat te wachten is', maar dat zij 'provisioneel', voorlopig,
wordt ondergebracht bij de al wel aangekomen Schiedamse gezinnen
(Deems en Pennink). Ze worden allemaal gevestigd in de kolonie
Wilhelminaoord.
Op 25 augustus 1822 arriveert dat laatste Schiedamse gezin,
Jacobus Hille met echtgenote Adriana Daams of Daems, en drie
dochters. Bij hen komt Catharina in huis. Volgens de aankomststaat
van Hille komen ze op hoeve 97 van Wilhelminaoord, maar er zijn
uit deze periode geen stamboeken bewaard gebleven waarin we dat
kunnen nakijken.
Het onderkomen van Christiaan, hoeve 86 van Willemsoord, heeft
als tegenwoordige adres Löhnislaan 2, met de coördinaten 52.826800
en 6.082000, en dat van Catharina, hoeve 97 van Wilhelminaoord,
ligt aan de Westvierdeparten en heeft de coördinaten 52.85750 en
6.12373. Ze wonen dus niet zo wezenloos ver van elkaar, maar het
is onbekend of ze contact met elkaar hebben.
Hommeles in Huize Hille
Al snel, op 17 februari 1823, overlijdt de man des huizes Jacobus
Hille, 33 jaar oud. En dan blijkt het in het huishouden niet goed
te zitten. Op 17 maart 1823 schrijft de subcommissie van
weldadigheid Schiedam aan de permanente commissie, invnr 64 scan
620-621 (zie helemaal bovenaan de pagina hoe de scans te bereiken
zijn):
Op verzoek van de magistraatsarmenkamer dezer stad brengen wij ter uwe kennisse, dat bij haar berigt is ingekomen van het overlijden van twee hoofden van huisgezinnen, Jacobus Hille en Arij Kamans in de colonie gevestigd; dat de wed. van de eerstgenoemde zich bij voortduuring bezwaard gevoelt met de inwooning van Catharina Berenfanger en Wouter van Duyn die beide tot den protestantschen godsdienst behoren, terwijl de wed. roomsch is.
Ernstig en bij herhaling verzoeken dus regenten van genoemde kamer dat deze kinderen bij een ander huisgezin van dezelfde religie, overeenkomstig de orde en belofte der Permanente Commissie zelve mogen worden ingedeeld.
Een vroeger schandelijke
levenswijze
Zo'n brief stuurt de permanente commissie dan altijd door naar de
directeur der koloniën om er zijn licht over te laten schijnen en
dat doet de directeur op 30 maart 1823:, invnr 64 scan 776-777:
en betreffende de wed. Hille welke zich bezwaard gevoelt met de inwoning van Catharina Berenfanger en Wouter van Duin, moet ik in de eerste plaats aan de attentie der Permanente Kommissie adresseeren, dat tengevolge van het kontrakt van vestiging 3 huisgezinnen met zes wezen om bij hun te worden ingedeeld, in plaats van 2 huisgezinnen en 6 wezen om onder huisverzorgers te worden gesteld, zijn gezonden;
dat het dus natuurlijk is, dat ook Hille thans de wed., met twee dier kinderen buiten eenige schade der Maatschappij wordt belast, en uit hoofde onder die gezonden huisgezin slegts een tot de protestantsche godsdienst behoord, en alle de kinderen gereformeerd zijn, is het mijns er agtens niet wel mogelijk een van deeze kant convenabele indeeling te bewerkstelligen, dan ingeval die kinderen bij andere, niet van Schiedam gezonden huisgezinnen, of wel bij huisgezinnen uit dien stad, ten gevolge van een vroeger kontrakt gevestigd, worden geplaatst;
maar hieromtrent behoord in de tweede plaats te worden aangemerkt, dat Catharina Berenfanger aan eene ziekte, de gevolgen van een vroeger schandelijke levenswijze laboreerd (waarmede zij is hier gekomen doch toen niet bij mij bekend) die haar zeker aan ieder huisgezin tot een last zoude doen verstrekken,
en dat Wouter van Duin is een jongen wiens zwakke geest vermogens, hem tot bijna alles onbekwaam maken; waaruit dan ja wel volgt dat de wed. Hille gegronde reden van klagten kan hebben; maar ook dat dat naar mijn inzien, hier in niet wel anders kan worden voorzien, dan door tusschenkomst van H.H. besteders zelve, hetzij met terugneeming der kinderen, of een zeker toelage voor de wed.
