Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Jan Hessels van Wolda zegt zijn baan als onderwijzer te Vledder op en treedt per 15 juli 1824 volledig in dienst van de Maatschappij van Weldadigheid

Jan Hessels van Wolda houdt zich vanaf het begin van de kolonisatie bezig met het onderwijs in de koloniën, zie over het eerste jaar op deze pagina. De jaren erna blijft de Maatschappij van Weldadigheid heel veel lof over hem uitstrooien. Bijvoorbeeld in de jaarverslagen.

In het verslag van 1 april 1820 tot 31 maart 1821, ook gepubliceerd in de Star van september 1821:

Ook over den waardigen school-onderwijzer VAN WOLDA hebben wij, bij voortduring, alle reden om te vrede te zijn.
Met ijver en oordeel gaat hij voort de koloniale scholen te besturen, en de beiste leiding aan de verschillende ondermeesters, in de uitoefening van hun beroep te geven.

In het verslag van 1 april 1821 tot 31 maart 1822, ook gepubliceerd in de Star van september 1822:

Voorts hebben wij nog onze vroegere gunstige berigten te herhalen omtrent den school-direkteur VAN WOLDA, die met eene gelijke mate van kennis en ijver onafgebroken voortgaat de scholen der Maatschappij in de koloniën te regelen, daarin getrouwelijk bijgestaan door de verschillende ondermeesters, die, over het geheel met de beste uitwerking, het onderwijs en de zedelijke opleiding der koloniale jeugd voortzetten, waarvan de goede gevolgen bij deze dan ook allerwegen zigtbaar zijn.

In het verslag van 1 april 1822 tot 31 maart 1823, ook gepubliceerd in de Star van september 1823:

De waardige school-onderwijzer, VAN WOLDA, gaat in zijnen gewonen welwillenden ijver voort, met den besten uitslag het school-onder­wijs in de scholen te besturen.

Van Wolda doet dit naast zijn werk als onderwijzer voor het dorp Vledder. Maar blijkbaar worden hem ook aanzoeken gedaan om helemaal in dienst van de Maatschappij te treden.

En op 11 juli 1824 schrijft de directeur der koloniën Wouter Visser aan de permanente commissie, invnr 70:

Der Permanente Kommissie heb ik de eer te informeren dat de schoolonder­wijzer van Wolda mij heeft te kennen gegeven dat ZijnEd het aanbod betrek­kelijk het uitsluitend geven van onderwijs in de kolonien, hetwelk in der tijd door ZijnWelEdelGest. den Heer Faber van Riemsdijk aan hem zoude zijn gedaan, thans gaaf en zonder enige reserve heeft aangenomen, dien ten gevolge voor zijn post als onderwijzer te Vledder heeft bedankt en zijn nieuwe betrekking bij de Maatschappij eerstdaags wenscht te aanvaarden;

hoewel ik mij niet herinnere door de Permanente Kommissie van zulk aanbod te zijn geinformeert, vermeen ik egter alle gronden te hebben te geloven dat het zelve geschied zij, en zal daarom geene zwarigheid maken meester van Wolda als zoodanig te accepteren, in afwagting van een besluit of aanstelling der Permanente Kommissie hier toe betrekkelijk.

Hij is dus gezwicht. En hij begint maar meteen. Op 25 juli 1824, invnr 70, schrijft directeur Wouter Visser aan de permanente commissie:

In antwoord op de missive der Permanente Kommissie dd. 19 dezer No 305 heb ik de eer te berigten dat de Heer van Wolda zijn nieuwe betrekking reeds den 15e dezer heeft aanvaard.

Daarmee staat dus als begin van zijn volledige dienstverband 15 juli 1824 geboekstaafd. Maar het duurt wel een tijdje eer het officieel wordt vastgelegd. Zijn aanstelling maakt deel uit van een besluit over meerdere functies, met name voor de nieuwe kolonie Veenhuizen, gedateerd 6 september 1824, invnr 960. De transcriptie van het volledige besluit staat hier en het gedeelte over Van Wolda luidt:

De Perm. Komm.

Overwegende de behoefte aan hoofd-geëmployeerden tot de algemeene direktie, bij de plaatshebbende uitbreiding der koloniale etablissementen;

In aanmerking nemende de verdiensten en geschikt­heid van sommi­ge der tot hiertoe in dienst der M. geemploijeerd geweest zijnde personen en de billijke aanspraak op bevordering door hen bij de M. hierdoor verwonnen;

heeft besloten:

Artikel 1
De Heer J.H. van Wolda, tot hiertoe belast met de direktie over het koloniaal onderwijs, wordt benoemd tot uitsluitend Hoofd-schoolonderwijzer bij alle de koloniale etablissementen der Maats.; op een traktement van ƒ600:- s jaars gerekend ingegaan te zijn met de 15 july 1824; blijvende het aan den Heer Direkteur der kol. voorbehouden om in zekere omstandigheden den Heer van Wolda bij zijne algemeene Direktie over het schoolwezen mede het bijzonder schoolonderwijs in een of andere koloniale etablissement voor zekeren tijd op te dragen.

In de wandeling wordt Jan Hessels van Wolda echter niet 'Hoofd-schoolonderwijzer' genoemd, maar adjunct-directeur voor het schoolwezen. Ik weet niet of er nog een apart besluit genomen is om hem die titel te geven, maar volgens mij niet en volgens mij heet hij vanaf dit moment zo.

Verdere informatie

Jan Hessels van Wolda staat vermeld op folio 60 van het personeelsregister 1828-1834 met invnr 997 en op folio 92 van het personeelsregister 1834-1859 met invnr 998. Daaruit neem ik de gezinsgegevens over:

Jan Hessels van Wolda is volgens de (niet altijd betrouwbare) kolonieadministratie geboren op 20 september 1790, volgens zijn huwelijksakte als zoon van Hessel Feikes en Diewerke Jans. Hij zal 21 april 1844 overlijden (zie de beschrijving door Reinier van Nispen in De kinderkolonie pagina 311-312). Hij trouwt 10 juli 1825, dus een jaar na het krijgen van deze baan, met

Roelofjen Eleveld uit Vledder, geboren 6 oktober 1798 als dochter van Hendrik Eleveld, landbouwer, en Jantien Hendriks. Zij zal op 83-jarige leeftijd op 1 maart 1882 te Arnhem overlijden. Het echtpaar krijgt één dochter:

Henderica Johanna van Wolda, geboren 22 augustus 1831. Zij zal 15 november 1856 trouwen met een zoon van directeur Jan van Konijnenburg.


Jan Hessels van Wolda wordt vermeld in De proefkolonie op de pagina's 54, 55, 105, 172, 192, 243, 316, 335 en 360, in De strafkolonie op de pagina's 31, 33, 35, 39-42, 51, 60-62, 69, 71, 95-96, 97, 126-128, 134, 139, 140, 164, 174-179, 196, 219-221, 233, 245-246, 275, 306 en 319 en in De kinderkolonie vanaf pagina 52 te vaak om op te noemen.

Ook op de pagina's op deze site staat hij, met name bij de onderwijsstukken, ontelbare keren en te vaak om op te noemen. Ik verwijs naar de zoekmachine.