Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





HET JAARVERSLAG OVER HET KOLONIALE ONDERWIJS IN 1842

Belangrijkste ontwikkeling in 1842 is dat het derde gesticht te Veenhuizen van kindergesticht tot bedelaarsgesticht wordt. Dat heeft ook gevolgen voor het koloniale onderwijs. Bovendien besteedt Jan Hessels van Wolda woorden aan de bijna-ondergang van de koloniën in 1842. Ik zal nog wat tussenkopjes in het stuk maken om de tekst een beetje te breken. Het verslag bevindt zich in invnr 277 de scans 16 tot 28.

Wateren, den 6 July 1843

De eer hebbende UHoogEdGestr. eenig verslag te doen van den Staat van het Schoolonderwijs in de Kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, over het bijzondere jaar 1842, zij het mij vergund eerste een kort overzigt te geven van het gebeurde, betrekkelijk de schoolgebouwen en de onderwijzers, en daarna kortelijk stil te staan bij de verrigtingen, het onderwijs zelve, van iedere school afzonderlijk.

Schoolgebouwen en onderwijzers

De schoolgebouwen, die alle behoorlijk onderhouden zijn, hebben geene veranderingen of vergrootingen ondergaan; alleenlijk is er te Groot Wateren, zoo verre van de andere Kolonien verwijderd, onder UHoogEdGestr. goedkeuring en, tot blijdschap der Kolonisten, een kleine landelijke school gebouwd, toereikend om de daar aanwezige kinderen te bevatten. Hierdoor is het getal scholen in de Kolonien tot 13 geklommen.

De voormalige onderwijzer van Willemsoord, Pieter van den Koogh, wegens ongesteldheid reeds vroeger, provisioneel tot 3e onderwijzer bij het 1e Gesticht te Veenhuizen aangesteld, verzocht en verkreeg zijn ontslag van de Kolonien: de fungerend onderwijzer A. Bak werd daarop tot vaste onderwijzer voor de hoofdschool te Willemsoord en Nicolaas Teeuwes Albertsma als zoodanig voor de 1e bijschool van Kolonie no.2 aangesteld, nadat zij beide die betrekking sints lang loffelijk hadden waargenomen.

Een onzer bekwaamste ondermeesters, Joeke van der Kooij te Willemsoord, verzocht en verkreeg zijn ontslag uit de Kolonien, en werd op voordeeliger voorwaarden ondermeester op het naburige Steenwijkerwold. H. May, de ondermeester der hoofdschool van Kolonie no.2, werd diens opvolger te Willemsoord, terwijl deze geschiktelijk vervangen werd door Antonie Reinhart, zoon van den onderwijzer Uhl, daartoe reeds vroeger bestemd.

De, in vele opzigten, bekwame ondermeester D.P. van Steenwijk te Ommerschans, zich nu vier jaar lang lofwaardig gedragen hebbende, werd op zijn verzoek, als Kolonist ontslagen en tevens als Ambtenaar en vaste ondermeester te dier plaatse wederom aangesteld.

Meerdere en belangrijker veranderingen onderging het personeel der onderwijzers te Veenhuizen. Het getal kinderen bij het 1e Gesticht werd telkens groter, terwijl dat bij het 3e Gesticht afnam.
Dientengevolge ging de 2e onderwijzer van het 3e Gesticht tot het 1e over, waar inmiddels na het ontslag van P. van der Koogh, die provisoneel 3e onderwijzer was geweest, twee bekwame ondermeesters, W. Vrieze en G. Kreuger tot 3e onderwijzers waren aangeteld.

Alzoo bekwam het personeel der onderwijzers aan het eerste, belangrijke en eenige weezengesticht, deze zamenstelling:
- een hoofdonderwijzer en
- twee tweede onderwijzers, alle drie van den 2e rang,
- twee derde onderwijzers, beide van den 3e rang,
- zes ondermeesters, alle van onderwijzersrangen voorzien en
- vier kweekelingen, tezamen vijftien personen.