Catharina blijft bij Hille
Oftewel, Catharina en jongeman Van Duin kunnen niet bij Hille weg,
omdat Schiedam zo'n onhandige constructie heeft gekozen. Ze moeten
daar dus blijven.
Wat hij verder over Catharina schrijft, is ernstiger. Zo te lezen heeft ze een geslachtsziekte. Maar over een 'vroeger schandelijke levenswijze' weet de directeur niets en kan hij niets weten, dus dat is een ongefundeerde conclusie. Het zou heel goed het gevolg kunnen zijn van een eenmalig avontuurtje of - en dat bleef in die tijd meestal onbestraft - een verkrachting.
Op 26 april 1823 laat de subcommissie Schiedam weten dat iedereen
accepteert dat Catharina en jongeman Van Duin bij de weduwe Hille
blijven wonen, invnr 65 scan 280:
De subcommissie van Weldadigheid alhier heeft de eer UL te berigten dat de magistraatskamer volkomen genoegen neemt met en berust in de ophelderingen door de Permanente Commissie hare gegeven bij UL missive van den 5. dezer, ons toegezonden met betrekking tot de huisgezinnen van de wed. Hille en Kamans.
Wateren
Midden 1824 gaat het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te
Wateren van start. Is het al bijzonder dat armenkinderen enig
basisonderwijs krijgen, de Maatschappij zorgt zelfs voor een
vervolgopleiding voor veelbelovende jongeren (het is wel 19e eeuw,
dus voor 'jongeren' moet je lezen 'jongens'). Zie voor meer over
het Instituut deze pagina.
Christiaan Bärenfänger behoort tot de eerste uitverkorenen. Op 28
juni 1824 verlaat hij het huishouden van Adriana Broekman
weduwe Tuilen en komt hij op een slaapzaal in Wateren. In het
eerste register met kwekelingen te Wateren met invnr 1610 (geen
scans) staat hij als 'Peerenvanger of Baren Finger' met
kwekelingennummer 19.
Trouwplannen
Terug naar Catharina en haar koloniale 'pleegmoeder' Adriana Daams
weduwe Hille. Die heeft plannen te gaan hertrouwen. Op 11 juli
1824, invnr 70 scan 71, schrijft de directeur der koloniën aan de
permanente commissie:
Voorts heb ik de eer ter kennis van de Permanente Kommissie te brengen dat de kolonist Bollen kol: N2 en de kolonisten wed. Hille kol: N4 wenschen een wettig huwelijk aantegaan; terwijl ik de vrijheid neem hier bij te voegen dat ons geen reden daartegen bekend zijn.
Alleen moet ik de Permanente Kommissie hierinneren dat de wed. Hille behoord tot die huisgezinnen van Schiedam welke gezamentlijk met zes armen kinderen overeenkomstig kontrakt zijn belast.
Aangenaam zal het mij wezen te worden geinformeerd, of dit huwelijk door ons kan worden toegestaan en hoedanig te handelen met de bij haar ingdeelde wezen.
