Het onderwijs in de koloniën van weldadigheid van 1818 tot 1859

Natuurlijk is onderwijs een speerpunt voor de Maatschappij van Weldadigheid. Dat hoort bij het Verlichtingsdenken waar de koloniën uit voortgesproten zijn. De armen moeten niet alleen door arbeid ´opgebeurd´ worden uit de ´zedelijke verbastering´ waar ze door hun jarenlange armoede in terechtgekomen zijn, maar ook door vorming.

Daarom een aantal pagina's over het koloniale onderwijs en de mensen die het in praktijk brachten. Ik hoop dat veel scriptieschrijvers hierin inspiratie vinden, want het koloniale onderwijs verdient een heleboel aandacht en bestudering. Om dat te bevorderen noem ik hieronder ook besluiten en verslagen over onderwijs (voor zover ik er weet van heb) waar ik geen transcriptie van heb, en doe ik helemaal onderaan wat suggesties hoe het onderwijs in de koloniën verder in kaart te brengen zou zijn.

■ Als er geen bullet () voor staat is er geen transcriptie.
■ Bij een schoolmeesterplaatje gaat het over een leerkracht.
■ Verwijzingen in een geel vlak zijn overkoepelende stukken die de hele periode beslaan.


● Alle geluiden in het eerste jaar, van december 1818 tot en met december 1819, over het opstarten van het onderwijs in de dan nog maar net bestaande proefkolonie Frederiksoord.
● In het maandblad de Star van april 1819 een artikel over het instituut Hofwijl van Fellenberg, waar de Maatschappij de leerling Kornelis Mulder naar toe gestuurd heeft.
SchoolmeesterDe in 1820 aangekomen ondermeester van Willemsoord Auberlé verlaat verliefd zijn post, zie hier. Een decennium later heeft hij daar wel oprechte spijt van.
● Een afvaardiging van de commissie van toevoorzicht doet oktober 1820 verslag van haar bezoek aan de school in kolonie 1 (onderaan de pagina).
● December 1821/januari 1822: Johannes van den Bosch verspert de Drentse inspecteur voor het onderwijs resoluut de weg, de man heeft zich niet met het koloniale onderwijs te bemoeien.
In het maart-nummer van de jaargang 1822 van de Star doet Jan Hessels van Wolda als 'algemeenen Schoolopziener' twee keer verslag van de stand van zaken in het koloniale onderwijs.
● Tussen de ingekomen post van 1822 zitten af en toe door Van Wolda gebundelde verslagen van de onderwijzers in Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord. Maart, april, juli en augustus. Met mooie uitspraken.
Tijdens de besmettelijke ziekte die in 1822 over de kolonie trekt, overlijdt ook de jonge schoolmeester van Frederiksoord Hendrik Hendriks Middelboer.
● Fragment uit het rapport over de scholen in 1822, gedateerd 19 februari 1823. 's Avonds zitten de scholen meestal wel vol, maar overdag ontbreken veel leerlingen. Plus een lijst van kinderen die veel vorderingen maken.

Alle stukken over de medio 1824 startende vervolgopleiding voor koloniejongens, het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren, zijn ook bereikbaar vanaf een aparte Wateren-pagina.

SchoolmeesterNa lang aandringen besluit Jan Hessels van Wolda in juli 1824 om volledig in dienst van de Maatschappij te treden als adjunct-directeur voor het onderwijs.
● Eind november 1824 komt de nieuwbakken adjunct-directeur voor het onderwijs Van Wolda met het plan voor een 'winterschool' in het noordelijkste gedeelte van Willemsoord. Mét financiële onderbouwing.
● Op 3 januari 1825, een half jaar na zijn aantreden als adjunct-directeur voor het onderwijs, maakt Van Wolda de balans op van zijn eerste half jaar in die betrekking. Er zijn enkele verbeteringen doorgevoerd.
