Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Meester Akkerman Bak: een voormalige huisonderwijzer doorloopt diverse koloniale betrekkingen tot hij in het onderwijs terugkeert. En dan 'regt gelukkig' wordt.

Akkerman Bak is 1799 geboren te Buiksloot nabij Amsterdam. Hoe hij vandaar is terechtgekomen in Nijkerk, waar hij een uit Arnhem afkomstige vrouw huwt, weet ik niet, maar uit Nijkerk komt zijn eerste levensteken in de administratie van de Maatschappij van Weldadigheid.

Dat eerste levensteken voor wat de koloniën betreft is een op 9 februari 1833 vanuit Nijkerk verstuurde sollicitatie, invnr 133 scans 170-171:

Ik neem de vrijheid, met nederigen eerbied, tot kennisse van UHoogWelGeb. te brengen, hoe ik reeds onderscheidene malen beproefd heb, iets te erlangen, waar door ik mij en mijn gezin een eerlijk bestaan zoude kunnen bezorgen, doch, dat mijne pogingen hiertoe telkens zijn mislukt.

Thams geinformeerd zijnde, dat er in de kolonie Frederiksoord eenen post als schrijver vacant is, ben ik te rade geworden, mij onverwijld tot UHoogWelGeb. te wenden, met nederige bede, dat het UHoogWelGeb. goedgunstig moge behagen, bij de Hoofd-Directie der genoemde kolonie te 's Hage, voor mij om dezen post te willen verzoeken, om alzoo door UHoogWelGeb. veelvermogenden invloed en medewerking uit den bedroevenden toestand te worden geholpen, waarin ik mij met de mijnen zie gebragt.

Mij te wel overtuigd houdende van UHoogWelGeb. menschlievendheid en zucht om ongelukkigen te helpen, durf ik ten volle vertrouwen, dat mijne bede door UHoogWelGeb. niet euvel zal worden opgenomen, maar veel meer UHoogWelGeb. aandacht tot zich zal trekken.

Hij onderschrijft zonder adres, zodat antwoorden zullen gaan naar 'A. Bak, Nijkerk', maar dat is in die tijd niet zo'n probleem. Het is mogelijk dat de brief niet is verstuurd, maar door een relatie is afgeleverd, zie verderop. Maar even afgezien van de in die tijd gebruikelijke 'komma-ziekte', is het een keurige brief, meer dan keurig en afgemaakt met nog wat beleefdheidsfrasen en tenslotte een fraaie handtekening:

Huisonderwijzer

Hij gooit er op 14 februari 1833, invnr 133 scans 212-213, nog een brief tegenaan die is gericht aan de 'Hoofddirectie der kolonie Frederiksoord'. Hij weet blijkbaar niet dat ze daar niets te zeggen hebben over aanstellingen en dat alles beslecht wordt door de permanente commissie in Den Haag. Maar de brief levert wel wat interessante informatie over zijn leven tot nu toe. Hij stelt zich voor als

(...) de ondergetekende, Akkerman Bak, oud 33 jaren, thans huisonderwijzer te Nijkerk op de Veluwe.
Hij neemt de vrijheid tot kennis van genoemde Directie te brengen, dat hij weleer, in deze Gemeente, den post van hulponderwijzer bekleed, en steeds op de aanstelling van definitief onderwijzer gehoopt heeft; dat hij, niet gelukkig genoeg geweest zijnde, om boven een getal van vijfentwintig onderwijzers, die, tot het vergelijkend onderzoek, naar den vacante onderwijzerspost, waren opgekomen, uit te munten, zich evengenoemden post heeft zien ontvallen; en hij alzoo door voor hem noodlottige aanstelling van eenen anderen, in de onmogelijkheid verkeert, om in de behoeften van zijn huisgezin te kunnen blijven voorzien, dewijl het huisonderwijs, tegenwoordig zijn eenigste middel van bestaan, door tijdsomstandigheden zeer gedrukt, niet toereikend is, hem en de zijnen het noodige onderhoud te verschaffen.
(...)

De brief zal door Frederiksoord zijn doorgestuurd naar de permanente commissie en een van de leden daarvan heeft op deze brief wat notities met potlood gemaakt, die niet helemaal goed te lezen zijn, maar wat wel te lezen valt is heel interessant:

De man wordt zeer aanbevolen door den Raadsheer Arderets(?), die zelf het stuk aan t Bureau heeft gebragt en er nog den Heer J. F. van R. (bedoeld wordt het lid der permanente commissie Jeremias Faber van Riemsdijk) over zou gaan spreken.
Hij kan te Nijkerk niet voort, omdat hij in de zin der Nijkerkers niet regtzinnig genoeg denkt.