Drie dagen later, invnr 70 scan 97, schrijft de directeur, die
volgens de reglementen niet zelf met derden mag corresponderen,
maar dat aan de permanente commissie moet overlaten:
Voorts heb ik de eer hier bij de Permanente Kommissie te doen geworden een missive van het algemeen armbestuur te Schiedam, daar het beantwoorden derzelve niet tot mijne competentie behoord heb ik gen. bestuurders daar van kennis gegeven en verder aan de Permanente Kommissie gerenvoyeert, terwijl aan het verlangen omtrend de verplaatsing van enkelde kinderen uit het huisgezin van de wed. Hille of Pennings geen gevolg zal worden gegeven dan op nadere aanschrijving der Permanente Kommissie.
Een brief van het armbestuur
De bedoelde brief van Schiedam is gedateerd 8 juli 1824, invnr 70
de scans 41-43:
De moeder van de wed. Jacobus Hille, heeft zich tot onze vergadering vervoegd en ons kennis gegeven, dat hare dochter zich andermaal in het huwelijk zoude begeven, dat dat huwelijk reeds voor den etat civil was voltrokken, dog nog niet kerkelijk, om redenen haar aanstaande man vooraf verlangde zij ontslagen wierd van Catharina Beerevinger welke bij haar is ingedeeld, en dat zulks niet konde geschieden voor dat wij ons consent daartoe hadden verleend, waarom wij UEd verzoeken, dit zoo zijnde, aan hun verlangen te voldoen en gen. Catharina Beerevinger te plaatsen bij den kolonist Egbert den Held, welke volgens haar voorgeven dat meisje gaarne wenschte te hebben omdat zijn vrouw ziek en sukkelende is of wel daar waar de directie het voor haar best zal oordeelen.
Verlof Christiaan?
Verderop in dezelfde brief, op scan 42, komt ook Christiaan, die
dan nog maar net op het Instituut te Wateren zit, ter sprake:
De familie van Christiaan Beerevinger door ons in de kolonie besteed heeft verzogt of hun broeder ook verlof mogt hebben en om eens over te komen.
Geene redenen existerende waarom UEd hem zulks zoude weigeren, zoo verzoeken wij UEd dit aan hem te willen acoorderen.
Er is geen bewijs voor te vinden, maar vermoedelijk is aan dit
verzoek voldaan en heeft Christiaan twee weekjes verlof gekregen
om de familie in Schiedam te bezoeken. Het is wel opvallend dat de
familie alleen om hem vraagt en niet om zijn zus.
Toch weg bij Hille
Intussen laat de directie Catharina rustig zitten in het onwelkome
huishouden van de weduwe Hille, na haar huwelijk op 10 augustus
1824 getooid met de achternaam Bollen. Maar het gaat toch wel
wringen. Op 14 november 1824, invnr 71 scan 418, schrijft de
directeur:
Bij deze gelegenheid neem ik de vrijheid aan de attentie der permanente Kommissie te adviseren dat door het huwelijk der wed. Hille en der 3 huisgezinnen van Schiedam, welke mede ieder met twee kinderen waren belast, is ontbonden of ontslagen; dat Bollen tegenwoordige man van de wed. Hille, welk zich thans met Catharina Berenvanger belast vind, zich daar van gaarne zag ontslagen, zonder dat het ons mogelijk is daar aan te kunnen voldoen; en of het tengevolgen van dit een en ander niet doelmatig en billijk zoude wezen, de zes kinderen waarvan er een of twee zijn ontslagen door de overige 4 of 5 onder huisverzorgers tot een huisgezin te vereenigen en zodoende in de huishouding of reekeng van de wed. Hille continueren.
Ongeveer zo'n soort oplossing wordt gekozen. Johannes van den
Bosch, die inmiddels al een tijdje in Huis Westerbeek te
Frederiksoord woont, plukt een huisverzorgersechtpaar uit de
omgevind. Hendrik Koops uit Heerenveen, volgens de
kolonieadministratie geboren 23 februari 1782, en echtgenote
Trijntje Bate Groenland, geboren 23 maart 1782, gaan per 6
december 1824 een hoeve bewonen en krijgen in huis zes wezen
uit alle hoeken van het land, waaronder Catharina.