SchoolmeesterAls gevolg van de opening van het kindergesticht wordt Harmen Abel Zwarts vanuit Wilhelminaoord overgeplaatst en de eerste hoofdonderwijzer in Veenhuizen-1.
● Het oorspronkelijke plan voor het kinderetablissement Veenhuizen-1 voorziet in één onderwijzer. Dat kan natuurlijk niet, beseft de permanente commissie en ze besluit op 8 februari 1825 tot een uitbreiding.
● De directeur der koloniën stuurt 5 maart 1825 een lijstje van boeken die Jan Hessels van Wolda ten behoeve van het onderwijs in ontvangst heeft genomen. Veel zedelijke prekerigheid zo te zien.
Op 16 september 1825 neemt de permanente commissie het besluit een gratificatie aan Van Wolda te geven, invnr 961 het mapje '1825'. Geen transcriptie.
● 'Jaarlijksch verslag, betrekkelijk het Schoolonderwijs in de Kolonie der Maatschappij van Weldadigheid, van den 1 April 1825 tot den 1 April 1826', door Jan Hessels van Wolda op 17 augustus 1826. Hierin is ook opgenomen het lesprogramma op de koloniale scholen.
● De 'Nominatieve lijst der leerlingen, in de onderscheidene koloniën der Maatschappij van Weldadigheid, die in het voorjaar van 1826 van de verpligting tot het ter school komen ontslagen hebben kunnen worden' met wat berekeningen van de leeftijden van de schoolverlaters.
Hoe lang in 1826 de kolonistenzoon Stephanus Molewijk al ondermeester in Frederiksoord is, wordt niet vermeld. Zijn (niet al te lange) onderwijscarrière staat op een pagina bij de rest van zijn familie.
● Van Wolda wijst de permanente commissie er in september 1826 op dat het beter zou zijn om in alle scholen 'Engelsche lampen' te gebruiken in plaats van kaarsen. Met inhoudelijke en financiële onderbouwing.
● Ook september 1826 doet Van Wolda verslag van zijn inventarisatie van de salarissen van de onderwijzers. Er zijn er de nodige 'wier bestaan eenige verbetering behoeft'.
En ook september 1826 wordt het muziekkorps van het derde gesticht te Veenhuizen in het leven geroepen door de hoofdonderwijzer Albert Schuurman.
● Een belangrijke mijlpaal zijn de 'Verordeningen nopens het schoolonderwijs', door de permanente commissie bekrachtigd op 18 december 1827 en ingaande per 1 januari 1828.

● Een overzichtje van de bezoldiging van het onderwijzend personeel. Hoe onoverzichtelijk het vóór 1828 was, het loongebouw vanaf 1 januari 1828 en alle latere ontwikkelingen tot aan 1859.

Jacob Remmelts Booij neemt per 1 april 1828 ontslag. Hij was de eerste en enige schoolmeester die in alle drie de vrije koloniën hoofdonderwijzer is geweest.
● Op de kleine raad van 15 november 1828 blijkt dat de kolonie onderwijzers exporteert, dwz ze ter beschikking van omringende dorpen stelt en blijkt men dat het vorige jaar ook al gedaan te hebben.
● Op 8 februari 1830 komen er 'nadere bepalingen nopens het schoolonderwijs' die er vooral op gericht zijn schoolverzuim te bestrijden en het 'gezet ter schoole gaan' te bevorderen.
● 12 november 1830 N18: Reglement voor het schoolonderwijs in de gestichten en regeling van het godsdienstig onderwijs te Veenhuizen. Je krijgt één dag per week vrij van school... op welke dag je naar de catechisatie moet.
● Bij de Kleine Raad van 5 maart 1831 komen voor het eerst ter tafel 'de lijsten der afwezig gebleven scholieren van de vorige week'. Voortaan is dit, plus 'beboeting van de schuldigen', regelmatig gesprekspunt in de Raad.