Zaalopziener?

Misschien wordt bedoeld burgemeester Ardesch van Nijkerk? Die stuurt dezer dagen een 'Certificaat van onvermogen', dat Bak niet in staat is de kosten van zegel en registratie voor een verzoekschrift of een bewijs van goed gedrag zelf te dragen, invnr 133 scan 203, alsmede dat bewijs van goed gedrag, invnr 133 scans 204-205, en een verzoekschrift aan prins Frederik schijnt ook verstuurd te zijn, zie invnr 133 scan 316.

De permanente commissie schrijft Akkerman Bak terug op 3 mei 1833 N 41. Dat heb ik niet bekeken, maar dat kan ik wel raden. Dat hij volgens Nijkerkers niet rechtzinnig genoeg denkt is onbelangrijk, persoonlijke aanbevelingen van heren op stand zijn dat wel. Ze zullen hem melden dat er een positie vrij is als zaalopziener op de Ommerschans voor ƒ 5,20 per week, met de vraag of hij daar belangstelling voor heeft.

Niet van harte, maar alla

Dat beantwoordt Akkerman Bak per kerende post op 6 mei 1833, invnr 136 scans 116-117 met de adressering op scan 118. Hij laat weten

(...) dat hij zich volgaarne bereid toont tot de bekleeding van den, hem voorgestelden post, en niets vuriger verlangt, dan belast te worden met de vervulling dier pligten welke de waarneming der bedoelde betrekking van hem vordert; als streelende hem de blijde hope, dat hij hierdoor niet alleen in staat kan worden gesteld eenigzins beter dan thans in de behoeften van zijn huisgezin te kunnen voorzien, maar dat ook welligt, vroeg of laat, eenen anderen, meer voordeeligen, post zijn deel moge worden.

Oftewel, hij zal wel moeten gezien zijn huidige armoede, maar hij is niet echt dolenthousiast voor het werk en de betaling vindt hij naadje. Bij besluit van 29 mei 1833 N1 wordt Akkerman Bak aangesteld, dan moet er nog en en ander te Nijkerk afgehandeld worden en op 15 juni 1833 komt hij met vrouw en vier dochters op de Ommerschans aan.

Op de Ommerschans

Een zaalopziener woont met zijn gezin in een kamer tussen twee zalen met bedelaars. Het begint slecht: na twee maanden overlijdt het jongste dochtertje. Akkerman Bak staat als zaalopziener op de Ommerschans op folio 22 van het personeelsregister 1828-1834 met invnr 997 en op folio 37 van het personeelsregister 1834-en-verder met invnr 998. Daarvan zijn (nog) geen scans.

Er zijn wel diverse andere scans over zijn tijd op de schans, maar die heb ik niet gedaan, dat laat ik over aan familie-onderzoekers en andere geïnteresseerden. Volgens allekolonisten.nl gaat het om invnr 138 scan 400, invnr 140 scans 421 en 435 en 442 en 460, invnr 144 scans 155 en 483 en 509, invnr 146 scan 185, invnr 150 scan 406, invnr 153 scans 24 en 25 en 89 en invnr 154 scan 115. Als er wat spannends instaat hoor ik het graag.

Daarnaast hebben zaalopzieners om toerbeurt zitting in de Raad van Tucht van de Ommerschans. Akkerman Bak is raadslid op 1 september 1833, 10 maart 1834, 30 mei 1834, 4 juni 1834, 28 juni 1834, 12 juli 1834, 14 februari 1835, 21 maart 1835, 2 mei 1835, 13 mei 1835 en 15 juni 1835. Foto's van die tuchtzittingen staan hier.

Naar Veenhuizen

Wie er op de bedelaars op de Ommerschans past is niet zo vreselijk belangrijk. Van meer belang is de zorg voor de weeskinderen die in het eerste en derde gesticht te Veenhuizen zijn ondergebracht. Op 10 juli 1835, invnr 161 scan 192, schrijft de directeur der koloniën aan de permanente commissie:

Tot hiertoe niet hebbende kunnen slagen in het opsporen van een geschikt zaalopziener bij het 1e gesticht te Veenhuizen, in de plaats van den daartoe ongeschikt bevonden kolonist van Dinteren, zoo heb ik de eer UWEdG. in overweging te geven om den zaalopziener Bak van de Ommerschans, die bekend staat voor een zeer geschikt opziener, daarheen over te plaatsen en  eenen ander, uit de sollicitanten, in zijne plaats te benoemen.

