Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Rapport van het gehouden voorjaars-schoolbezoek in de verschillende Kolonien,
19 Mei 1856

Dit verslag van de 'opziener der scholen' Jan Hendrik Geraets bevindt zich bij de post van de permanente commissie van 1 augustus 1856 N10, invnr 839 (daarvan zijn geen scans).

Na het schoolonderwijs in de gewone Kolonien, Ommerschans en Veenhuizen bijgewoond te hebben, hebben wij de eer UwEdG dienaangaande het volgende mede te deelen.

In de school van Kolonie no.1 had eene getrouwe opkomst der leerlingen plaats, was er, bij voortduring, eenen vasten gang in het onderwijs op te merken en waren de gemaakte veranderingen gewenscht.
Het was daarom temeer te betreuren, dat de Onderwijzer zich genoodzaakt had gezien, eenige kinderen wegens gebrek aan genoegzame plaatsing, naar huis te moeten zenden. Zo zouden er, bij eene volledige opkomst, in de kleine school 17 en in de grote 7 dus 24 zitplaatsen tekortkomen.
Daar de ruimte van het gebouw, geene opneming van meerder banken en tafels toelaat, de andere scholen mede bezet zijn en de klagt over gebrek aan ruimte herhaaldelijk gehoord wordt, zoo ware eene vergrooting der school, indien dat mogelijk ware, geene verwerpelijke zaak.

In de hoofdschool van Kolonie 2 kweten de Onderwijzers zich almede ijvrig van hunne taak.
Bij de gewone leervakken, zag men de kaart van Europa behandelen, in welk onderrigt de kinderen geene vreemdelingen toonden te zijn.
Alles werd zoodanig beoefend, als het meest geschikt kon worden geacht, ter ontwikkeling en vorming van verstand en hart.

Ook de twee bijscholen dezer Kolonie  werden getrouw bezocht, terwijl de vorderingen der kinderen stof tot tevredenheid geven.

Met genoegen werd het onderwijs te Willemsoord bijgewoond, dat in lezen, schrijven, rekenen en de beoefening der Nederduitsche Taal bestond.
Een en ander getuigde, zoowel van de bekwaamheid des onderwijzers, als van de bedrevenheid zijner leerlingen.
Hier vorderen echter de schooltafels en banken noodzakelijke herstelling, enkele welligt vernieuwing dat het gevoegelijkst zal kunnen geschieden, tijdens de school wordt schoongemaakt.
Den alhier opgeleid wordende kweekeling Antonie Grolle, oud 13 jaar, zag men gaarne eenige verdiensten toegekend.
Het zij mij geoorloofd hierbij op te merken dat, bij de toenemende behoefte aan ondermeesters, het aanhouden van geschikte kweekelingen eene belangrijke zaak en misschien het beste middel zij, om in de voorkomende vacatures van ondermeesters te kunnen voorzien, doch geheel zonder eenig loon, schijnt zulk groote moeijlijkheden te ondervinden.

De 1e bijschool was mede goed bezet.
De kinderen lazen op goede toon, de schriften waren zindelijk en die, van de hoogste klasse vooral, fraai geschreven, terwijl het rekenen klassikaal geschiedde.
De onderwijzer beklaagde zich, dat twee meisjes der dagschool, namelijk Pietje Schuurman en Elizabet Elmers slechts eene a twee lessen per week kwamen bijwonen.

Van de 2e bijschool (Israelitische) is ditmaal niets te melden, daar de leeraar van huis was en de school, tegen het Paaschfeest, werd schoongemaakt.

Overigens zijn in deze kolonien 45 kinderen van de dagscholen vrijgesteld geworden, en wel, 28 te Frederiksoord en 17 te Willemsoord, wier namen de Direktie zijn bekendgemaakt.

Te Ommerschans was de ambitie des onderwijzers te grooter naarmate zijn ondermeester minder hulp verleende.
De toevoeging van eenen geschikten kweekeling echter, dank hebbe UwEdG gunstige beschikking deswege, voorziet grootendeels in de ontbrekende adsistentie.
De vorderingen in de voornaamste leervakken waren evenwel voldoende.

Ook te Veenhuizen woonden wij het onderwijs met genoegen bij en mogt men zich aan de 3 gestichten, over eene getrouwe opkomst der leerlingen verheugen.