16 maart 1831 N5: Bepaling nopens den aankoop van schoolbehoefte, invnr 969. Geen transcriptie.
● Op 15 april 1831 stelt directeur Van Konijnenburg voor om Instituteur Mulder adjunct-directeur van de Ommerschans te maken en Jan Hessels van Wolda het Instituut te Wateren te laten leiden.
In augustus 1831 betekent de 'schutterlijken dienst' een zware carrièrebreuk voor de later weer terugkerende veelbelovende Dordtse wees Pieter van der Koogh.
● De onderwijzers van Willemsoord doen september 1831 hun beklag hoe zij door kwaadwillende jongens gehinderd worden op de avonden dat de meisjes school hebben. Zie vooral bijlage 2 van dit verslag.
Eind september 1831 wordt Hendrik Jacob Flierman aangesteld als onderwijzer bij het tweede gesticht te Veenhuizen en dat blijft hij tot in ieder geval 1859.
● De bijschoolhouder in Doldersum heeft zich schuldig gemaakt aan misbruik van sterke drank, maar kan nog wel lesgeven op de Ommerschans. Er gaat meer schuiven in juni 1832.
Als gevolg van het geschuif begint Daniel Was, vondeling uit Amsterdam, twintig jaar oud, op 8 juni 1832 zijn carrière in het onderwijs als bijschoolhouder in Doldersum.
Augustus 1832: Als de 2de onderwijzer van het derde gesticht in militaire dienst gaat, kan er bezuinigd worden op het loon van zijn opvolger. Die is pas negentien en behoort nog tot de populatie der wezen.
● Besluit 27 augustus 1832 N45 van de permanente commissie: Wijziging in de verdeeling in klassen der Schoolonderwijzers, invnr 970.
27 augustus 1832 N46 De benoeming der onderwijzers van de 6e en 7e klasse aan den Directeur overgelaten, invnr 970. Geen transcriptie.
● Per 3 september 1832 wordt de voormalige wees Janus Meijer Drees onderwijzer op de bijschool te Doldersum. Later geeft hij les in Veenhuizen en Willemsoord.
12 februari 1833 N11 Nadere bepalingen nopens de bezoldiging der ondermeesters bij de gestichten, invnr 971. Geen transcriptie.
Sommigen worden ontslagen, anderen nemen ontslag, maar Pieter Johannes Hijgenaar behoort in juni 1833 tot de paar onderwijzers die weglopen.
● Veelbelovende kwekelingen raakt men kwijt aan de militaire dienst. Op 14 augustus 1833 wordt besloten dat ze daarna mogen terugkeren. Transcriptie op een Wateren-pagina.
● Bij zijn bezoeken aan de scholen in de vrije koloniën, waarvan hij 16 september 1833 verslag doet, heeft Van Wolda enkele aanmerkingen, met name over de noodzaak van schriftelijke opstellen.
10 januari 1834 N26: Wering van vreemde kinderen op de koloniale scholen en verbod aan de onderwijzers tot verkoop van schrijfbehoeften, invnr 972. Geen transcriptie.
Op 19 juli 1834 moet Frederik (of Karel Izaak) Hanneman, na twee jaar als ondermeester in Willemsoord te hebben gewerkt, in militaire dienst.
September 1834 doet Jan Hessels van Wolda verslag van zijn bezoeken 'in het laatste der vorige en het begin dezer maand' aan de scholen in de vrije koloniën.
● De Kleine Raad van 14 december 1833 is de eerste transcriptie die ik heb waarbij NAMEN genoemd worden van ouders van 'afwezig geweest zijnde schoolkinderen', bij wie brood is ingehouden. Vanaf hier staan er altijd namen bij.
Juli 1835 brengt Van Wolda verslag uit van zijn bezoek aan de scholen in Veenhuizen. In het eerste gesticht zijn dan vier leslocaties. Hij beoordeelt ook de onderwijzers.