De permanente commissie beslist hierover op 31 juli 1835 bij agendapunt N14 en neemt de suggestie van de directeur over. Na iets meer dan twee jaar op de Ommerschans trekt het gezin op 17 augustus 1835 naar Veenhuizen. Opnieuw een woonruimte tussen twee zalen, 80 weeskinderen aan de ene kant, 80 aan de andere.

Te Veenhuizen

Akkerman Bak staat als zaalopziener te Veenhuizen in het personeelsregister met invnr 998 op folio 52 (geen scans). Hij verdient nog steeds ƒ 5,20 per week. Ook van deze periode zijn scans die ik niet gedaan heb. Volgens allekolonisten.nl gaat het om invnr 162 scan 537, invnr 164 scan 51, invnr 166 scan 484 en invnr 179 scan 492.

Hij heeft het hele jaar 1836 zitting in de 'Raad van Tucht voor Weezen, Vondelingen en Verlatene Kinderen bij het 1e Gesticht te Veenhuizen', waarbij hij soms als aanklager fungeert. Transcripties van die zittingen staan hier.

Gezinssamenstelling

Te Veenhuizen wordt, voor het eerst in het gezin, een jongetje geboren en dat geeft mij de gelegenheid het verhaal even te verlaten en de samenstelling van het gezin te doen.

Akkerman Bak is volgens de kolonie-administratie geboren op 1 juli 1799 te Buiksloot. Hij is getrouwd met:
Gerarda Johanna Gieben, geboren 11 mei 1796 te Arnhem. Ze komen op de kolonie aan met vier dochters, allemaal geboren te Nijkerk:

Anna Catharina Bak, geboren 20 augustus 1823,
Hanna Christina Bak, geboren 9 september 1827,
Maria Bak, geboren op 12 april 1830.
Frederika Hendrika Bak, geboren 12 november 1832, maar zij is 22 augustus 1833 overleden te Ommerschans, en daar komt bij:
Fredrik Hendrik Bak, geboren 27 februari 1837 te Veenhuizen.

Als geloofsovertuiging van het gezin staat genoteerd hervormd.

Het gaat fout

Er is niets dan lof voor het werk van Akkerman Bak totdat in 1837 Johannes van den Bosch, teruggekeerd van zijn baan als gouverneur van de Oost en inmiddels minister van de overzeese gebiedsdelen en nog steeds lid van de permanente commissie, een bezoek aan de koloniën brengt en twee weesjongens spreekt die vertellen dat de zaalopziener Bak af en toe voedingsmiddelen die voor de wezen bestemd zijn voor eigen gebruik meeneemt.

Als het tegen iemand anders gezegd was zou er waarschijnlijk niet zo veel aandacht aan besteed zijn, maar nu stelt de directeur der koloniën een uigebreid onderzoek in. Hij ondervraagt alle betrokkenen, inspecteert de voorraden, doorzoekt Baks woning en vergelijkt de porties bij andere zaalopzieners.

Ontslag

Als hij daarvan op 12 augustus 1837 acht kantjes lang, invnr 186 scans 303-308, verslag doet, is er volgens hem niet zo veel aan de hand. Akkerman Bak heeft wel eens wat aardappelen en gort gebruikt, maar is daar na een waarschuwing mee opgehouden. De directeur stelt voor om Bak, 'die anders zeer goed voldoet', een laatste waarschuwing te geven en voor straf twee weken voor half loon te laten werken.

Maar blijkbaar wil de permanente commissie weer eens met de vuist op tafel slaan en ze besluit tot oneervol ontslag per 3 november 1837. Het is mij niet helemaal duidelijk op welke datum dat besluit genomen wordt, ik geloof 11 september 1837 N5. Vermoedelijk wordt op 24 oktober 1837 N33 besloten dat de familie Bak wel in een arbeiderswoning te Veenhuizen mag blijven wonen.

Assistent van de fabrieksbaas

Het is duidelijk dat de directeur het ontslag wat ver vindt gaan en 24 oktober 1837, invnr 188 scans 451-452, ziet hij zijn kans. De baas van de 'fabrijk' van het eerste gesticht, waar de wezen spinnen en weven, Johan Lourents Klaufus of Klausus, is al 73 jaar.

