Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Na het schoolonderwijs in de gewone Kolonien, Ommerschans en
Veenhuizen bijgewoond te hebben, hebben wij de eer UwEdG
dienaangaande het volgende mede te deelen.
In de school van Kolonie no.1 had eene getrouwe opkomst
der leerlingen plaats, was er, bij voortduring, eenen vasten gang
in het onderwijs op te merken en waren de gemaakte veranderingen
gewenscht.
Het was daarom temeer te betreuren, dat de Onderwijzer zich
genoodzaakt had gezien, eenige kinderen wegens gebrek aan
genoegzame plaatsing, naar huis te moeten zenden. Zo zouden er,
bij eene volledige opkomst, in de kleine school 17 en in de grote
7 dus 24 zitplaatsen tekortkomen.
Daar de ruimte van het gebouw, geene opneming van meerder banken
en tafels toelaat, de andere scholen mede bezet zijn en de klagt
over gebrek aan ruimte herhaaldelijk gehoord wordt, zoo ware eene
vergrooting der school, indien dat mogelijk ware, geene
verwerpelijke zaak.
In de hoofdschool van Kolonie 2 kweten de Onderwijzers
zich almede ijvrig van hunne taak.
Bij de gewone leervakken, zag men de kaart van Europa behandelen,
in welk onderrigt de kinderen geene vreemdelingen toonden te zijn.
Alles werd zoodanig beoefend, als het meest geschikt kon worden
geacht, ter ontwikkeling en vorming van verstand en hart.
Ook de twee bijscholen dezer Kolonie werden getrouw
bezocht, terwijl de vorderingen der kinderen stof tot tevredenheid
geven.
Met genoegen werd het onderwijs te Willemsoord
bijgewoond, dat in lezen, schrijven, rekenen en de beoefening der
Nederduitsche Taal bestond.
Een en ander getuigde, zoowel van de bekwaamheid des onderwijzers,
als van de bedrevenheid zijner leerlingen.
Hier vorderen echter de schooltafels en banken noodzakelijke
herstelling, enkele welligt vernieuwing dat het gevoegelijkst zal
kunnen geschieden, tijdens de school wordt schoongemaakt.
Den alhier opgeleid wordende kweekeling Antonie Grolle,
oud 13 jaar, zag men gaarne eenige verdiensten toegekend.
Het zij mij geoorloofd hierbij op te merken dat, bij de toenemende
behoefte aan ondermeesters, het aanhouden van geschikte
kweekelingen eene belangrijke zaak en misschien het beste middel
zij, om in de voorkomende vacatures van ondermeesters te kunnen
voorzien, doch geheel zonder eenig loon, schijnt zulk groote
moeijlijkheden te ondervinden.
De 1e bijschool was mede goed bezet.
De kinderen lazen op goede toon, de schriften waren zindelijk en
die, van de hoogste klasse vooral, fraai geschreven, terwijl het
rekenen klassikaal geschiedde.
De onderwijzer beklaagde zich, dat twee meisjes der dagschool,
namelijk Pietje Schuurman en Elizabet Elmers
slechts eene a twee lessen per week kwamen bijwonen.
Van de 2e bijschool (Israelitische) is ditmaal niets te
melden, daar de leeraar van huis was en de school, tegen het
Paaschfeest, werd schoongemaakt.
Overigens zijn in deze kolonien 45 kinderen van de dagscholen
vrijgesteld geworden, en wel, 28 te Frederiksoord en 17 te
Willemsoord, wier namen de Direktie zijn bekendgemaakt.
Te Ommerschans was de ambitie des onderwijzers te grooter
naarmate zijn ondermeester minder hulp verleende.
De toevoeging van eenen geschikten kweekeling echter, dank hebbe
UwEdG gunstige beschikking deswege, voorziet grootendeels in de
ontbrekende adsistentie.
De vorderingen in de voornaamste leervakken waren evenwel
voldoende.
Ook te Veenhuizen woonden wij het onderwijs met genoegen
bij en mogt men zich aan de 3 gestichten, over eene getrouwe
opkomst der leerlingen verheugen.
Aan het 1e gesticht gaf men in vier vertrekken onderrigt,
dat zoowel naar de behoefte, als de vatbaarheid der kinderen
berekend scheen.
Uit deze school zijn onlangs vertrokken F. Visscher en D.J.