Stamboeken
Per 1 juni 1825 worden de vrije koloniën helemaal opnieuw
ingedeeld en krijgen vrijwel alle hoeves een ander nummer. En
vanaf die datum zijn ook stamboeken van Frederiksoord,
Wilhelminaoord en Willemsoord bewaard gebleven, dus we kunnen het
verder allemaal goed volgen.
Het huishouden van Koops bewoont hoeve 4 van Wilhelminaoord en
staat op scan 4 van invnr 1352. Maar Catharina heeft nog een
appeltje te schillen met de weduwe Hille. Bij de 'Kleine Raad voor
de vrije koloniën', het orgaan waar kolonisten klachten kunnen
indienen, verschijnt ze op 22 oktober 1825, invnr 1624 (het staat
ook hier):
Catharina Berenvanger, ingedeelde wees bij Hendrik Koops, klagende dat de goederen van de overleden kolonist Hille, voor welke Koops in de plaats was gekomen, niet alle waren overgegeven aan Hendrik Koops, maar een gedeelte derzelve door de weduwe Hille, thans hertrouwd met Bolle, in kol no 1, waren medegenomen.
Tot het naauwkeurig onderzoek dier zaak is eene kommissie benoemd, bestaande uit de onderdirecteurs Faaken en Bosma, om daarvan in de eerstvolgende vergadering nader verslag te doen.
De commissie
De genoemde commissie maakt geen haast. Op de volgende zitting van
de Kleine Raad, 29 oktober 1825, verklaren ze nog niks uitgevoerd
te hebben, en pas op de zitting van 19 november 1825 (zie ook hier) doen ze
verslag, invnr 1624:
Eindelijk heeft ook de kommissie, op den 22 oktober jl benoemd tot het onderzoek naar de vermiste goederen van vrouw Hille, haar rapport daaromtrent in deze voege uitgebragt:
"Vrouw Bollen, te voren de wed. Hille genaamd, heeft ons verklaard en bevestigd, dat die goederen, welke van eenige waarde hadden kunnen geacht worden, bij haar vertrek aan het haar opvolgende huisgezin waren afgegeven, en dat zij de niets waardige had behouden en medegenomen."
De raad is van oordeel, dat deze zaak, daarmede voor afgedaan moet gerekend worden, echter onder goedkeuring van onzen Heer Direkteur.
Dat klinkt niet als een degelijk uitgevoerd onderzoek, ze maken
zich er nogal makkelijk van af.
Van Koops naar Penning
Ook de inwoning van Catharina bij de huisverzorgers
Koops-Groenland is blijkbaar geen succes. Op de Kleine Raad van 26
augustus 1826 is men aan het schuiven met ingedeelde wezen en dan
komt ook langs (invnr 1624, het staat ook hier):
g. Marten de Vos, ingedeeld bij Goosems in kol no 2, te verplaatsen bij de huisverzorger H. Koops, op hoef no 6 ter zelfde kolonie, en van Koops weder af te nemen:
h. Catharina Berenvanger, en te doen bij Pennings in dezelfde kolonie op hoef no 2.
Goossens verzoekt instantelijk dat de Vos hem ontnomen worde, zoo wel als Koops zulks verlangt van Berevanger; Penning staat slecht met zijne verdiensten, en Catharina Berevanger, hoe onaangenaam ook te hebben, wegens hare ongesteldheid, verdient behoorlijk haren wekelijkschen gulden van fabrijk arbeid.
Hoef no 2 is een vergissing, in het stamboek staat aangetekend:
'Beeren Fanger naar hoeve 3 den 1 Oct 1826'. Het is een
van de laatste acties rondom Hendrik Koops: Op 27 oktober 1826
jaagt Johannes van den Bosch hem van de kolonie wegens
drankmisbruik.