De oude Klaufus, evenwel, blijft een vlug, en sterk man behoeven, die hem vooral in de surveillance te hulp moet komen. Bij het zoeken naar eenen ander hiertoe, kwam ons in gedachten de ontslagen zaalopziener A. Bak, die volstrekt nog niet weet, waarheen hij zich, met het begin der volgende maand, begeven zal, om huisvesting, en brood voor zich en zijn gezin te vinden.

Daar UWEdG. nu niet ongenegen waren, hem nog in eene mindere betrekking te behouden, zoo verheug ik mij, hem thans tot adsistent van Klaufus, die nu fabrijkbaas dient te blijven, voor te stellen op een wekelijks salaris van ƒ 3,50, waarbij vrouw en kinderen het overige zullen moeten verdienen, kunnende het salaris van Klaufus wel op ƒ 4: worden gelaten.

Bak schrijft en rekent goed, is vlug en handig en kan zich misschien spoedig voor het fabrijkwzen bekwamen, waartoe het hem, om des brode wille, ook niet aan ijver zal ontbreken

De permanente commissie gaat hier op 14 november 1837 N28 mee akkoord.

Volgende baan

Het gezin woont vanaf 3 november 1837 'op rekening der pc' in de arbeiderswoning nummer 53 aan de buitenkant van het eerste gesticht en staat in het register van arbeidershuisgezinnen met invnr 1574 op scan 49. Ze zijn er in inkomen wel op achteruit gegaan, van ƒ 5,20 naar ƒ 3,50 per week. Als assistent van de fabrieksbaas staat Bak op folio 48 van het personeelsregister met invnr 998.

Het duurt niet lang. Al op 4 april 1838, invnr 194 scans 68-69, schrijft de directeur dat de poging om de oude fabrieksbaas Klaufus te ontlasten 'ten enenmaale mislukt is'. Volgens hem is de inmiddels 38-jarige Akkerman Bak 'voor de fabrijk ten eenenmale ongeschikt' en is hij al te oud om dat nog te leren. Maar hij heeft alweer wat anders bedacht:

Nu is er ten gevolge UwEdGeb. besluit van den 19e Maart JL N9 eene vacature ontstaan bij het onderwijs, namelijk van een onderwijzer der bijschool, in de 3e wijk van kolonie No 2, Doldersum genaamd, eene school der 6e klasse, gevende ƒ 150,- salaris in het jaar, of nagenoeg ƒ 3,- 's weeks.

Naar Doldersum

Hij stelt voor Bak, die 'van vroegeren tijd een onderwijzer is van de 2e rang', die post te geven en het gezin onder te brengen in een van de leegstaande hoeves in dat deel van de vrije koloniën. Hij heeft hierover al overlegd met de adjunct-directeur voor het schoolwezen en die is akkoord. De vrouw en kinderen van Akkerman Bak krijgen de gelegenheid om als gewone kolonisten te werken en zo het gezinsinkomen aan te vullen.

Met enige kanttekeningen over dat laatste stemt de permanente commissie hier op 2 mei 1838 N25 mee in. Op 12 mei 1838 trekt het gezin van Veenhuizen naar Doldersum. Als bijschoolhouder staat Akkerman Bak op folio 20 van het personeelsregister met invnr 998 en het gezin staat in het stamboek van Wilhelminaoord, waartoe Doldersum behoort, met invnr 1355 op scan 93 als bewoners van hoeve 96.

'Regt gelukkig'

Hoeve 96 is ergens tussen 1872 en 1880 afgebroken, maar heeft gestaan op de Jongkindt Conincklaan, kadastraal Vledder A 231, met de coördinaten 52.894190 en 6.225069. Ze wonen er maar héél kort, al op 2 juni 1838 verhuizen ze naar hoeve 78 van Wilhelminaoord, invnr 1355 scan 76. Die staat er nog, op de Jongkindt Conincklaan 8, kadastraal Vledder A 250, met de coördinaten 52.888718 en 6.218415.

De adjunct-directeur voor het schoolwezen Jan Hessels van Wolda noemt Akkerman Bak na schoolbezoeken in december 1838, invnr 203 scan 835, als een van de onderwijzers door wie het onderwijs 'voortreffelijk gegeven wordt'. in zijn jaarverslag over 1838 maakt Van Wolda eerst, invnr 205 scan 599, melding van de aanstelling van Bak als bijschoolhouder en gebruikt hij op scan 602 opnieuw het woord 'voortreffelijk' en schrijft hij verder over de school van Bak:

De vorderingen, welke de leerlingen hier, in het afgelopen jaar, gemaakt hebben, zijn zeer verblijdend en strekken den onderwijzer tot eere en den leerlingen tot sieraad.
Vooral is het aangenaam, dat de voormalige zaalopziener Bak, van jongsaf tot het onderwijs opgeleid, en daarvoor gevormd, doch door een' zonderlinge zamenloop van omstandigheden er uit geraakt, thans wederom zoo goed in dat werk slaagt.
Hij is nu, ofschoon zijne huisselijke omstandigheden niet gunstig zijn, regt gelukkig, wordt van zijne leerlingen zeer bemind en beantwoordt aan zijne bestemming.

