De weduwnaar Pieter Aarnoudse wordt door de subcommissie van
weldadigheid Tholen voorgedragen voor een plek in
Veenhuizen als arbeidershuisgezin. De pagina's over
arbeidershuisgezinnen zijn nog niet af, maar op een gegeven moment
komt:
- op deze pagina
algemene informatie over arbeidershuisgezinnen, en
- een lijst van de eerste arbeidersgezinnen in het eerste gesticht
op deze pagina.
Veenhuizen
De permanente commissie van de Maatschappij van Weldadigheid accepteert de voordracht op 3 juli 1824, zie designatie 28 van het designatieregister 1824. Wat ze daar bedoelen met 'de opzending toegestaan op rekening eener volgende plaatsing' zou ik niet weten.
Ze arriveren op 18 juli 1824 en worden ondergebracht in
woning nummer 49 van het eerste gesticht te Veenhuizen. Ze worden
geadministreerd in het stamboek van het eerste gesticht met invnr
1571 scan 17. Zie bovenaan de pagina hoe die scans te bereiken
zijn.
Van die inschrijving neem ik de gezinsgegevens over, met de
kanttekening dat de kolonieadministratie de aantekeningen zijn van
een particuliere organisatie en dus geen officiële bron waarop
blindgevaren mag worden.
Gezinssamenstelling
● Pieter Aarnoudse, is volgens die kolonieadministratie
geboren 17 november 1771. Hij is net als de kinderen
hervormd. De meegekomen kinderen zijn:
● Adriaan Arnoudse, geboren 9 januari 1811,
● Maria Aarnoudse, geboren 8 oktober
1814 (maar zie verderop) en
● Jeremias Aarnoudse, geboren 17 mei
1817 (zie ook verderop).
Er schijnt ook nog een zoon Jan Aarnoudse te zijn, die te
St Philipsland verblijft, en die binnenkort moet meeloten voor de
dienstplicht (dus 19 jaar oud is), waarover op 14 januari 1825
geschreven wordt door Tholen, invnr 72 scan 100-101
Brief schrijven
Op 2 juni 1825 geeft de directeur der koloniën op verzoek
van de permanente commissie zijn mening over een brief van de
arbeiderskolonist Den Otter, waarin waarschijnlijk klachten staan
over het leven in Veenhuizen. De directeur schrijft, invnr 74:
Aangaande den arbeider den Otter wiens brief hier nevens terug gaat, heb ik gemeend geen duidelijker berigt te kunnen geven, dan het extrakt uit zijne rekening over drie of vier maanden; met bijvoeging eener opgave van den winkelwaaren welker voor de op die rekening voorkomende sommen, aan den winkelier, zijn verstrekt; terwijl aangaande het opzigt van Lutjenhuis diend, dat dit laatste huisgezin is slordig en daarom aan de vrouw of dogter van den Otter het schoonhouden en oppassen der kinderen van Lutjenhuis was aanbevolen, waarvoor Lutjenhuis aan den Otter betaalde wekelijks ƒ",60.- die niet in de rekening zijner verdiensten zijn opgenomen, en dus dadelijk zonder eenige korting door hem ontvangen.
De schrijver des briefs is de kolonist Arnoudse, die dit bekend en verklaard, al spoedig na het schrijven, daarom berouw te hebben gehad.
Vertrek, maar dan...
Blijkbaar wordt het Pieter Aarnoudse vergeven dat hij de brief
geschreven heeft. Hij en de kinderen vertrekken met ontslag uit
Veenhuizen op 30 september 1826. Maar elf dagen daarna
overlijdt vader Pieter te Dordrecht, en dan schrijven de regenten
van de weeskinderen in Tholen op 31 oktober 1826, invnr 81
scan 713:
Onderwerp: transport van weezen,
no.39
Wij hebben thans twee weeskinderen, aan onze administratie vervallen, die wij gaarne ter vervulling van de twee nog bestaande vacaturen door ontslag van weezen dezer stad uit de Kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, derwaarts verlangden op te zenden en tot dat einde UEdGestr door dezen voorstellen, te weten: Maria Aarnoudse, 11 jaren; Jeremias Aarnoudse, 9 jaren.
Dan ons ontbreekt daartoe eene geschikte gelegenheid voor hun transport tot in de Kolonien, en er is geene hoop dat zoodanige gelegenheid zich spoedig zal voordoen.
Wij wenschten daarom dezelve kinderen van hier op Rotterdam te kunnen doen overbrengen, om vandaar door tusschenkomst van Subcommissien van Weldadigheid van plaats tot plaats verder te worden overgebragt; dan het is ons onbekend of dit zoude kunnen geschieden en nemen de vrijheid ons daaromtrent aan UEdGestr te adresseren, met verzoek het daarheen te dirigeren dat het transport der genoemde kinderen op de bedoelde wijs zoude kunnen plaatshebben of ons zoodanige andere wijs als UEdGestr in dit geval mogt dienstig oordelen te willen aan de hand geven.
UEdGestr rescriptie hierop tegemoet ziende betuigen wij hoogachtend te zijn,
Het Bestuur van den Weezen Armen der stad Tholen,
???
Ter ordonnantie van hetzelve, M.M.de Lange
Blijkbaar vinden ze Adriaan oud genoeg om op eigen benen te
staan, of er is familie die hem opneemt. Over de twee jongste
kinderen is nog een brief, gedateerd 6 december 1826,
invnr 82 scan 470, Over het feitelijke vervoer naar de kolonie
heeft de kassier van de Maatschappij op 11 december 1826 het
nodige te klagen, invnr 82 scan 526. Ze komen 29 december 1826
aan in de kolonie Frederiksoord.
Ingedeelde in Frederiksoord
■ Maria Aarnoudse, nu ineens geboren 5 december 1814, wordt ingedeeld bij de huisverzorger IJde Jans IJedema en staat bij hoeve 73 in het stamboek Frederiksoord met invnr 1346 en bij hoeve 2 van de stamboeken met de invnrs 1347, 1348 en 1349. Ze gaat op de gebruikelijke leeftijd op 13 juli 1835 met ontslag.
■ Jeremias Aarnoudse, nu ineens geboren 30 mei 1817,
wordt ingedeeld bij de huisverzorger Johannes Ebert op
hoeve 22 en is als bewoner van die hoeve te vinden in de
stamboeken Frederiksoord met de invnrs 1346, 1347, 1348 en 1349.
Hij verlaat de kolonie tegelijk met zijn zus op 13 juli 1835.
Dat is wat jong, dus waarschijnlijk mag het alleen omdat zijn zus
beloofd heeft voor hem te zorgen.