Van het 3e Gesticht zijn nog, behalve den 2e onderwijzer D. Was, de ondermeesters W. Mulder en W. van Lemel op betere conditiën, doch in gelijke betrekking, naar elders vertrokken. De ontbrekende ondermeesters bij de Gestichten no.1 en no.3 zijn door aanvulling en opklimming steeds van onze eigen bevolking gevonden.

Het 2e Gesticht, dat tijdens de laatste Inspectie van de Commissie van Toevoorzigt, slecht van ondermeesters voorzien was, is sedert daarin gelukkiger geslaagd. G. ter Hoeven is wel ondermeester gebleven, maar voor den anderen, minder voldoenden, Jager, heeft Flierman twee in de plaats gekregen, die tezamen niet meer dan een ondermeester verdienen, zijnde zonen van den Ambtenaren bij het Gesticht.

Wat er voorts in het belangrijke jaar 1842 ook gebeurd is, behalve het vertrek naar buiten van vijf geëxamineerde Ondermeesters, al de overige zijn gebleven, en hebben hunnen arbeid, over het geheel genomen, gezond en gemoedelijk verrigt, hetwelk uit eene korte beschouwing van het gegeven onderwijs moge blijken, die ik de eer heb hier te laten volgen.

A) De gewone Kolonien.

1. De hoofdschool van Kolonie no.1 te Frederiksoord: 70 dagscholieren, 37 jongens en 30 meisjes avondscholieren, kosten der school behoeften: f 75,98.

De kinderen en jongelieden hebben hier vlijtig gebruik gemaakt van het gepaste en oordeelkundige onderwijs, dat J.D. Aukes en zijn broeder, de ondermeester, er wederom gegeven hebben. Het had er weinig moeite, om de leerlingen getrouw te doen opkomen, ze zijn hier gaarne in de school.
Het onderwijs, waarbij de noodige afwisseling plaats heeft, was steeds naar de vatbaarheid der leerlingen ingerigt.
De hoogste afdeling der dagschool, die zeer goed leest en wekelijks schriftelijke opstellen maakt, is wel gevorderd in de geographie, vooral van het vaderland en maakt goede landkaartjes van de provincien. Men vindt hier altijd goede orde en het geheele onderwijs was in de geest der zachtmoedigheid gestemd.


2, De hoofdschool van Kolonie no.2, aldaar: 129 dagscholieren, 59 jongens en 57 meisjes-avondscholieren; kosten der schoolbehoeften f 113,78.

School en Rooms-Catholieke Kerk, één gebouw zijnde, in hetwelk ook nog godsdienstig onderwijs wordt gegeven, voor de Rooms-Catholieken wel des morgens voor schooltijd, maar voor de Protestanten, voor- of achternamiddag, in aanmerking genomen, dan is er alle reden om met den stand van het onderwijs dezer school tevreden zijn.
De hoogste klasse, in 2 afdeelingen verdeeld, telde 51 kinderen, welke dagelijks doelmatig bezig worden gehouden met lezen, schrijven, rekenen, uit het hoofd en op den lei opstellen maken, geographie van het vaderland, het teekenen van kleine landkaartjes en meer andere dingen. Bij alles was orde, bij allen werkzaamheid.
Wordt hierbij opgemerkt, dat de middelste klasse, 41 kinderen, ook in tweeen verdeeld, die inzonderheid lezen en schrijven leert, en dat er van de laagste klasse nog 17 zijn, die in boekjes beginnen te leezen, dan is het getal eerst beginnende kleinen slechts 20.
De avondscholieren, bij wier onderwijs het kinderachtige wordt achtergelaten, kunnen op drie jongens na, alle lezen en schrijven, en geven den onderwijzer, ook in hun gedrag, stof tot tevredenheid.
De nieuwe onderwijzer weet met den kleine kinderen kinderlijk om te gaan, en voldoet aan de verwachting.