Naar de 1e bijschool

Aan die niet zo gunstige huiselijke omstandigheden gaat iets gebeuren. In de zomer van 1839 is Jan Hessels van Wolda de scholen afgegaan met het lid van de permanente commissie dominee Ruitenschild, en daar zijn een aantal voorstellen uitgekomen die hij 4 juli 1839 op papier zet, invnr 213 scans 140-141. Op 8 juli stuurt de directeur dat stuk naar Den Haag, invnr 213 scan 273.

Een van de voorstellen is dat Akkerman Bak overgaat van de bijschool in Doldersum naar de (veel grotere) eerste bijschool van Wilhelminaoord aan de Vierdeparten. Dat betekent een loonsverhoging van 100 gulden per jaar, tot ƒ 250,- per jaar, wat ongeveer ƒ 4,80 per week is, dus nog niet helemaal maar wel bijna zoveel als hij als zaalopziener verdiende.

Weer verhuizen

Het is wel vreemd dat hij 250 krijgt, want volgens het officiële loongebouw van het koloniale onderwijs, zie hier, krijgt de bijschoolhouder aan de Vierdeparten slechts 200 gulden per jaar. Maar goed, dat soort inconsequenties komt in de koloniën heel vaak voor. De permanente commissie besluit overeenkomstig het voorstel op 1 augustus 1839 N1.

De familie moet wel verhuizen om in de buurt van de nieuwe werkplek te wonen. Op 8 augustus 1839 gaan ze naar hoeve 51. Ze staan in het bevolkingsregister van Wilhelminaoord met invnr 1355 dan op scan 49. Dat is tegenwoordig Oostvierdeparten 27, kadastraal Noordwolde C 614, met de coördinaten 52.87890 en 6.17132.

Met genoegen bijgewoond

In een verslag een maand later, 14 september 1839, waarvan de transcriptie op deze pagina staat, meldt Jan Hessels van Wolda de overplaatsing, waar hij veel goeds van verwacht. Die verwachting blijkt uit te komen bij zijn schoolbezoek in de eerste week van december, waarvan hij 20 december 1839 verslag doet, invnr 221 scans 539-544. Hij schrijf op scan 541 over Wilhelminaoord:

Het onderwijs van de 1e bijschool dezer kolonie, die sedert Aug. jl gehouden wordt door A. Bak, heb ik met genoegen bijgewoond. Het getal scholieren is hier tegenwoordig 39 kinderen van de dagschool, even zoo veel jongens en 28 meisjes op de avondschool. Uit de maandschriften blijkt, dat al de schrijvers dezer school goede vorderingen in de schrijfkunst maken.

De kinderen der dagschool zijn in vier afdeelingen verdeeld. De hoogste derzelve, 12 kinderen van 10-12 jaren oud, las in een werkje over de aardrijkskunde van ons vaderland, dat voorzien was van een kaartje, hetwelk door de kinderen, op halve vellen papier al vrij goed was afgetekend.
De tweede klasse, uit twee afdeelingen bestaande, oefent zich voornamelijk in lezen en schtijven, en de laagste, in welke slechts 5 kinderen geplaatst zijn, leeren letters en woordjes en beginnen op de leij te schrijven.

t Gezang, toepasselijk op het naderende kersfeest, was zacht en doelmatig, en de orde heel goed, bij den dag en des avonds.

Het reilen van de bijschool

In het jaarverslag over 1839, zie hier de transcriptie, maakt Van Wolda slechts kort melding van de overplaatsing, en na schoolbezoeken in maart 1840 rapporteert hij welke 12-jarigen er bij Bak van de dagschool naar de avondschool gaan (en dus overdag moeten gaan werken), invnr 226 scan 391.

En in juni van dat jaar geeft hij een overzicht, 231-414, welke avondscholieren helemaal niet meer naar school hoeven. Bij Bak zijn er in 1839 van de 10 kandidaten 8 van schoolgaan vrijgesteld, eentje moet nog op school blijven en eentje is bij het examen niet komen opdagen. In 1840 zijn er 11 onderzocht, van wie 4 vrijgesteld zijn en 7 nog avondschool moeten blijven volgen.