● Bij de tuchtraad van 31 augustus 1835 ligt een brief van meester Otten, bijlage 2, over de 'de verregaande zedeloosheid en lastertaal' van twee leerlingen. Ze zingen na schooltijd: 'De meester is een sodomieter'.
Januari 1836 schrijft Van Wolda het jaarverslag over het koloniale onderwijs in 1835. Na wat algemene opmerkingen loopt hij alle scholen en onderwijzers langs.
● Ook januari 1836 levert Van Wolda het jaarverslag 1835 in van het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren.
● Per 1 april 1836 verlaat 'de verdienstelijke J.J. Witzier', in 1823 als wees uit Dokkum gekomen, de kolonie na vijf jaar als onderwijzer te hebben gewerkt om hetzelfde te gaan doen in Westzaan.
● Op 7 april 1836 schrijft de adjunct-directeur voor het onderwijs dat Witzier is vertrokken en dat hij daarom met leerkrachten moet gaan schuiven, rekening houdend met de classificatie van onderwijzers.
● Er schijnt sprake van te zijn dat kinderen van veteranen niet naar school hoeven. Dat is tegen het zere been. Mei 1836 geeft directeur Van Konijnenburg een duidelijk advies hierover aan Den Haag.
Aan de onderwijscarrière van Meester Gerrit Reeman komt al na negen maanden een einde omdat zijn broer Albert maar niet wil groeien, waardoor hij juli 1836 in militaire dienst moet.
● Een verslag van de schoolonderwijzersvergadering te Veenhuizen van 13 augustus 1836 door meester Flierman. De bijeenkomst heeft een sterk religieus tintje en het verslag kent taalfouten.
● Niet anders dan door dwang aan hunne hooge verpligting te houden. Op 8 september 1836 doet Jan Hessels van Wolda verslag van zijn bezoeken aan de scholen in de vrije koloniën.
Op 17 oktober 1836 N7 besluit de permanente commissie tot een 'Aanbeveling tot gezette bijwoning van het school en godsdienstig onderwijs, invnr 974. Geen transcriptie.
Op 17 oktober 1836 N8 en N9 besluit de permanente commissie tot een: 'Herinnering en ampliatie van de verordeningen nopens het schoolonderwijs', invnr 974. Geen transcriptie.
● Van Wolda op 9 november 1836 over 'gebrekkigen, die buitengewonen tijd en buitengewone gelegenheid behoeven om nog de noodige ontwikkeling te bekomen'. Een onderzoek naar achterstandsleerlingen.
Het gewigt dat ik zie in het schoolonderwijzersambt. Van Wolda in een niet volledig bewaard gebleven notitie van 10 november 1836 over de bezoldiging van onderwijzers, in vergelijking tot die van onderdirecteuren.
● De bijzondere oorzaken, welke het schoolonderwijs nadeelig zijn. Directeur der koloniën Van Konijnenburg geeft 12 november 1836 zijn mening over de conclusies van Van Wolda.
Op 26 november 1836 wordt Frederik Christiaan Haarman onderdirecteur te Wateren, en later wordt hij hoofdonderwijzer in Veenhuizen-3. Zijn carriere staat bij zijn moeder, de weduwe Haarman.
● De permanente commissie laat 11 januari 1837 weten 'dat zij voor alsnog in geene der voorgestelde veranderingen of wijzigingen kan treden'. Iedereen moet gewoon harder werken aan de 'achterlijken'.
● Op 21 januari 1837 reageert de directeur op het rapport van de Commissie van Toevoorzigt. Puntje a. in zijn brief (hier afgedrukt) gaat over onderwijs.
● Op 7 februari 1837 heeft Van Wolda zijn verslag over het onderwijs in 1836 voltooid. Met de letterkast van Dellebarre is ook de school van Veenhuizen-3 'geheel naar de nieuwe leerwijze ingerigt'.
