Zoals in het geval van Cornelius Ajo Andrea. Hij
solliciteert op 30 december 1824 naar de functie van
zaalopziener bij de Maatschappij van Weldadigheid. Die brief
bevindt zich in invnr 71 scan 909. Zie helemaal bovenaan de pagina
hoe de scans te bereiken zijn.
Wapserveen
Hij schrijft vanuit Wapserveen, hij heeft een prima handschrift
en hij overlegt een aanbeveling van de burgemeester van Steenwijk,
'voormalige woonplaats van mij' en van de schout van Havelte,
'alwaar mijn tegenwoordige woonplaats onder behoort'.
Op de brief is aangetekend, scan 911: 'provisioneel aangesteld
als winkelier', maar dat is een latere aantekening, ongeveer een
jaar later. Want vooralsnog is er geen openstaande functie voor
Cornelius.
Door de nood gedreven
Op enig moment in 1825 schrijft hij nog een verzoekschrift om
zaalopziener te worden. Die brief bevindt zich in invnr 76 maar is
ongedateerd. De nood is hoog, hij overweegt zelfs zijn
echtgenote met de twee kinderen naar haar ouders te sturen:
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen C.A. Andrea, dat niet tegenstaande hij in de maand december des voorledene jaars de vrijheid nam zich tot de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid te wenden.
En niet zo gelukkig heeft mogen zijn, van door een gunstig appointement uit eene wezenlijke droevige levenswijze te worden gered.
Zich andermaal door de nood gedreven, de vrijheid heeft om de menschlievendheid dier Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid nogmaals in te roepen.
Om ware het mogelijk bij de meerdere bevolking der etablissementen te Veenhuizen in de betrekking van zaalopziender te worden geplaatst.
Te meer smeekt hij dit, om dat hij, hoe gelukkig echtgenoot en vader hij anders ook zijn mogt en het geluk mogt hebben zijn hartelijk geliefde vrouw en twee nog jeugdige kinderen bij zich te hebben hij door de nood gedrongen is deze aan hare ouders te rug te geven en zelfs van zijne dierbaarste betrekking afscheiden moet zwerven, om zijn brood te zoeken.
Hartelijk smeekt hij dus bij deze de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid om ware het mogelijk door een gunstig besluit, hem weder de gelukkigste der vaders en echtgenoot te maaken, immers zal hij het zich tot een der eerste plicht rekenen, alle mogelijke ijver aan den dag te leggen, terwijl hij zich verzekerd houd van de goede getuigenissen die omtrent zijn persoon en gedrag te bekomen zijn, reeds overgelegd voor dezelfs.
Tweede gesticht Veenhuizen
Er komt pas een functie voor Cornelius Ajo Andrea als de
directeur der koloniën op 2 december 1825 meldt dat hij
gemeend heeft de huidige winkelier bij het tweede gesticht te
Veenhuizen 'van zijnen post te moeten ontzetten, en zijnen winkel
als in beslag te neemen'.
Zie over die vorige winkelier deze
pagina. De brief van de directeur bevindt zich in invnr 76
en gaat verder met:
Daar intusschen aan de andere zijde de winkel geen dag kan gesloten blijven, en er geen geschikt sujet in de etablissementen gevonden wordt aan wien de verkoop der goederen kan worden opgedragen of aanvertrouwd, ben ik na overleg met den Heer Adjukt Direkteur Drijber te raden geworden, en heb goed gevonden, de sedert lang om eenige betrekking vragende persoon Andre te ontbieden, en hem provisioneel in de winkel te stellen;
deze is ons altijd opgegeven te zijn een zeer eerlijk man en daar hij voorheen zelve een bakkerij en winkel gehad heeft, waarschijnlijk niet ongeschikt voor die betrekking in de kolonie;
bij mijn vertrek van Veenhuizen was hij nog niet aangekomen en ik dus buiten staat hem te zeggen dat dit alleen zijn zoude om in de behoefte te voorzien en hij dus nog niet moet reekenen om als winkelier te continueren, dat zijn bekwaamheid en goede trouw in het behandelen van die zaak hem echter eeniger mate aanpraak op de gunst der Permanente Kommissie zoude doen verwerven enz., al het geen hem nu bij zijne komst door den Heer Drijber zal worden voorgehouden.
Door de ongelukkige uitslag met den man die ik als eerlijk beschouwde, en met wiens lot ik bewogen was, en daarom door mij der Permanente Kommissie gunstig voorgedragen werd, afgeschrikt; wilde ik niet gaarne eenen anderen voorstellen tot de betrekking welk onder alle subalterne betrekkingen bij de Maatschappij den eerlijksten man vordert;
en het zal mij dus bijzonder aangenaam zijn, dat de Permanente Kommissie of eenen anderen winkelier zond, of wel aangaande den persoon van André zoodanige informatie tragt te bekomen, als zij zal vermeenen noodig te hebben, om hem als winkelier te kunnen aanstellen.