Volgende verplaatsing

De volgende verplaatsing komt er al weer aan. De hoofdonderwijzer van Willemsoord, Pieter van der Koogh, is al een tijd ziek. Op 5 augustus 1840, invnr 234 scan 126, doen Jan Hessels van Wolda en dominee Ruitenschild het voorstel hem drie maanden verlof te geven om te kijken of hij in zijn vroegere woonplaats Dordrecht weer helemaal gezond kan worden. Gedurende die tijd zou Akkerman Bak dan zijn werk waarnemen.

De volgende dag, 6 augustus 1840, invnr 234 scan 152, stuurt de directeur dit voorstel door naar de permanente commissie en die beslist 21 augustus 1840 N9 dienovereenkomstig. Of ze ook akkoord gaan met het voorstel dat Bak gedurende die dertien weken bovenop zijn gewone loon ƒ 1,50 per week krijgt vanwege de extra werkzaamheden weet ik niet, ik zie het nergens aangetekend.

Naar Willemsoord

Ze hebben iets meer dan een jaar op hoeve 51 van Wilhelminaoord gewoond, als op 15 september 1840 het hele hebben en houden weer op een kar moet. Te Willemsoord is een onderwijzerswoning. Waar die staat is nergens vastgelegd, maar ik neem aan dat die is vastgebouwd aan de school. Op die plek is later een nieuwbouwschool gekomen, Paaslooregel 1, kadastraal Steenwijkerwold A 182, met de coördinaten 52.82510 en 6.06130.

Als 'voorloopig hoofdonderwijzer' van Willemsoord staat Akkerman Bak op folio 27 van het personeelsregister met invnr 998. Het gezin staat als bewoners van de onderwijzerswoning in het stamboek van Willemsoord met invnr 1361 op scan 169, in het vervolg-stamboek met invnr 1362 op scan 172 en in het daarop volgende stamboek met invnr 1363 op scan 176.

226 leerlingen

Akkerman Bak heeft nu een échte school onder zich. Op 21 november 1840, invnr 237 scan 498, schrijft Jan Hessels van Wolda:

De hoofdschool te Willemsoord, die in de twee verloopene maanden, welke Bak er werkzaam is, tot eene school van orde en werkzaamheid is terug gekeerd, telde in de beide vertrekken, 136 dagscholieren, des avonds 50 jongens of 40 meisjes, terwijl er des zondags avonds voor de Protestanten gelegenheid gegeven wordt tot oefening in het bijbellezen.

Met zo'n grote school heb je een ondermeester nodig. Op deze pagina houd ik onder het kopje 'Hoofdschool Willemsoord' bij welke dat zijn. Ik ben daar nog niet helemaal uit, maar ik weet wel dat er een tijdlang wisselende kwekelingen van het Instituut te Wateren komen helpen, die nergens bij naam worden vermeld en in veel gevallen ook geen vergoeding krijgen, tot daar - zie verderop - achteraf in voorzien wordt.

Ongesteld

Begin november 1840 keert Pieter van der Koogh terug in de kolonie, maar hij is er niet beter aan toe dan eerst. Daarom stelt de directeur op 21 november 1840, invnr 237 scan 518 (met een door de secretaris voor de permanente commissie gemaakte samenvatting op scan 504) voor dat Van der Koogh voorlopig makkelijker werk krijgt als 3e onderwijzer te Veenhuizen en Bak hem blijft vervangen tot hij beter is. De permanente commissie gaat daar 21 december 1840 N13 mee akkoord en dus blijft de familie Bak voorlopig in Willemsoord.

De ziekte lijkt bijna besmettelijk, want een jaar later, 30 november 1841, invnr 254 scan 438, meldt Van Wolda:

De onderwijzer Bak was ernstig ongesteld, en moest zijn school voor eenige dagen, aan den ondermeester overlaten. Thans hoor ik, dat hij bijna hersteld is.

Vast als hoofdonderwijzer

Dat herstel zit er bij Pieter van der Koogh niet in. Hij blijft kwakkelen en vraagt uiteindelijk zijn ontslag van de kolonie. Daardoor is de positie in Willemsoord vacant en 3 september 1842, invnr 268 scan 142, stelt Jan Hessels van Wolda voor Akkerman Bak vast aan te stellen als onderwijzer van de hoofdschool te Willemsoord, waarbij hij er op wijst dat aan die functie 'vrije woning' verbonden is.