De kolonistenzoon Hendrik de Nekker is na een dipje in zijn carrière terug als onderwijzer in de bijschool Willemsoord-Steggerda en is daar anno 1837 helemaal op zijn plek.
● In een litanie van klachten op 23 februari 1837 vindt de pastoor van Frederiksoord en Wilhelminaoord dat ook 'het schoolwezen' de godsdienstige behoeften van R.K. kinderen 'verdrukt en mishandeld'
● Diezelfde donderdag 23 februari 1837 zou een jongen te Doldersum de schooldeur met geweld geopend hebben om 'in de schoollamp te wateren', zie bijlage 2 van dit verslag.
Op 7 april 1837 N11 besluit de permanente commissie tot een 'Wijziging van het reglement op het schoolwezen van de gewone koloniën', invnr 975. Geen transcriptie.
● Bij schoolbezoeken te Veenhuizen en de vrije koloniën, constateert Van Wolda op 5 april 1837 dat 'zij die 19 en 20 jaren bereikt hebben, geene vorderingen van eenig belang meer zullen hebben'.
In juni 1837 heeft de 3de onderwijzer bij Veenhuizen-1 Jacob IJzaaks Sasburg een baan in het onderwijs elders gevonden. Hij staat op een pagina met zijn zus en met twee broers die ook richting onderwijs neigen.
Op 17 juli 1837 N4 besluit de permanente commissie tot de 'Gelijkstelling der scholen te Veenhuizen N1 en 3 wat het aantal onderwijzers betreft', invnr 975. Geen transcriptie.
Op 24 juli 1837 N28 besluit de permanente commissie tot de 'Verhooging der tractementen van de onderwijzers der 1e en 2e klasse', invnr 975. Geen transcriptie, wél aantekeningen personeelsregister.

● Een enorme klus, maar er komt licht uit de tunnel. Het overzicht van onderwijzend personeel bij alle scholen in alle koloniën vanaf het begin in 1818 tot ik er de brui aan geef in 1859

Op 13 september 1837 N32 besluit de permanente commissie tot de 'Wijziging der bestaande bepalingen wegens het Schoolonderwijs', invnr 975. Geen transcriptie.
● Op 14 september 1837 motiveert Van Wolda aan de hand van leerlingenaantallen waarom de vraag van hoofdonderwijzer Albert Schuurman om een extra ondermeester in Veenhuizen-3 terecht is.
Waarna op 21 oktober 1837 de permanente commissie vaststelt de 'Bepaling van het getal ondermeesters bij Veenhuizen N3', invnr 975. Geen transcriptie.
Na alle scholen in de koloniën te hebben bezocht, doet Jan Hessels van Wolda daarvan verslag op 25 november 1837. Invnr 189 de scans 393 tot en met 398. Geen transcriptie.
6 januari 1838 N1: 'Ampliatie (= verandering) op het besluit van 7 april 1837 N1 nopens de schoolpligtigheid der kinderen in de gewone kolonien', besluit permanente commissie, invnr 976. Geen transcriptie.
Januari 1838 overlijdt na meer dan vijftien jaar trouwe dienst als hoofdonderwijzer van Willemsoord de uit Oldemark afkomstige Harmen Barend Otten.
● Na de dood van de hoofdonderwijzer Otten, moet er door Jan Hessels van Wolda op 9 februari 1838 weer het nodige geschoven worden met onderwijzerskrachten om de vacature op te vullen.
Bij de besluiten van de permanente commissie op 15 maart 1838 N10 is sprake van 'Jaarlijks te doene opgaven aan den Gouverneur van Drenthe der kinderen in de scholen', invnr 976. Geen transcriptie.
● Als Jan Hessels van Wolda op 3 april 1838 schrijft over de eindexamens die hij heeft afgenomen, pleit hij ook voor maatregelen om te voorkomen dat de afgestudeerden daarna alles vergeten.