3. De eerste bijschool dier Kolonie: 36 dagscholieren, 16 jongens en 20 meisjes-avondscholieren; schoolbehoeften f 41,98.

De onderwijzer K.T. Albertsma, ingenomen met zijne betrekking, ging rustig en ijverig voort zijne leerlingen, bij de ontwikkeling hunner vermogens, tot alle goeds aan te sporen. Hij slaagde  in zijn werk al vrij gelukkig en met genoegen kon ik telken 3 maanden de vorderingen der dagschool opmerken, terwijl er over de jongens der avondschool, gedurende het afgeloopene jaar, geene klagten of onaangenaamheden zijn vernomen, iets dat vroeger in deze wijk dikwerf gevonden werd.
Albertsma is een bedaard, eenvoudig mensch, standvastig in beginselen, in de school ijverig en gemoedelijk, en bovendien iemand die, daartoe gelegenheid zijnde, zijne leerlinge gaarne naar boven wijst.


4. De tweede bijschool dier Kolonie: 32 dagscholieren, 12 jongens en 16 meisjes-avondscholieren; schoolbehoeften f 28,42.

Ook hier genooten de kinderen eenen zegen, dien allen armen niet ten deele valt, zij ontvangen er het geheele jaar door, regt goed schoolonderwijs.
A.T. Albertsma, die vooral aanleg heeft om de eerstbeginnende aan te brengen, gaat voort goede lezers en schrijvers te vormen. Er was hier, noch op de dagschool, noch op de avondschool, iemand die niet kon lezen.
Ook had er in geen opzigt eenig ongenoegen plaats, op de dagschool zo min als onder de avondscholieren, die het onderwijs met goed gevolg hebben voortgezet.


5. De derde bijschool dier Kolonie , te Groot Wateren: 12 dagscholieren en 5 jongens voor de avondschool; schoolbehoeften f 5,82.

Ofschoon het onderwijs hier, even goed als dit met het lokaal het geval is, geheel landelijk kon zijn, zoodat er maar alleen ’s winters werd schoolgehouden, wanneer ook de kinderen, in dat kleine getal hier aanwezig, met behulp der ouderlijke zorg en aanmoediging, genoeg konden leeren, zoo is echter het onderwijs dat hier weinig kost, het geheele jaar door gegeven, doch des zomers alleen aan kinderen, die nog niet kunnen werken of op het vee passen.
Naar den tijd gerekend dat deze inrigting bestaat, heeft dezelve veel nut gesticht.


6. De hoofdschool van Kolonie no.3 te Willemsoord, de talrijkste en de best ingerigte der gewone Kolonien: 130 dagscholieren, 49 jongens en 40 meisjes-avondscholieren; schoolbehoeften, met inbegrip der beide volgende bijscholen onder no. 7 en no.8: f 249, 69.

Het aantal kinderen, boven de 12 jaren oud,  dat hier bij het begin des jaars, wegens achterlijkheid, nog op de dagschool ging, is tot 2 verminderd, de overigen zijn tot de fabrijken overgegaan. Het onderwijs was er doelmatig en aangenaam, vreemdelingen, eenige kennis van zaken hebbende, woonden het met genoegen bij, en gingen zeer voldaan heenen.
Maakt de hoogste afdeeling goede vorderingen in het teekenen, waartoe twee lessen in de week werden besteed, het lezen, schrijven en rekenen, ook als middelen ter verstandsontwikkeling gebezigd, werden wel beoefend- zoo ook de geographie, eenige Bijbelsche geschiedenis enzovoort, terwijl een gepast en welluidend gezang de werkzaamheden sloot.
Voor de Protestanten is ook hier, buiten den gewonen schooltijd, het Bijbellezen wederom ingevoerd. Al het goede, op de dagschool aanwezig, zoude nog meerder geweest zijn, ware het niet dat hier, zoowel als elders in de gewone Kolonien, alle kinderen van 10 tot 12 jaren oud, acht weeken lang wegens den drukken arbeid, de school hadden moeten verzuimen.
De avondscholieren meisjes zetten het genoten onderwijs ijverig voort, terwijl de jongens minderen prijs daarop stellende, het geleerde meer dien onderhouden.
Er is alle reden, om over het doelmatige van het gebouw, hetwelk ook in de andere Kolonien aanbeveling en navolging verdient, en over het gegeven onderwijs tevreden te zijn.


