Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
11 Junij 1856, Frederiksoord
Bij dezen heb ik de eer Uw Hoog Edelgestrenge afschrift van het
door den Opziener der Scholen gehouden voorjaarsbezoek van al de
koloniale scholen waarin de navolgende bijzonderheden voorkomen:
ontoereikende ruimte in de hoofdschool van Kolonie no.1 alhier.
De klagten hiervoor zijn van lieverlede toegenomen, die thans nu
er kinderen om afgewezen worden, niet wel langer zonder
voorziening kunnen blijven.
Ofschoon dit gebouw reeds eenmaal vergroot is geworden, kan
hetzelve, desnoods, nog wel eene uitzetting ondergaan; maar,
aangezien ook de hoofdschool van Kolonie 2 te klein is geworden,
is het doelmatiger te achten het eerste gebouw verder de kolonie
in b.v. in het bosch, aan den weg kort bij den winkelier van
Herpen over te brengen en zoo veel te vergrooten, dat er ook
eenige kinderen, die thans tot de School van Kolonie 2 behooren,
daarin kunnen worden opgenomen, dat hier om den minderen afstand
dan mogelijk werd.
Mogt dit bij UwHEdG ingang vinden, of er een ander beter plan aan
te geven zijn, dan gelieve UwHEdG mij hiervan te onderrigten, om
eene bepaalde voordragt ter voorziening in deze behoefte te
ontwerpen.
De noodige herstelling van schooltafels en –banken in de school te
Willemsoord zal geschieden, zoo mede aan het kind Antonie
Grolle als kweekeling, eenige aan zijne jaaren geevenredigde
belooning, onder de massa der verdiensten van het huisgezin,
worden toegekend.
Waarom 2 meisjes van de 1e bijschool te Willemsoord zoo het
schijnt straffeloos, eenige lessen van de school verzuimen, zal
worden onderzocht, om het verkeerde te herstellen.
Ook zal er worden voorzien in de opengevallen vacatures van
ondermeesters in de Scholen aan de gestichten 1 en 3 te
Veenhuizen, nadat ik deze week aldaar eenige opheldering
hieromtrent zal hebben verkregen.
Het afnemen van eenige Veteranen-kinderen van de avondschool aan
het 2e gesticht, ten dienste der katoen-spinnerij, was
onvermijdelijk noodig en is met mijne toestemming geschiedt.
Doch slechts een hunner is eerst 16, twee 17 en de overigen 6
reeds 18 jaren oud en dus de leerjaren genoegzaam te boven.
Maar men had deze jongelieden nogtans bij het Schoolboek moeten
voorstellen, om hunne vorderingen te onderzoeken en hen daarna
formeel te ontslaan, dat verzuimd is en waarvoor de plaatselijke
directie zal worden onderhouden.
Of de zoon van den hoevenaar Swier wel als eleve-ambtenaar
zal kunnen worden benoemd, terwijl zijn vader van oorsprong
kolonist is, betwijfel ik, maar ik zal UwHEdG hierover nader
onderhouden.
Tenslotte bevat het rapport de voordragt, om de 2e bijschool van
Kolonie 2, op grond der uitbreiding van de bevolking dezer wijk
met de 1e bijschool gelijk te stellen, door verhooging van het
inkomen des onderwijzers, met f 50,00 ’s jaars, hetgeen ook door
mij gunstig aan UwHEdG wordt voorgedragen, naardien er voldoende
termen toe aanwezig zijn.
De Direkteur der Kolonien
J. van Konijnenburg
De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid,
Gehoord het rapport van ZWEdele G. Ruitenschild, gevraagd den 16
juni ll. N11 omtrent den brief der Direkteur der Kolonien van den
11 bevorens N1774 en het daarbij ingezonden rapport van den
Opziener der scholen, nopens zijn gehouden voorjaarsbezoek van al
de koloniale scholen,
besluit:
1. Uit aanmerking dat, ter voorziening in de kosten der
daarbij voorgestelde verplaatsing van de Hoofdschool van Kolonie
no.1, bij de begroting van het loopende jaar niet is gerekend, in
dat voorstel bedenking te maken, met verplaatsing nogtans bij de
raming voor een volgend dienstjaar de daartoe vereischt wordende
fondsen aan te vragen;
2. Aan den onderwijzer der 2e bijschool te Frederiksoord A.F.
Albertsma met het oog op de meerdere uitbreiding, welke deze
school langzamerhand ondergaan heeft, boven zijne tegenwoordige
verdienste, eene toelage te verstrekken van vijftig cents ’s weeks
uit te betalen in zilver.
Afschrift dezes zal worden gezonden aan den Direkteur der Kolonien
ter uitvoering en extract van het 2e gedeelte aan den verzoekende
tot kennisgeving.
De P. C.
Bovenstaande stukken bevinden zich bij de uitgaande post van
de permanente commissie van 1 augustus 1856 agendapunt N10,
invnr 839.