Op 28 september 1842, invnr 268-140, brengt de directeur dat voorstel over aan de permanente commissie. Die bespreekt dat pas op 1 december 1840 N3 en besluit er pas over op 24 december 1842 N2. Het aan die positie verbonden salaris is 375 gulden per jaar, dus daar zal de familie blij mee zijn, want zoveel hebben ze in de kolonie nog niet eerder verdiend.

Er gaat in de toekomst wel wat van af, want later wijst de directeur er op, invnr 332 scan 561, dat het gezin de schuld nog moet aflossen die het gemaakt heeft toen ze als kolonisten gevestigd waren, of door een wekelijks bedrag te betalen of door dat rechtstreeks op Baks salaris in te houden.

Reilen van de hoofdschool

In het jaarverslag over 1842, zie alhier de transcriptie, maakt Van Wolda melding van de vaste aanstelling, invnr 277 scan 17, en daarna valt Baks naam als er examens zijn, bijvoorbeeld in december 1842, invnr 269 scan 34, in april/mei 1843, invnr 275 scan 569, en in november 1843, invnr 287 scan 356.

Als er een tijdje onbetaalde ondermeestrers zijn geweest, krijgt Bak in juli 1843 met terugwerkende kracht ƒ 1,50 per week ter verdeling onder de kwekelingen die hem hebben geholpen. invnr 277 scans 270-271. Dat had, vindt de permanente commissie later, invnr 286 scan 305, niet mogen gebeuren zonder haar voorafgaande toestemming, maar die kritiek poeiert de directeur af.

Geweldige recensies

Op 21 april 1844 overlijdt Jan Hessels van Wolda, dus het is zijn opvolger Jan Hendrik Geraets die voortaan de scholen bezoekt en op 8 juli 1844 invnr 294 scan 793 (allekolonisten geeft abusievelijk 792) rapporteert:

De geschikte onderwijzer Bak, wist zijne leerlingen, op eene hem eigenaardige, vrolijke wijze bezig te houden, hunne gedachten bij ieder leerboek te leiden en niets te verzuimen, wat strekken kan ter ontwikkeling der verstandelijke vermogens. Ook hier hoorde men goede lezers, en zag men fraaie schrijvers, terwijl het teekenen en vooral het rekenen uit het hoofd ieders goedkeuring moest wegdragen.
Het getal kinderen bedroeg in de zoogenaamde groote school 71, en in de kleine 63, welke in beide vertrekken, behoorlijk in vier afdeelingen verdeeld waren.

Geraets schrijft ook het jaarverslag over 1844, zie de transcriptie. Hij meldt over Willemsoord:

Met veel zorg werd het onderwijs te Willemsoord geregeld en behartigd. De bekwame Hoofdonderwijzer A. Bak en zijnen volgzamen ondermeester F.W. Dirker gaven op de geschiktste wijze onderrigt, des daags aan 137 en des avonds aan 84 leerlingen. Wat het verstand ontwikkelen, de harten der kinderen gunstig vormen en naar ieders toekomstige bestemming tot nut strekken kan, zag men hier voorbeeldig behandelen.

En uit invnr 307 scan 229 blijkt dat ook de pastoor van Steenwijkerwold erg ingenomen is met de hulpvaardigheid en voorkomendheid van Akkerman Bak.

Grote school

Uit het jaarverslag over 1846 blijkt, invnr 339 scan 50, dat het gezin van de hoofdonderwijzer een 'kostleerling' in huis heeft en dat Bak ook les geeft aan enkele kinderen van buiten de kolonie, vermoedelijk uir Steenwijkerwold, die behalve een bijdrage aan zijn loon ook een tientje per jaar moeten betalen. Dat gaat in een fonds dat aan het onderwijs ten goede komt.

Uit scan 51 blijkt dat er in dat jaar 155 dagscholieren op Baks school waren, plus 95 avondscholieren, dus in totaal 250 leerlingen. Daarmee is het de grootste van de scholen in de vrije koloniën, wat niet onlogisch is omdat Willemsoord ook de grootste vrije kolonie is. Zondagschool is er dat jaar blijkbaar niet gegeven of men heeft vergeten die aantallen te noteren.

Ondermeesters

Bij zo'n grote school zijn eigenlijk wel twee ondermeesters nodig en na het vertrek in 1843 van Hendrik Maij vanwege militaire dienst en in 1845 van Frederik Willem Dirker na een benoeming in Veenhuizen, zijn als ondermeesters de kolonistenzonen Jouke van der Kooij en A. Peters werkzaam. Maar de Maatschappij betaalt de eerste één gulden per week en de tweede helemaal niets.