Rensing, ondermeesters der 1e en 5e klasse, welke
betrekkingen weder dienen aangevuld te worden.
Wij nemen de vrijheid Uw Edelgestrenge daartoe de benoemingen voor
te stellen van W. Hameetman, sedert Mei 1855 ondermeester
van de 2e tot ondermeester der 1e klasse en den kweekeling L.A.
Braak oud ruim 14 jaar tot ondermeester der 5e of laagste
klasse; eerstgenoemde op het gewone salaris en de laatste, als
ambtenaarszoon, aanvankelijk met 50 cents per week.
Bij opklimming kan dan bevorderd worden: de wees J. Bon,
N2104, sedert Mei 1855 van de 3e klasse tot die der 2e klasse, en,
ter vervanging van dezen: den kolonistenzoon F. Engel
D341, tot ondermeester van de 3e klasse, alle mede op het salaris
aan die betrekkingen verbonden.
Nog zijn aan dit Gesticht, in tegenwoordigheid van den
Adjunct-Direkteur 110 avondscholieren onderzocht, van welke 84
voldoende blijken van bekwaamheid hebben gegeven en mitsdien,
onder toepasselijke toespraak, ontslagen zijn geworden.
Bij het 2e en 3e gesticht, alwaar de scholen mede zeer
goed uitzagen en het onderwijs geregeld plaats vond, was zoodanige
vrijstelling onnodig, aangezien bij no. 2 reeds eenige
jongelieden, zonder examen en buiten ons medeweten, waren
ontslagen, blijkens nevensgevoegde brief, ons ter kennisneming,
ter hand gesteld.
Deze handeling nu, is eene afwijking van den gewonen regel, die
ons de gelegenheid beneemt, om over de vorderingen der jongelieden
te kunnen oordeelen.
Ook was hier, als kweekeling reeds een jaar werkzaam, Jacob
Swier, oud 15 jaar, zoon eens hoevenaars, die men als
ondermeester poogde op te leiden en voor wien men eenige
verdiensten verzocht.
Teneinde aan het 3e Gesticht in de behoefte der
ondermeesters te voorzien, ontstaan door het vertrek van R.
Klaassen en H.F. Haarman, zijn wij zoo vrij Uw
Edelgestrenge voor te stellen: den binnenkolonist Pieter
Lijndraijer, vroeger onderwijzer en wel van den 2e rang, bij
wijze van proefneming, tot 2e ondermeester alhier te benoemen en
tot eleve-ondermeester, W, Haarman, oud 15 jaren, tweede
zoon des onderwijzers, aanvankelijk met 50 centen per week
salaris.
Eindelijk kan nog vermeld worden dat het voorjaarsonderzoek van
de avondscholieren in de gewone Kolonien ten overstaan van den
Heer Adjunct-Direkteur dier Kolonie mede heeft plaats gehad.
Van de 156 daartoe aangewezene jongelieden, hebben 58 genoegzame
bewijzen van bekwaamheid gegeven om eene finale- en 85, om eene
voorwaardelijke vrijstelling van den verpligten schoolgang te
verlangen.
Voor wij hier eindigen, zij het ons vergund Uw Edelgestrenge het
behoeftig lot van den onderwijzer der 2e bijschool te
Frederiksoord, A.F. Albertsma, dringend aan te bevelen.
Deze geniet als zoodanig f 150,00 ’s jaars salaris en betuigt, bij
inachtneming der hoogste spaarzaamheid, met zijn gezin niet eens
sober te kunnen leven.
Door den aanbouw nu, van tien nieuwe woningen in deze wijk, is het
getal zijner leerlingen tot 56 dagscholieren, 19 jongens en 20
meisjes voor de avondschool, tezamen dus tot 95 geklommen, dat nog
een meer bedraagt dan dat der 1e bijschool.
Dit hem zoo drukkend bezwaar zou opgeheven zijn, indien zijne 2e
tot eene 1e bijschool konde verhoogd worden, onder genot van het
loon, aan die betrekking verbonden, waartoe het tegenwoordige
meerdere aantal leerlingen aanleiding geeft.
Wateren, den 19 Mei 1856
De opziener der scholen,
J.H. Geraets
Voor copy conform,
de Direkteur der Kolonien,
J. van Konijnenburg