Met als gevolg een besluit van de permanente commissie 1 juni 1838 N9 tot 'Aankoop van werkjes ten dienste van kinderen die van de scholen ontslagen worden,' invnr 976. Geen transcriptie.
SchoolmeesterDe voormalige huisonderwijzer Akkerman Bak keert na omzwervingen door het personeelsbestand van de koloniën in mei 1838 terug in het onderwijs en dat is een succes!
● Op 12 juli 1838 schrijft meester Was aan de directie van de kolonie dat hij heeft gezien welke kwajongen met stenen op het dak van de school gegooid heeft, zie bijlage 10 bij dit verslag.
Na het vertrek van Albert Schuurman wordt de uit Kollum afkomstige wees Sijbrandi Braak per 16 juli 1838 de nieuwe hoofdonderwijzer van Veenhuizen-3.
14 augustus 1838 wordt besloten dat er een bijschool bijkomt. In het stukje Willemsoord dat als De Pol bekend staat en ten behoeve van de joodse kolonisten
● Een ongemeen levendige beschrijving van een bosbrand die twee kwekelingen in Wateren op zondag 12 mei 1839 per ongeluk veroorzaken.
SchoolmeesterOp 5 augustus 1839 begint de wees en kwekeling Frederik Willem Dirker zijn carrière in het koloniale onderwijs. Het gaat in Veenhuizen-Willemsoord-Veenhuizen een dikke negen jaar duren.
● Op 14 september 1839 meldt Van Wolda welke twaalfjarigen in de vrije koloniën van de dagschool af en dus aan het werk kunnen.
Van een zelfde bezoek aan de scholen in de vrije koloniën doet hij verslag op 20 december 1839, waarbij hij opnieuw twaalfjarigen toetst, invnr 221 de scans 539-544. Geen transcriptie.
December 1839 is Jan Hessels van Wolda ook een paar dagen in Veenhuizen geweest om het onderwijs daar te bestuderen.
● Kort daarop, ook nog december 1839, een verslag van zijn bezoek aan de school van Haijo Hoogstra op de Ommerschans.
● In het 'een en twintigste jaarlijksche verslag van het schoolonderwijs der kolonien', over het jaar 1839, loopt Van Wolda weer alle aspecten en alle scholen langs.
In bovengenoemd verslag over 1839 is, net als andere jaren, lof voor Martinus Uhl, een kolonistenzoon uit Bergen op Zoom die meer dan dertig jaar hoofdonderwijzer in Wilhelminaoord is.
Bij de Raad van Tucht van 7 november 1840, invnr 1616, worden een kolonistenzoon en een ingedeelde veroordeeld voor baldadigheid aan de school en belediging van de onderwijzer. Geen transcriptie.
● Een veenbaas uit Haulerwijk vraagt november 1840 of twee à drie van zijn kinderen naar de school van het derde gesticht te Veenhuizen mogen.
● De 'Tijdelijke Inspecteur der Godsdienstige Israelitische Scholen' doet op 3 september 1841 verslag van zijn inspectie van de joodse scholen in Veenhuizen en Willemsoord.
● Voor de raad van toezicht van Wilhelminaoord van 23 september 1841, bijlage 5 op deze pagina, worden jongens verhoord over 'het stelen van appelen uit den tuin van den Meester Uhl'.
Blijkbaar hebben de onderwijzers vruchtbare tuinen want september 1844 zijn er appels gestolen bij meester Aukes.
Op 8 januari 1842 N11 maakt de permanente commissie een 'Bepaling hoe te voorzien in het Schoolonderwijs te Groot Wateren', invnr 980. Geen transcriptie.
Op 24 mei 1842 N3 wordt bepaald dat 'bij het 1 Gesticht te Veenhuizen de plaats van den aldaar ontslagen derden onderwijzer door twee 3e onderwijzers zal worden vervuld', invnr 980. Geen transcriptie.
● Uit met name de tweede brief op deze pagina blijkt dat de onderwijzer van Veenhuizen-1 in 1842 wel oren heeft naar enige muzikale ondersteuning.