7. De eerste bijschool van Kolonie no.3, aldaar: 57 dagscholieren, 27 jongens en 17 meisjes-avondscholieren.

Ook hier is het onderwijs vooruitgegaan. De hoogste klasse, onder welke heel goede lezers zijn, telde nu 12, de middelste 25, en de laagste 20 kinderen.
Onder al de avondscholieren zijn er 2 achterlijke die nog niet kunnen lezen.
De hoogste afdeling der dagschool, welke ook met de aardrijkskunde van het vaderland, in het rekenen, vooral toepasselijk op het tegenwoordige stelsel van maten en gewigten wordt beziggehouden, maakt tevens goede vorderingen in het eenvoudige tekenen, hier in 1842 ingevoerd.


8. De tweede bijschool dier Kolonie, die voor de Israelieten: 38 dagscholieren , 15 jongens en 9 meisjes-avondscholieren, die elken avond komen.

De onderwijzer Jacobson, telkens ondersteund en wanneer het noodig was, vervangen door den ondermeester Pothuis, verheugt zich bij de vorderingen, welke zijne leerlingen in het gewone onderwijs hebben gemaakt, die over het geheel zeer voldoende en verblijdend zijn, dat de kinderen der dagschool en de leerlingen der avondscholen vooral in de zedelijke beschaving zijn vooruitgegaan, koesterende de blijde en geronde hope, dat het zaad tot heil der menschheid uitgestrooid, op zijnen tijd, nog meerdere en heerlijker vruchten zal voortbrengen.
De kinderen der Israelitische huisgezinnen genieten hier groote voorregten: zij bezitten eenen eigenen onderwijzer, die het tevens zoo hartelijk wel met zijn leerlingen meent , en die voor de Kolonien, voor den omgang met andere onderwijzers zoo regt geschikt is, die de achting en het vertrouwen, hem geschonken, zich zoo geheel waardig maakt.


En hiermede het overzicht der scholen van deze Kolonien eindigende, mag ik er nog dit bijvoegen:


a. Dat het onderwijzersgezelschap het geheele jaar door, geregeld maandelijksche vergaderingen heeft gehouden, altijd in den geest der liefde en eensgezindheid, wanneer telkens het onderwijs in eener school werd bijgewoond;

b. Dat er bij mijne drie maandelijksche schoolbezoeken, een aantal van 74 kinderen, 12 jaren en daarboven oud, van de school zijn ontslagen en tot de avondscholen zijn overgegaan;

c. Dat er van de avondscholieren, in tegenwoordigheid van den Heer Adjunct-Directeur Hulst, 63 van de 115 opgekomene, voor een jaar zijn vrijgesteld, terwijl er van de 69 jongelieden, in 1841 voor een jaar vrijgesteld, en nu andermaal geëxamineerd, wederom 13 op de gewone avondschool zijn teruggenomen;

d. En eindelijk dat de onderwijzers van de Directie alle hulp en medewerking hebben ondervonden, zoo ten aanzien van het gezet schooljaar der kinderen, als ter bevordering der zedelijkheid, het verhinderen van het kwaad bij den weg, het onderhouden der schoolmeubelen, van wegen en paden, opdat de school voor een iegelijk toegankelijk zoude zijn, enzovoorts.

B) De Ommerschans

9. De school van het 1e Bedelaarsgesticht: 130 dagscholieren, 60 jongens en 40 meisjes-avondscholieren; schoolbehoeften a f 121, 94.