Van Penning naar Den Held
Bij Hendrik Penning op hoeve 3 van Wilhelminaoord, invnr 1352 scan
3, zit Catharina weer bij Schiedammers. Ze blijft negen maanden
bij dit gezin. Op 28 juli 1827 zit de Kleine Raad weer te
kwartetten met ingedeelde weeskinderen, invnr 1624, het staat ook hier, en daarbij
vindt ook Catharina's volgende verplaatsing plaats:
Catharina Berenvanger, van Penningh, hoef no 3 kol 2, bij de wed den Held, hoef 47 kol no 1.
In het stamboek staat aangetekend: 'C. Beeren fanger naar kol 1
N47 den 11 juli 1827'. Ze gaat dus van de kolonie
Wilhelminaoord naar de kolonie Frederiksoord en ze staat nu op
scan 18 van invnr 1346. Over indeling bij de familie Den Held is
eerder sprake geweest toen Egbert den Held 'sukkelende' was, maar
inmiddels is hij overleden en komt Catharina in huis bij Jannetje
Jansen weduwe Den Held.
Een baan voor Christiaan
Christiaan zit al die tijd rustig in Wateren, waar de voeding, de
kleding en de verdere verzorging beter zijn, tot in het hiervoor
al genoemde kwekelingenregister met invnr 1610 wordt aangetekend:
Op 17 jan 1828 overgeplaatst naar het Alg Bureau, blijft tot de sterkte van dit etablissement begrepen.
Dat hij tot 'de sterkte' van Wateren blijft behoren is een louter
administratieve kwestie, dat betekent niets. Het Algemeen Bureau
is gevestigd in Frederiksoord en daar wordt onder leiding van de
Adjunct-directeur voor de Administratie het immense papierwerk van
alle koloniën bijgehouden. Christiaan zal hier als (een van de
vele) schrijver/boekhouder werken.
Het valt niet te achterhalen of Christiaan blijft wonen op een
van de slaapzalen in Wateren en elke ochtend de kleine 10
kilometer naar Frederiksoord wandelt, of dat hij is ondergebracht
bij een gezin in Frederiksoord. Dat komt omdat de bewaard gebleven
stamboeken de kopietjes zijn die in Den Haag worden bijgehouden en
daarin wordt alleen genoteerd wat de directeur schrijft over
verplaatsingen en indelingen. En die heeft hier nooit iets over
geschreven.
Van Den Held naar Zoutebier
Catharina woont ook in Frederiksoord dus zal haar broer zeker wel
eens zien. Na zo'n zeven maanden bij de weduwe Den Held gaat het
niet meer. In de Kleine Raad van 29 maart 1828, invnr 1624, het
staat ook hier, wordt
besloten dat ze weer wordt overgeplaatst:
Kaatje Berenvanger, te nemen van de wed. den Held, waar het ongelukkige meisje niet meer zijn kan, naar Zoutebier, die slechts een eenig kind heeft en dit meisje wil opnemen.
In het stamboek staat 'Beerenfanger overgeplaatst in N41 den 1
Maart 1828', maar dat is zowel qua datum als hoevenummer fout,
zien we bij hoeve 66, invnr 1346 scan 24: 'Beeren Fanger uit N47
den 8 Maart 1828.' Ze woont nu bij de Haagse kolonist Matthijs
Zoutebier.
Van Zoutebier naar Horst
De verplaatsingen volgen elkaar steeds neller op. De Kleine Raad
van 23 augustus 1828, invnr 1624, het staat ook hier, meldt:
Kaatje Perenvanger, van Zoutebier af te nemen, en wederom te plaatsen bij den huisverzorger Horst, in kol 2, wiens aantal weezen niet vol is;
Het stamboek meldt dat zij 'den 23 Augustus naar kol 2 hoeve 30'
gaat, ze komt dus weer in Wilhelminaoord en staat nu op scan 12
van invnr 1352. Jan Hendrik (of Johann Heinrich) Horst is een
vertrouwd huisverzorger, waar je altijd de moeilijke gevallen
kwijt kan. De inschrijving loopt door in het stamboek met invnr
1353, scan 8.