Aan het 1e gesticht gaf men in vier vertrekken onderrigt, dat zoowel naar de behoefte, als de vatbaarheid der kinderen berekend scheen.
Uit deze school zijn onlangs vertrokken F. Visscher en D.J. Rensing, ondermeesters der 1e en 5e klasse, welke betrekkingen weder dienen aangevuld te worden.
Wij nemen de vrijheid Uw Edelgestrenge daartoe de benoemingen voor te stellen van W. Hameetman, sedert Mei 1855 ondermeester van de 2e tot ondermeester der 1e klasse en den kweekeling L.A. Braak oud ruim 14 jaar tot ondermeester der 5e of laagste klasse; eerstgenoemde op het gewone salaris en de laatste, als ambtenaarszoon, aanvankelijk met 50 cents per week.
Bij opklimming kan dan bevorderd worden: de wees J. Bon, N2104, sedert Mei 1855 van de 3e klasse tot die der 2e klasse, en, ter vervanging van dezen: den kolonistenzoon F. Engel D341, tot ondermeester van de 3e klasse, alle mede op het salaris aan die betrekkingen verbonden.
Nog zijn aan dit Gesticht, in tegenwoordigheid van den Adjunct-Direkteur 110 avondscholieren onderzocht, van welke 84 voldoende blijken van bekwaamheid hebben gegeven en mitsdien, onder toepasselijke toespraak, ontslagen zijn geworden.

Bij het 2e en 3e gesticht, alwaar de scholen mede zeer goed uitzagen en het onderwijs geregeld plaats vond, was zoodanige vrijstelling onnodig, aangezien bij no. 2 reeds eenige jongelieden, zonder examen en buiten ons medeweten, waren ontslagen, blijkens nevensgevoegde brief, ons ter kennisneming, ter hand gesteld.
Deze handeling nu, is eene afwijking van den gewonen regel, die ons de gelegenheid beneemt, om over de vorderingen der jongelieden te kunnen oordeelen.
Ook was hier, als kweekeling reeds een jaar werkzaam, Jacob Swier, oud 15 jaar, zoon eens hoevenaars, die men als ondermeester poogde op te leiden en voor wien men eenige verdiensten verzocht.

Teneinde aan het 3e Gesticht in de behoefte der ondermeesters te voorzien, ontstaan door het vertrek van R. Klaassen en H.F. Haarman, zijn wij zoo vrij Uw Edelgestrenge voor te stellen: den binnenkolonist Pieter Lijndraijer, vroeger onderwijzer en wel van den 2e rang, bij wijze van proefneming, tot 2e ondermeester alhier te benoemen en tot eleve-ondermeester, W, Haarman, oud 15 jaren, tweede zoon des onderwijzers, aanvankelijk met 50 centen per week salaris.

Eindelijk kan nog vermeld worden dat het voorjaarsonderzoek van de avondscholieren in de gewone Kolonien ten overstaan van den Heer Adjunct-Direkteur dier Kolonie mede heeft plaats gehad.
Van de 156 daartoe aangewezene jongelieden, hebben 58 genoegzame bewijzen van bekwaamheid gegeven om eene finale- en 85, om eene voorwaardelijke vrijstelling van den verpligten schoolgang te verlangen.

Voor wij hier eindigen, zij het ons vergund Uw Edelgestrenge het behoeftig lot van den onderwijzer der 2e bijschool te Frederiksoord, A.F. Albertsma, dringend aan te bevelen. Deze geniet als zoodanig f 150,00 ’s jaars salaris en betuigt, bij inachtneming der hoogste spaarzaamheid, met zijn gezin niet eens sober te kunnen leven.
Door den aanbouw nu, van tien nieuwe woningen in deze wijk, is het getal zijner leerlingen tot 56 dagscholieren, 19 jongens en 20 meisjes voor de avondschool, tezamen dus tot 95 geklommen, dat nog een meer bedraagt dan dat der 1e bijschool.
Dit hem zoo drukkend bezwaar zou opgeheven zijn, indien zijne 2e tot eene 1e bijschool konde verhoogd worden, onder genot van het loon, aan die betrekking verbonden, waartoe het tegenwoordige meerdere aantal leerlingen aanleiding geeft.

Wateren, den 19 Mei 1856
De opziener der scholen,
J.H. Geraets

Voor copy conform,
de Direkteur der Kolonien,
J. van Konijnenburg

Als directeur der koloniën Van Konijnenburg dit verslag doorstuurt naar de permanente commissie, voegt hij zijn puntsgewijze reactie er bij. Hij geeft Geraets in bijna alles gelijk, zie hier. Maar die nieuwe school halverwege Frederiksoord en Wilhelminaoord komt er niet.