Wegens de gedurige aankomst van nieuwe Kolonisten moesten er geduriglijk verplaatsingen naar Veenhuizen geschieden, ook van schoolkinderen. De onderwijzer Hoogstra, reeds 20 jaren in deeze zijne betrekking werkzaam, getrouwelijk bijgestaan en geholpen door den geleerden Van Steenwijk, kwam vele bezwaren te boven, arbeidde in de gegevene omstandigheden getrouw en moedig, stichtte onder de kinderen en jongelieden die hem werden toevertrouwd, door leere en voorbeeld veel goeds.
In het laatst des jares werden er, door den Heer Directeur der Kolonien, op de overplaatsing naar Veenhuizen zoodanige maatregelen genomen en vastgesteld, dat den scholieren meer bestendigheid, een langer verblijf op dezelfde school , verzekerd werd, en dit kan niet anders dan voordeelig op den bloei van het schoolonderwijs werken.
Zoo ergens elders in de Kolonien, dan is er te dezer plaatse, met het beste gevolg, veel werk gemaakt van het onderwijs in de theorie van den landbouw. Ook hier genoot de school de noodige ondersteuning van de plaatselijk Directie.
Vele leerlingen dezer school, hoe lang ook de Ommerschans verlaten hebbende, en waar in het vaderland verspreid, zullen altijd moeten bekennen en tot lof der Maatschappij zeggen: “het was ons goed, daar te zijn”.

C. Veenhuizen

10. De school van het 1e Gesticht: 693 dagscholieren; 254 jongens en 200 meisjes-avondscholieren en 216 jongens en meisjes zondagsschool; schoolbehoeften: f 551,51.

Behalve een aanzienlijk getal kinderen en jongelieden van het 3e Gesticht naar herwaarts overgeplaatst, kwamen er 156 van elders aan, en onder dat laatste getal waren er slechts drie, die behoorlijk schoolonderwijs hadden genoten, hoewel 47 reeds boven de 13 jaren oud waren.
Alzoo is het aantal bejaarde achterblijven hier, gedurende dit jaar, wederom vermeerderd.

Des daags werd er in de drie schoolvertrekken en in drie zalen schoolgehouden. Alle kinderen, welke niet in de school konden geborgen worden, ontvingen zeer geschiktelijk het onderwijs in die zalen.
Dit kon echter ten aanzien van de avondscholen geene plaats hebben, daar het dan met al de overige te huis zijnde jongelieden en kinderen eene verwarring geven zoude. Eigenlijk gebrek aan plaats, bestond er alleen des avonds, wanneer er zulk een aanzienlijk getal weezen is, meerendeels laat van elders aangekomen, dat het schoolonderwijs zoo zeer behoeft.
Sedert de overkomst van den 2e onderwijzer D. Was, van het 3e Gesticht, en het aanstellen daarenboven van tweede 3e onderwijzers, geschiedt tengevolge UHoogEdGestr. gunstige bepalingen, heeft de gansche school en het onderwijs zelve, veel gewonnen, daar de Hoofdonderwijzer Geraets zich nu vrijelijk bewegen, overal gaan en alle onderwijs van het gansche Gesticht dagelijks zien en leiden kan.
Aanvankelijk heeft die maatregel nuttig gewerkt, en men belooft er zich, op den duur, veel goeds van, daar de aangestelde jongelieden en de gehuwde Was, met moed en ijver voor hunne betrekking bezield zijn.

Na den afloop van het gewone onderwijs werd er des avonds nog eenigen tijd besteed aan zang- of toonkunst, in welke hier, door de daarvoor bestemde jongelieden, belangrijke en aangename vorderingen zijn gemaakt, vorderingen die den vreemdeling tot genoegen, den weldenkende tot dankbaarheid stemmen.

De zondagsschool, eens om de 14 dagen gehouden, bragt wederom al die zegeningen aan, welke men zich daarvan bij den aanvang had voorgesteld, er werd een goed deel van den avond van dien heiligen dag, in nuttige bezigheid doorgebragt, en dit heeft niet kunnen nalaten ook op andere menschen, daar niet komende, en in dien tijd niets verrigtende, eenigermate nuttig te werken. Ieder onderwijzer was ook voor het werk van den zondagavond gewillig en bereid.