Van Horst naar de Ommerschans
Het laatste bedrijf van dit drama speelt zich niet af bij de
Kleine Raad, maar voor de Raad van Policie en Tucht van de Vrije
Koloniën, invnr 1615, het staat ook hier. De
zitting van 1 november 1828:
Op heden den 1 november 1828, is, na herhaalde aanvragen van Catharina Berevanger, bij eenige leden van den raad van policie, om, hoe eerder zoo liever, uit deze kolonien, naar eene der gestichten te Ommerschans of te Veenhuizen, verplaatst te worden, wijl, zij, zwak en sukkelachtig zijnde gaarne in een der hospitalen wenschte opgenomen te worden,
bij den raad van policie in overweging genomen.
1: Dat dit meisje met zoodanige venusziekte, voor vele jaren, in de kolonie is aangekomen, dat het altoos moeijelijk geweest is, haar bij huisgezinnen in te deelen.
2: Dat zij voor eenen geruimen tijd, aan verscheidene menschen verhaald heeft, dat zij zwanger was, met opgaaf tevens van welke jongeling,- naderhand heette het van eenen man te zijn.
3: Dat zij nu werkelijk sukkelachtig, en volgens de verklaring van Dr.Muller niet zwanger maar waterzuchtig is, zoo zelfs dat hare beenen opengaan.
4: Dat zij, hoewel een ongelukkig schepsel zijnde, voor de bevolking der kolonien tot een slecht voorbeeld en tot schande verstrekt, wijl zij, uit onnozelheid dingen verhaalt, waarover iedereen zich schamen moet.
De raad van policie geeft alzoo de Permanente Kommissie in overweging, of het niet goed zoude zijn dat deze Catharina Berevanger, oud 29 jaren, thans ingedeeld bij den huisverzorger Horst, kol 2, wegens het onbetamelijke harer houding en haar meermalen gedane verzoek, overgeplaatst worde naar de Ommerschans, waar zij dan, ziekelijk zijnde, in het hospitaal of elders kan worden opgenomen.
Voor extract conform,
De Direkteur der Kolonien
Visser
De permanente commissie keurt dit goed bij agendapunt 29 van
haar vergadering van 25 november 1828, invnr 40, en in het
stamboek staat aangetekend 'C. Beeren Fanger naar de strafkolonie
10 Dec 1828'. Voortaan staat Catharina geadministreerd in de
registers van de strafkolonie op de Ommerschans.
Van die registers zijn geen scans (wel foto's op www.bonmama.nl),
maar ze zijn helemaal getranscribeerd. Op deze pagina
staat op 10 december 1828 Catharina's aankomst op de Ommerschans
vermeld.
Christiaan naar Den Haag
Vanaf eind 1829 krijgen alle mensen die op een contract in de
koloniën geplaatst zijn, dus ook Christiaan en Catharina, een
B-nummer, en worden zij apart geadministreerd in invnr 1389. In
dat boek staat Christiaan met nummer B352 op scan 136 en Catharina
met nummer B359 op scan 139. Bij Catharina staat vermeld war er in
1859 met haar gebeurt (zie verderop).
Bij Christiaan staat dat hij op 1 maart 1833 uit de stamboeken
wordt afgevoerd, welke aantekening ook staat in het
kwekelingenregister 1832-1835 met invnr 1584. Maar vermoedelijk is
hij al eerder vanuit Frederiksoord naar Den Haag vertrokken. Want
in een overzichtje van geémployeerden op het bureau van de
Maatschappij in Den Haag in 1832, invnr 1007 mapje 1, staat bij de
financiële afdeling vermeld:
In Den Haag wordt veel beter betaald dan in de kolonie (omdat het
leven er duurder is) en in de linkerkolom is te zien hoe
Christiaan in loon opklimt tot 500 gulden per jaar. In de koloniën
verdient een onderdirecteur dat.