Vanaf eind 1842 zijn de twee bijscholen in Wilhelminaoord in handen van twee broers. Klaas Teeuwis Albertsma en Albert Teeuwis Albertsma zijn begonnen als weesjongens uit Schoterland.
● Belangrijkste gebeurtenis in het jaarverslag over 1842 is dat Veenhuizen-3 niet langer wezen maar bedelaars herbergt. Met gevolgen voor het onderwijs.
● Het jaarverslag over 1842 van het Instituut te Wateren staat op een Wateren-pagina en is niets anders dan jubel en dankbaarheid.
● Onderwijzer Martinus Uhl schrijft 20 januari 1844 een brief over 'zeer onstichtelijk' gedrag van drie jongens bij de catechisatie. De brief is bijlage 3 en de behandeling bijlage 2 op deze pagina.
Besluiten permanente commissie 9 maart 1844 N2:
'a) dat tot het rooyen van aardappelen in de gewone kolonien de oudste der dagscholieren zullen worden gebruikt en dat het poten der aardappelen buiten de schoolkinderen zal plaats hebben;
b) dat ook op den zaturdag het schoolonderwijs zal moeten gegeven worden', invnr 982. Geen transcriptie.
● Een in april 1844 dronken van de loting voor de dienstplicht terug gekeerde kolonistenzoon heeft 'den Onderwijzer Aukes bij de borst gegrepen in de meening dat hij een ander voor had'. Alleen samenvatting.

● De leerlingenaantallen op de diverse koloniale scholen, opgepikt uit de stukken waar ik toevallig transcripties van heb dus redelijk willekeurig. Maar het geeft wel een beeld.

● Na het overlijden van Jan Hessels van Wolda gaat de nieuw-benoemde 'Opziener der schoolen' Jan Hendrik Geraets juli 1844 de scholen in Veenhuizen inspecteren.
● In november 1844 heeft Jan Hendrik Geraets zowel de scholen in Veenhuizen als die in de vrije koloniën bezocht. Na het aardappelrooien probeert men de schade in te halen.
SchoolmeesterDe vondeling Nicolaas Naarstig trekt op 7 januari 1845 van Veenhuizen naar de Ommerschans en zal daar bijna negen jaar lang als ondermeester werken.
● Het eerste jaarverslag na de dood van Jan Hessels van Wolda wordt op 15 januari 1845 ingeleverd door de opziener der scholen Jan Hendrik Geraets.
● Een andere tak van onderwijs: op 15 februari 1845 wordt besloten om in elk van de vrije koloniën een naai- en breischool op te richten.
Jan Hendrik Geraets maakt 10 maart 1845 een lijst van jongeren in de vrije koloniën die of geheel of voorwaardelijk van school af kunnen, invnr 303 de scans 701-705. Geen transcriptie.
7 mei 1845: De kwekelingen te Wateren moeten zuiniger zijn op hun kleding en om dat te bevorderen moeten ze reparatie voortaan zelf betalen.
● Directeur Van Konijnenburg laat juli 1845 weten dat hij bezig is gewichten, maten en geldprenten voor de koloniale scholen aan te kopen.
● Net als alle hoofden van koloniën moet ook de Instituteur van Wateren januari 1846 een lijst inleveren van alle jongeren die het afgelopen jaar met ontslag zijn gegaan.
Per 1 januari 1847 wordt Otto van Muijlwijk de tweede onderwijzer bij het eerste gesticht te Veenhuizen. Hij is twintig jaar ervoor als lid van een abeidersgezin uit Gorinchem gekomen.
14 september 1847: opziener der scholen Jan Hendrik Geraets krijgt de bevoegdheid om certificaten van bekwaamheid aan meesters te geven.
● Geen transcripties, maar enkele samenvattende opmerkingen bij inspecties door Johan Hendrik Geraets eind 1847 in de vrije koloniën.