11. De school van het 2e Gesticht: 217 dagscholieren, 130 jongens en 72 meisjes-avondscholieren; 30 op de zondagsschool. Schoolbehoeften: f 174,57.

De grootste helft der dagscholieren, kleine kinderen van de 1e klasse zijnde, ontving het noodige onderrigt, in een afzonderlijk schoolvertrek, van G. ter Hoeven, ondersteund door eenen bekwamen jongen. De overigen, onder Flierman’s toezigt, in de groote school geplaatst, maakten in het leezen, schrijven en reekenen goede vorderingen, de hoogste afdeeling ook in de teekenkunst.
Op deze school werd een ander rekenboek ingevoerd, dat van de oude munten, maten en gewigten niets bevattend, zeer voldoet.
De onderwijzer verrigt zijn werk, ook op den bestemden zondagavond het geheele jaar door, met ijver en eenen goeden wil, zag de gemaakte vorderingen zijner kinderen met genoegen, was gaarne in de school, verblijdde zich bij de ontdekking der betere gezindheden zijner avondscholieren, tengevolge hun verblijf in de Kolonien ontstaan, ontzag geene moeite, en beleed gaarne, bij al zijn werk, hulp van boven noodig te hebben.


12. De school van het 3e Gesticht: 297 dagscholieren; 200 jongens en 110 meisjes-avondscholieren; schoolbehoeften: f 293,27.

Dit Weezengesticht tot een Bedelaarsgesticht verklaard zijnde, heeft ook de school eene groote verandering van leerlingen ondergaan. Stond het onderwijs hier vroeger op eenen voordeeliger voet, het ligt niet aan de onderwijzers dat hetzelve in 1842 aanmerkelijk achteruit is gegaan.
De aankomende bedelaarskinderen zijn meestal in derzelver onderwijs, opleiding en zedelijkheid verwaarloosd, en hebben eenen geruimen tijd noodig, eer zij het verzuimde inhalen, dar echter de meesten niet meer kunnen, daar de jeugdige leeftijd de beste leertijd is.
Gelukkig is het, dat de meeste jongelieden, die op den stoomfabrijk werken, en welke hier de eenigste weezen zijn, algemeen vrij goed in het schoolonderwijs zijn gevorderd., daar deze van alle onderwijs zijn verstoken, behalve van dat, hetwelk er des zondagsavonds, om de 14 dagen eens, aan een groot 100-tal wordt gegeven.
Niettegenstaande de gedurige aankomst, overplaatsingen en veranderingen der scholieren, en het afstaan van den 2e onderwijzer, bleef hier de school een plaats van orde en werkzaamheid; het onderwijs werd met ijver en getrouwheid gegeven.
Na den avondschooltijd had hier ook nog muzijkoefening plaats, doch die, hoe ijverig ook aangehouden, door gedurig vertrek en wederaankomst van leerlingen, onmogelijk op de vroegere hoogte kon worden gehouden.
Het gemis van den 2e onderwijzer Was wordt grotendeels vergoed door de weder aangestelden ondermeester A. Ruijter, vroeger onderwijzer van den 2e rang, te Oude Broek in Gelderland, een bekwame en geschikte onderwijzer, nu dezelve van zijn vorig gebrek, in de Kolonien, genezen wordt.