Catharina in het hospitaal
Vanuit de Ommerschans komen af en toe meldingen waaruit blijkt dat
het stelselmatig slechter met Catharina gaat. Op 25 september
1833, invnr 140 de scans 410-412, het staat ook
hier bij nr 14, schrijft de opzichter van de strafkolonie:
K. Beerenvanger
Ongeneeslijke venerische ziekte.
Deze ellendeling is reeds blind geworden
En 25 september 1835, invnr 163 de scans 444-452, zie ook deze
pdf, wordt gemeld dat zij 'bij voortduring in het Hospitaal'
verblijft.
In de invaliditeitsregisters van de Ommerschans staat ze bij de
'geheel invaliden' of met de aanduiding (invnr 1570:)
'ongeneesselijke kwalen'.
Tot slot Christiaan
Het is niet bekend tot hoe lang Christiaan op het kantoor van de
Maatschappij van Weldadigheid in Den Haag blijft werken, want er
zijn verder bijna geen personeelsoverzichten van het Haagse
kantoor bewaard gebleven. In 1841 werkt hij er in ieder geval nog
wel: In een overzicht dat de Adjunct-directeur voor het
Schoolwezen Jan Hessels van Wolda in februari 1841 maakt van wat
er geworden is van oud-kwekelingen, los inliggend in invnr 1611,
schrijft hij dat 'Christiaan Peerenvanger' op dat moment nog is
'geëmployeerd aan het bureau van de Perm. Comm. te 's Hage'.
Er is een overzicht 1853-1856 bewaard gebleven van het personeel
in Den Haag, invnr 1007 mapje 10, en daarop staat 'J.C.
Bärenfänger' als employé bij de financiële afdeling, die er sinds
september 1829 zou werken, en die het kapitale bedrag van 700
gulden per jaar verdient. Dat zal hem zijn, want op zijn trouwakte
staat hij ook als Johann Christiaan vermeld.
Hoe dan ook houdt het op eind 1859 als het bureau in Den Haag,
een gigantische kostenpost binnen de hele organisatie, wordt
opgedoekt.
Tot slot Catharina
Voor Catharina verandert er in 1859 ook het nodige, want dan houdt
de strafkolonie op te bestaan. Ze moet dan noodgedwongen
overgeschreven worden naar de registers van bedelaars. De scans
daarvan zijn wat anders bereikbaar. Ga naar
http://alledrenten.nl/scans -> maar kies nu
'Rijkswerkinrichtingen Veenhuizen/Ommerschans' en bevestig die
keus in het vakje dat eronder verschijnt. Dan staat ze met
bedelaarsnummer 2 op scan 1 van invnr 437. Daar wordt vermeld
'Overgeschreven ingevolge Miss(ive) Direct(eur) dd 10 April 1860
No 1057'.
Die missive heb ik niet gezien, maar die zit of in invnr 1656 of
in invnr 1806 of in invnr 2000 of in invnr 2115 van toegang 0186.
Volgens invnr 1389 scan 139 is het besluit over de overschrijving
op 7 april 1860 onder nummer 79 genomen op de 7de afdeling van het
ministerie van Binnenlandse Zaken (dat is de afdeling die over
armenzorg gaat).
De inschrijving loopt door in het register met invnr 440 en daar
wordt vermeld dat Catharina op 19 augustus 1862 overlijdt.
Hoe het zit met de familie, volgens informatie
overgenomen van familieonderzoekers Meijboom, zie
hier:
De familie is teruggevonden tot aan 1640, waar ze onder de naam
Bärenfänger in Duitsland woonden. Catharina, geboren 28-01-1801 en
Christiaan, geboren 15-11-1809, zijn de oudste en de jongste in
een gezin van vijf kinderen. Hun vader is in 1811 en hun moeder in
1819 overleden. Nakomelingen van de broer van Christiaan en
Catharina gaan door het leven onder de naam Baanvinger.