Deze informatie kunnen misschien zoo door den Heeren Schuurmans en Van Rooyen als andere bekende personen te Assen worden gegeven, en ingeval ik mij niet bedrieg is hij bij den WelEdelGestr. Heer 2e Assessor niet geheel onbekend.
Dokter Schuurman
Drijber is de hoogste ambtenaar in het tweede gesticht, Schuurman
is de arts die vanuit Steenwijk medische zorg aan de koloniën
heeft verleend, Van Rooijen is de burgemeester van Vledder
Stephanus Jacobus van Royen en de 'Heer 2e Assessor' is de
stichter der koloniën Johannes van den Bosch.
Van die personen is dokter Jan Bloemert Schuurman degene die op 23
december 1825 reageert op een verzoek om informatie van de
permanente commissie. Uit zijn brief blijkt dat Andrea zowel in
Steenwijk als in Wapserveen met een winkel failliet is gegaan.
Maar verder is Schuurmans wel positief, invnr 76:
Ik heb de eer op UWelEdGestr. missive van 16 dec. ll N841 te berigten dat ik den bedoelden persoon (ruimte opengelaten) Andrea wel eenigsints als inwoner en bakker en kleine winkelier te Steenwijk, zo ook te Wapserveen, dog niet zeer van nabij heb gekend,
dat hoewel zijne zaken op beide genoemde plaatzen gene gunstige uitkomst hebben mogen erlangen, dit algemeen eerder aan een gering doorzigt en niet volkomene bekendschap met dezelve als aan enige oneerlijkheid of wangedrag waar van mij nimmer iets is gebleken, wordt toegeschreven,
dat het mij uit dien hoofde zoo ook uit mijne ingewonnene informatien zoude voorkomen dat de genoemde Andrea wel geschikt zoude zijn voor een subalterne post in zijn voormaals uitgeoeffend beroep als zijnde vlijtig en gewillig om iets te leren en te verrigten
dog dat ik in gemoede niet zoude durven aanraden om hem voor als nog in een eigen standpunt van aanbelang te plaatzen, als zijnde hiertoe volgens mijn inzien en dat van andere vertrouwde personen bij wien ik meij nopens hem geinformeerd heb niet genoegzaam berekend.
Het spijt mij wel dat ik geene volkomene gunstige berigten heb kunnen inzenden, zo wel om Andrea meer voordelig te zijn als om een zijner naastbestaanden met wien ik in eene goede vriendschaps betrekking staa een aangenamen dienst te bewijzen en derhalve sollicitere deze als een secreten missive te beschouwen.
Provisioneel
Voor zo ver na te gaan blijft Cornelius Ajo Andrea
'provisioneel', voorlopig, aangesteld als winkelier bij het tweede
etablissement te Veenhuizen, waar aan de buitenkant
arbeidershuisgezinnen wonen en op de zalen aan de binnenkant
bedelaars. In de samenvatting in het brievenboek met invnr 348 van
een brief van de directeur op 16 maart 1826 staat: 'geeft
tot winkelier de voorkeur aan Andrea boven Smit', maar of dat tot
een vaste aanstelling leidt weet ik niet.
Gezin
Als gezegd is er geen personeelsregister uit die tijd dus voor
de gezinssamenstelling ga ik uit van de burgerlijke stand:
● Cornelius Ajo Andrea is volgens zijn overlijdensakte
geboren 13 december 1800 te Assen, als zoon van Cornelius
Hajo Andreo; beroep: winkelier, en Cornelia Vinckers. Hij staat
bij de geboote van zijn kinderen te boek als bakker. Hij is
getrouwd met:
● Gesina Smit, geboren 1801 of 1802 uit
Steenwijk. Ze komen op de kolonie met de navolgende kinderen:
● Cornelia Johanna Andreae, geboren 1 november
1822 te Steenwijk, en
● Johannes Antoni Smit Andreae, geboren 30 juli
1824 te Wapserveen (gemeente Havelte)
Op de kolonie komt daar bij:
● Cornelius Hajo Andreae, geboren 3 december 1826
te Veenhuizen (gemeente Norg).
Vertrek
Op 11 december 1826, dus twee dagen voor zijn 26ste
verjaardag, overlijdt Cornelius Ajo Andrea (senior) te Assen. De
weduwe en de drie kinderen blijven er nog even wonen, maar op 28
maart 1827, invnr 84 scan 292, stuurt de directeur de stand
van de rekening van de winkel en dan blijkt de weduwe de kolonie
inmiddels ook verlaten te hebben.