Hiermede het overzigt der scholen te Veenhuizen eindigende, voeg ik daar nog met genoegen bij:


a. dat het aldaar bestaande onderwijzersgezelschap ook het onderwijs bijwoonde van den school, waar de vergadering gehouden werd hetwelk, vooral bij jonge onderwijzers, veel heeft toegebragt tot eenen gelijke gang in het onderwijs , bij de drie Gestichten;

b. dat de leden der Directie, en inzonderheid de hoofden der Gestichten overal waar het noodig was, het onderwijs ondersteund, de opkomst der scholieren bevorderd, aan den bloei der zondagsscholen getrouwelijk medegewerkt en de goede orde gehandhaafd hebben;

c. dat er, overeenkomstig het schoolreglement, in het voorjaar ontslag is gegeven aan de genoegzaam gevorderd avondscholieren, wanneer er bij het 1e Gesticht van de 98 jongelieden, 76 van de gewone avondschool zijn vrijgesteld, en bij het 2e Gesticht al de 9, daartoe voorgesteld;

d. dat de onderwijzers niet hebben opgehouden het lezen in de zalen, vooral over tafel, en het gebed, zoo veel hun de tijd heeft toegelaten, te bevorderen, aan een en ander eenen goeden toon gevende.


En hiermede zou ik dit verslag, UHoogEdGestr, in mijn 25 dienstjaren aangeboden, geheel kunnen eindigen, doch vermag dit niet, voor ik nog algemeen hebbe medegedeeld:


a. Dat wij in het afgeloopen jaar vele zegeningen van den Hemel hebben ontvangen. Zoo deelden onderwijzers en leerlingen gelukkig in de schat der gezondheid; zoo heeft nergens ziekte of ramp den onderwijzer belet zijne school dagelijks te openen. Zoo kon de onderwijzer van elke Kolonie, gerustelijk ten voorbeelde der jeugd verstrekken, niet alleen des daags,maar ook des zondags, wanneer ieder behoorlijk ter kerk ging, en den heiligen dag stichtelijk doorbragt;

b. Dat wij met dankbaarheid erkennen, van UHoogEdGestr. geacht medelid, den Weleerwaarde Zeer Geleerde Heer G. Ruitenschild vele nuttige wenken en teregtwijzingen, vriendelijke deelneming in al onze lotgevallen, getrouwe medewerking tot alles goeds, gedurigen raad en heilzame bemoediging hebben ontvangen; dat wij alsmede van UHoogEdGestr. Hoofdambtenaren, de Heren Inspekteur en Direkteur der Kolonien alle aanmoediging en ondersteuning ,gunstige medewerking in het onderwijs en de opvoeding hebben genoten;

c. Dat al de onderwijzers de deugden der spaarzaamheid en verdraagzaamheid betrachtende, in het gebruik der schoolbehoeften zeer zuinig zijn te werk gegaan, geene aankoopen hoegenaamd zonder autorisatie doende, en dat zij zoveel mogelijk hebben gezorgd, dat er geene boeken gebruikt wierden, die eene andere Christelijke gezindheid zouden hebben kunnen ergeren;

d. Jammer echter, dat dat jaar voor allen zoo treurig teneinde liep, den schijn aannemende of de geheele Maatschappij van Weldadigheid vernietigd zoude worden, en ieder onderwijzer en leerling beweldadigden tezamen, geheel zouden worden ontdaan van den band der liefde en des weder, die allen sints 25 jaren aaneenstrengelde; bedroevend eindelijk, dat een gebouw, der Christelijke liefde gewijd, bij vreemdelingen zoo hoog verheeven, hier in rook en puin zoude verkeeren.

Maar neen, God dank! De Heer kent zijnen tijd; het behaagde Hem niet, dit groote werk der vaderlandsche weldadigheid te vernietigen.
Hij heeft er de hand aan geslagen, toen het scheen van allen te zijn verlaten.
Er is uitkomst opgedaagd.
Donkerheid en duisternis zijn in licht veranderd.
Gode zij dank!
Hoe angstig de terugblik op het verleden ook wezen moge, thans juichten wij en vertrouwen den Heere de toekomst geveestelijk aan.

Met alle hoogachting heb ik de eer te zijn,
Uw Hoog Edelgestrenge gehoorzame dienaar,
de Adjunkt-Direkteur voor het onderwijs,
J.H. van Wolda.

Dezelfde dag levert Van Wolda zijn jaarverslag over het Instituut te Wateren in, zie hier.