Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Wat ik wel weet is dat de Amsterdamse Inrichting voor
Stadsbestedelingen, de opvolger van het Aalmoezeniershuis, ze
allebei naar de kindergestichten te Veeenhuizen stuurt op het
Algemeen Contract met de Staat. En dat ze allebei op het Instituut
voor Landbouwkundige Opvoeding te Wateren terechtkomen en dat de
jongste, Nicolaas, in het koloniale onderwijs komt.
De oudste, Dirk, is de eerste die in Veenhuizen komt. Amsterdam levert hem 17 juni 1830 af en hij krijgt het weesnummer 839. Vier jaar later, op 30 mei 1834, komt ook Nicolaas Naarstig aan in de kindergestichten. Hij krijgt het weesnummer 1438, zie ook de aankomststaat invnr 149 scan 49. Op een overzicht dd 1 oktober 1835, invnr 164 scan 41 is te zien dat zowel Dirk als Nicolaas wonen op zaal 7 & 8 van het eerste gesticht,
Dirk wordt 11 april 1836 uitverkoren voor een vervolgopleiding op het Instituut te Wateren en krijgt daar het kwekelingnummer 36. Nicolaas komt een jaar later. Hij wandelt op 27 april 1837 van Veenhuizen naar het Instituut en krijgt daar het kwekelingnummer 78. Zodat op een lijst van kwekelingen dd 5 maart 1838, invnr 193 scan 85, zowel D. Naarstig als N. Naarstig staan.
Dirk heeft dan een tegoed op het kledingfonds (zijn wekelijkse
inleg minus wat hem aan kleding verstrekt is) van ƒ 1,08 en een
tegoed op oververdienste (wat hij met werken verdient minus wat
hij kost) van ƒ 6,36. Nicolaas heeft een tegoed op het
kledingfonds van ƒ 1,80 en een tegoed op oververdienste van ƒ
3,50.
Dirk wordt uit het Instituut en de koloniën ontslagen op 24 april
1841, waarna hij volgens de lijst van de in 1841 ontslagen
jongelingen, invnr 261 scan 460, bakkersknecht te Amsterdam is.
Maar later gaat hij blijkbaar het leger in, want als hij in 1851
te Medemblik trouwt, is hij korporaal.
Nicolaas verlaat het Instituut op 26 december 1842 als hij vanuit
Wateren teruggaat naar Veenhuizen. Maar nu niet als weeskind, maar
als ondermeester. In het kwekelingenregister staat dat hij naar
het eerste gesticht gaat, maar uit volgende berichten blijkt hij
in het derde gesticht werkzaam.
Op 10 april 1844, in zijn laatste schoolbezoek aan Veenhuizen voor zijn dood, schrijft adjunct-directeur voor het onderwijs Van Wolda over de school in het derde gesticht, invnr 291 scan 592:
(...) en de ondermeesters Bukes en Naarstig wedijveren, in eenen goeden zin, onder elkanderen, wie hunner de 1e zal zijn.
Nicolaas Naarstig wordt in 1844 voorgedragen voor ontslag als
weeskind, maar de Amsterdamse Inrichting voor Stadsbestedelingen
rekent hem tot de jongeren 'welke provisioneel zullen blijven',
invnr 288 scan 298. Hetzelfde gebeurt op de ontslaglijst voor
1845, invnr 302 scan 839.
Op 18 december 1844 schrijft de directeur der koloniën aan de
permanente commissie, invnr 300 scans 72-73:
Ter voldoening aan UwHEdelG. missive van den 13 dezer maand N24 heb ik de eer UwHEdelG. voor te dragen tot ondermeester te Ommerschans, den wees Nicolaas Naastig, No 1438, geboren 20 mei 1822, als zoodanig werkzaam bij het 3e Gesticht te Veenhuizen en alhier wel te missen, blijvende er dan nog genoeg ondermeesters over.
De directeur somt dan op waarom andere kandidaten niet in
aanmerking komen, waarbij hij ook meester Muilwijk (onthoud die
naam) noemt:
Van de overblijvende zou de bedelaars kolonist Ruiter niet minder geschikt wezen, maar, daar deze een huisgezin heeft en er te Ommerschans geen strafkolonisten-woningen te missen zijn, zoo kan er aan hem niet wel worden gedacht; evenmin aan Muilwijk, omdat hij is de zoon eens arbeidershuisgezin, voor hetwelk hij voornamelijk de kost verdient. De 4de ondermeester is de wees Martinus Bukes, No 1192, die men te Veenhuizen het liefst scheen te willen missen, maar deze, jonger zijnde, wordt ook door den opziener der scholen minder geschikt geoordeeld.