● Geen transcripties, maar enkele samenvattende opmerkingen bij inspecties door Johan Hendrik Geraets juni 1848 in Veenhuizen.
De derde ondermeester van het derde gesticht te Veenhuizen Antoine Nicolaas Fortanier deserteert na veertien maanden lesgeven op 7 augustus 1848 van de kolonie.
● Er is sprake van 'grove beledigingen' tegen onderwijzer Albertsma als hij november 1848 twee ingedeelden van vrouw Bezuijen net zo lang wil laten nablijven als ze altijd te laat komen. Jan Hendrik Geraets protesteert.
● Geen transcriptie, maar enkele samenvattende opmerkingen bij het verslag van een inspectie door Johan Hendrik Geraets van het onderwijs in de koloniën op 30 december 1848.
SchoolmeesterDe dronken schoolmeester. Er wordt veel goeds gerapporteerd over Haijo Hoogstra, maar in november 1849 gaat hij een keer in de fout.
Op 21 oktober 1850 N12 wordt door de permanente commissie 'Bij wijziging van art. 1 der resolutie van 27 Augustus 1832 N45 bepaald dat de school van kolonie 1 en hare onderwijzer zullen gerekend worden te behooren tot de 2de klasse', invnr 984. Geen transcriptie, wel opgenomen in loongebouw.
Dat besluit betekent dat per januari 1851 na jarenlange trouwe dienst Johan Diederik Aukes, ook een kolonistenzoon, net zoveel gaat verdienen als zijn collega's in Willemsoord en Wilhelminaoord.
● In april 1852 wordt besloten een nieuw schooltje te bouwen in het gebied dat als Groot-Wateren of Doldersum (later Boschoord) bekend staat, waar diverse kwekelingen het onderwijsvak leren.
Op 7 juli 1853 N7 neemt de permanente commissie het 'Besluit overeenkomstig het bestaande schoolreglement een bepaald voorschrift te verstrekken, met opzigt tot de beperking van het schoolonderwijs en het vrijlaten van de school', invnr 984. Geen transcriptie.
Op 25 oktober 1853 N8 neemt de permanente commissie het 'Besluit nopens het geven van onderrigt in het breijen en naaijen aan alle meisjes van het kindergestight te Veenhuizen boven de 7 jaren en het maken van verdiensten daarmee', invnr 984. Geen transcriptie.
● Onderwijzer Braak rekent het blijkbaar ook tot zijn taak om samen met de boekhouder wezen te arresteren die in een bos vuurtje stoken om aardappelen te braden, zie de tuchtzitting van 25 mei 1855.
Op 24 april 1856 N1 neemt de permanente commissie een besluit over 'het tarief van schoolgeld voor ambtenaren kinderen', invnr 984. Geen transcriptie.
● Het voorjaars-schoolbezoek in 1856 aan alle koloniale scholen, inclusief het afnemen van examens bij leerlingen, door de opziener der scholen Jan Hendrik Geraets. Een verslag gedateerd 19 mei 1856.
● Directeur der koloniën Jan van Konijnenburg stuurt 11 juni 1856 het bovengemelde verslag naar Den Haag en voegt er zijn commentaar bij, waarna de permanente commissie besluit over de voorgestelde maatregelen.
Tuchtraad van 17 februari 1859: Als een jongen op zijn hek zit, komt meester Uhl blijkbaar zo driftig aanlopen dat hij zelf een paal breekt.
● Een kolonistenzoon wordt ervan beschuldigd op 10 december 1860 'bij het uitgaan der avondschool van den onderwijzer Uhl een glasruit te hebben ingeslagen'. Er staat niet bij of de ruit van de school was of bij Uhl.
● Nadat de Staat de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen heeft overgenomen, ontstaan er vanaf 1861 problemen rond de financiering van de koloniale scholen. Enkele stukken hierover uit invnr 3148.