Akkerman Bak vraagt, invnr 339 scan 672, daar wat aan te doen en de directeur komt er 31 juli 1847, invnr 343 scan 3, op terug. En dan noteert dominee Ruitenschild met potlood op scan 4 dat hij het goed vindt er wat meer aan te besteden.

Uitvliegende kinderen

Dan verlaat de eerste uit het gezin de kolonie. De oudste dochter Anna Catharina Bak trouwt 20 januari 1848 te Steenwijk met een schippersknecht met de achternaam Van Ruth. Zulk soort zaken dringt soms moeizaam tot de koloniale administratie door, pas op 1 juli 1848 wordt zij als ontslagen aangetekend.

Het volgende vertrek is triester. Zoon Fredrik Hendrik Bak overlijdt, 15 jaar oud, op 12 maart 1852 te Willkemsoord.

Daarna vraagt dochter Maria Bak ontslag aan. De permanente commissie besluit 21 mei 1852 N11 dat het goed is, maar dat loopt weer achter de feiten aan want ze is 9 mei al getrouwd met een bakker uit Weststellingwerf.

Voorzanger

Volgens de kolonistendatabase krijgt Akkerman Bak vanaf 1852 een jaarlijkse toelage van ƒ 25.- als voorzanger van de hervormde kerk te Willemsoord. ik weet niet waar die informatie op gebaseerd is, want ik zie het nergens staan, maar ik neem het wel voor waar aan, want in bijna alle koloniën fungeren de hoofdonderwijzers als voorzangers in de protestantse kerken. Het tijdstip klopt ook want die kerk, die tegenwoordig vanwege het orgel een rijksmonument is, is in 1851 gebouwd.

In 1854 keert dochter Anna Catharina van Ruth-Bak met het 23 december 1850 geboren zoontje Wouter Gerardus Johannes van Ruth, tijdelijk terug. Waarom dat is weet ik niet, maar 21 november 1854 N4 besluit de permanente commissie: 'kan met haar kind tijdelijk bij haren vader blijven'. Hoe lang het duurt weet ik niet, maar na een tijdje zijn ze weer weg.

Ook in 1854 komt in de kolonie Willemsoord wonen het gezin van Joseph Benedictus Bak, scan 191 van invnr 1363, maar die zijn joods dus die kinderen gaan naar de joodse bijschool in De Pol.

Overlijden Akkerman Bak

Dan overlijdt op 5 november 1856 na 16 jaar in Willemsoord les te hebben gegeven meester Akkerman Bak. Zijn weduwe en de enige nog thuiswonende dochter Hanna Christina Bak moeten dan natuurlijk de onderwijzerswoning uit. De Maatschappij biedt hen een woning voor een arbeidershuisgezin te Veenhuizen, zoals ze in 1837-1838 al eens zes maanden bewoond hebben, aan en dat accepteren ze. Op 16 januari 1857 arriveert de nieuwe hoofdonderwijzer Janus Meijer Drees en op 31 januari 1857 trekken de weduwe en haar dochtrer naar Veenhuizen.

Ze staan op scan 12 van het arbeidersregister met invnr 1575. Volgens het bevolkingsregister van Norg bewonen ze een wijkmeesterswoning. Op 1 april 1857 krijgen ze weer gezelschap van de kleinzoon van de weduwe, Wouter Gerardus Johannes van Ruth. Maar je mag op de kolonie niet zomaar iemand in huis nemen, want dat betekent een extra mond te voeden door de Maatschappij.

Tot slot

Dus op 14 april 1857 N7 besluit de permanente commissie dat hij alleen kan blijven via een E-contract, zie hier, waarbij er ƒ 60,-  per jaar voor zijn verblijf betaald wordt. Dat trekken ze één jaar. Op 1 maart 1858 vertrekt de kleinzoon weer, naar ik aanneem naar zijn ouders.

Hanna Christina Bak wordt bij besluit van 27 mei 1859 N7 aangesteld tot naaivrouw bij het eerste gesticht. Op 30 april 1865 overlijdt Gerardina Johanna Gieben weduwe Bak. Dan is alleen Hanna Christina Bak er nog. Ik weer niet wanneer zij, als laatste van het gezin, uit Veenhuizen vertrekt, maar het is na maart 1876 als zij wordt aangesteld als 'knipster' en daarmee Rijksambtenaar wordt.