Dan de betaling en het onderdak:
Daar Naarstig te Ommerschans bij een der mindere ambtenaren in de kost zal moeten gaan, waarvoor hij ligtelijk f 2.-- s weeks zal moeten besteden, zoo dient hem wel f 3.-- gewoon geld te worden toegelegd, zijnde hij dan ook reeds 22 en een half jaar oud.
Op 7 januari 1845 wordt hij aangesteld als ondermeester op de
Ommerschans, invnr 1007 (geen scans).
Op een 14 januari 1846 opgestelde lijst van in 1845 uit het derde
gesticht te Veenhuizen ontslagen wezen, invnr 322 scan 100, wordt
die aanstelling ook genoemd. Maar echt ontslagen als wees is hij
nog niet, want in de aanmerkingen op de lijsten met mutaties in
januari 1845 schrijft de permanente commissie, invnr 302 scan 655:
Ofschoon de wees N. Naarstig, No 1438, bij besluit der Permanentte Commissie van den 7e January ll N15, tot ondermeester bij de Ommerschans is benoemd, kan hij echter onder de ambtenaren bij dat gesticht niet geteld worden, maar moet hij als wees beschouwd en behouden blijven, zoodat hij, op den mutatiestaat verkeerdelijk als ontslagen voorkomt.
Begin 1846 wil de permanente commissie weten hoe het staat met de
rekening van Nicolaas bij de Maatschappij, invnr 314 scan 716.
Heeft hij schuld of tegoed? De directeur beantwoordt dat op
dezelfde pagina op 14 februari 1846 met het:
Antwoord van de Ommerschans: Bij de overplaatsing van van Nispen en van N. Naarstig naar deze kolonie, is hen het te goed bij de Maatschappij uitbetaald, zoodat zij beiden zonder rekening zijn overgenomen.
Op de ontslaglijst voor 1846 wordt hij door de Amsterdamse
Inrichting voor Stadsbestedelingen wél beschouw als een van de
jongeren die 'finaal kunnen worden ontslagen', invnr 316 scan 525,
maar het gebeurt niet. Hij staat op een lijst dd 4 maart 1847 van
weeskinderen die nog niet uit de kindergestichten willen worden
ontslagen, met achter zijn naam 'onderwijzer', invnr 336 scan 884.
In een brief van de directeur dd 11 juni 1847, invnr 339 scan 669, wordt hij genoemd als ondermeester op de Ommerschans die zijn eigen kost moet doen en daarom f 3.-- per week verdient. Nicolaas Naarstig word in 1849 genoemd op de pagina over de dronken schoolmeester van de Ommerschans, zie hier.
Van de Ommerschans gaat hij op 5 december 1853 naar Willemsoord
om daar als ondermeester te werken. Hij woont dan op de onlangs
van nummer 25 naar nummer 34 omgenummerde hoeve waar al vaker
ondermeesters zijn ondergebracht, zie bijvoorbeeld meester Dirker.
Dat is tegenwoordig Steenwijkerweg 175, kadastraal
Steenwijkerwold B 192, met de coördinaten 52.821853 en 6.065376.
Hij woont in het huishouden van de wijkmeester Johannes Verboom en
echtgenote Willempje Lodewijk, zie uitgebreid over hen op deze pagina.
Als Johannes Verboom eind 1855 overlijdt, moeten ze de
wijkmeesterwoning verlaten en komen ze op hoeve 9A.
Volgens folio 46 van het personeelsregister met invnr 998 (geen
scans) wordt hij bij besluit van 29 december 1856 N14 aangesteld
als 3e onderwijzer bij het eerste gesticht te Veenhuizen.
Hij wordt 26 april 1858 ontslagen als weeskind, wat ook wel eens
tijd werd want hij is dan al bijna 34 jaar. In het wezenregister
met invnr 1413 staat 'aan Naarstig moet in het voorjaar 1858
verlof worden verleend'. Waarom dat is weet ik niet.
Ook als in 1859 de Staat de gestichten te Veenhuizen overneemt
van de Maatschappij van Weldadigheid, blijft Nicolaas Naarstig in
Veenhuizen les geven. Hij trouwt 12 oktober 1861 met Anna
Christina van Muijlwijk, die in oudere stukken voorkomt als Anna
Catharina, en die een zus is van meester van Muijlwijk, zie deze pagina.
Op 22 februari 1878 houdt de bemoeienis van dit stel met
Veenhuizen op als ze zich vestigen te Westerbork, waar Nicolaas
dan als hulponderwijzer een betrekking heeft. Ook uit nog latere
berichten blijkt dat hij zijn hele leven in het onderwijs blijft.