Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Het een en twintigste jaarlijksche verslag van het schoolonderwijs der kolonien, 1839

Het verslag van Jan Hessels van Wolda over het koloniale onderwijs in 1839 is weer zo'n lijvig epistel dat ik er maar wat tussenkopjes in heb gezet om de tekst een beetje te breken. Die bruine kopjes zijn dus van mij en niet van Van Wolda. Verder is het het gebruikelijke verhaal. En o ja, met 'achterlijken' bedoelt hij kinderen die achter zijn met leren. Het stuk bevindt zich in invnr 224, klik hier, de scans 683 en verder.


Wateren den 21e februarij 1840

Na daartoe door den Heer Directeur der Kolonien te zijn uitgenodigd, heb ik wederom de eer UWEdGeb. van den toestand van het schoolonderwijs in de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, over het jaar 1839, kortelijk verslag te doen, mij te dien einde bepalende:

I tot het personeel der onderwijzers, de schoolgebouwen, enz.

II tot de bijzonderheden die op het onderwijs min of meer invloed hebben gehad, en

III tot het onderwijs op iedere school zelve.


De onderwijzers

Wat vooreerst de onderwijzers betreft: de voornaamste verandering in het personeel derzelve is veroorzaakt door de aanvulling der vacature van den hoofdonderwijzerspost bij het 3e gesticht te Veenhuizen, in het vorige jaar ontstaan.

De 2e onderwijzer bij dat gesticht, S. Braak, dien men voor deze betrekking het meest geschikt oordeelde, tot hoofdonderwijzer aangesteld zijnde, is voor hem tot 2e onderwijzer, aldaar, benoemd, de onderwijzer van de 5e klasse, Daniel Was; voor deze wederom A. Bak, zijnde van de 6e klasse; voor Bak, den 1e ondermeester van het 1e gesticht te Veenhuizen, A. Albertsma, en voor dezen eindelijk den kweekeling van Wateren, W. F. Dirker.

Voorts zijn er in den loop des jaars van onze ondermeesters voor de Nationale Militie opgeroepen: twee van het 1e en één van het 3e gesticht te Veenhuizen en één van de gewone kolonien, terwijl aan de Ommerschans de ondermeester Nieuwenhuis ontslagen werd.

Voor de gestichten te Veenhuizen waren voorloopig de noodige jongens voorbereid, die de openvallende plaatsen dadelijk, zoo goed mogelijk hebben aangevuld, en voor de vacature in kol: 2, daar geen geschikt voorwerp gevonden werd, is de kweekeling van Wateren, H. Maij, benoemd, daar te Ommerschans, waar insgelijks gebrek was aan een bekwaam jong mensch, de keuze zich provisioneel bepaald heeft op den bekenden van Steenwijk, dien ik in de zalen, bij gelegenheid van het middag-eten, zoo doelmatig had hooren lezen en bidden.

Alzoo zijn al de opengevallene plaatsen door eigen volk wederom aangevuld, en, dat mij hier zeer aangenaam is te kunnen vermelden, de verplaatste onderwijzers en nieuwe ondermeesters hebben door hunnen ijver en geschiktheid alle getoond, dat zij die bevordering niet onwaardig zijn.

De overige onderwijzers en ondermeesters zijn gebleven en hebben hun vroeger begonnen werk voortgezet.

Aan de schoolgebouwen is, in 1839, weinig veranderd en verbeterd. Alleenlijk is de geheele school bij het 1e gesticht, die in het vorige jaar zoo veel vertimmering had ondergaan, behoorlijk geverwd, terwijl de banken en tafels in de school van kol.1, die zeer ondoelmatig voor kinderen waren, veel verbeterd en in een goede staat gebragt zijn.

Over het onderwijs in het algemeen

II De voornaamste middelen, die het onderwijs in de hand hebben gewerkt, zijn de volgende:

De schoolmeubelen zijn in alle kolonien goed in stand gehouden; overal waren de noodige zwarte borden, tot het aanleeren der lees- en schrijfkunst, het klassikaal rekenen en het voorteekenen van deze en gene figuren, om teekenen te leeren en den tijd nuttig te besteden, aanwezend, alsmede de noodzakelijkste landkaarten, de leestafels van Prinsen, en hier en daar ook gedrukte afbeeldingen uit de drie rijken der natuur, vooral van dat der dieren. Ook is elke school van eene eenvoudige Nederl. elle voorzien, dat veel noodiger is dan het overal hebben van een kostbaar stel maten en gewigten, daar toch de elle maat de grondslag is van alle maat en gewigt.

b. de verbeteringen, in het vorige jaar begonnen en opgegeven, zijn voortgezet en tot meerdere volkomenheid gebragt.

c. De vergaderingen van het onderwijzers gezelschap der gewone kolonien hebben veel bijgedragen ter gelijkmaking van het onderwijs der onderscheidene scholen, tot opwekking van eenen gepasten naijver der onderwijzers en tot eene nuttige mededeeling van ieders verkregene ervaring in het onderwijs en de opleiding zijner leerlingen.

d. Het vroeger te Veenhuizen bestaande onderwijzersgezelschap, is, door UwelEdG. gunstige tusschenkomst, in de laatste maanden des jaars geheel hersteld, en er is geregeld elken 2e maandag der maand, bij beurten aan de gestichten, vergadering gehouden. Aldaar is insgelijks de gewoonte ingevoerd van het onderwijs der morgenschool, vóór het afdoen der overige werkzaamheden, met elkanderen, bij te wonen, van welken maatregel hier veel goeds te verwachten is.

e. De toegang tot de scholen, bij de gestichten en in alle kolonien en wijken, is, zooveel mogelijk, gemakkelijk gemaakt, door het goed onderhouden der wegen en paden, die het geheele jaar door bruikbaar waren.

f. Al de scholen zijn van goede Engelsche lampen voorzien, die, behoorlijk onderhouden, des avonds, het noodige licht geven

g. Na alle gehoudene schoolbezoeken, zoowel van die, welke ik vóór en na dien tijd, alléén gedaan heb, als van die, welke in junij door UwEdGeb. geacht Medelid, den Weleerw. zeer Geleerden Heer G. Ruitenschild, wiens voorlichtingen en raadgevingen wij op hoogen prijs stellen, gedaan zijn, is iederen onderwijzer, voor zoo ver noodig, schriftelijk kennis gegeven van de gemaakte opmerkingen en van  hetgeen, dat men gaarne op zijne school veranderd zoude zien.

Terwijl hier tot de nadeelen gebragt moet worden, het volgende:

a. In de eerste maanden des jaars heerschten de mazelen in sommige kolonien, waardoor verscheidene kinderen verhinderd werden de scholen te bezoeken.

b. In het voorjaar werden de grootste schoolkinderen gebezigd tot aardappelpooten, in de herfst tot aardappels rooijen, en verscheidene dagen in augustus alle kinderen, die daartoe geschikt waren, tot het zoeken van bremzaad.

c. Met het verwen der school bij het 1e gesticht te Veenhuizen verliepen vier weken.

Per school

III Hierop tot de beschouwing van het onderwijs op iedere school overgaand, begin ik met die der gewone kolonien

Frederiksoord

a. Het onderwijs op de school van kol. 1 is met vrucht gegeven. De laagste klasse der dagschool bevat maar ruim een derde gedeelte van de hoogste, en de beide avondscholen te zamen tellen slechts vier gebrekkige leerlingen, die, wegens vroeger verzuim, achterlijk zijn, en hoedanige er uit den aard der zaak altijd eenige zijn zullen.
De kinderen der hoogste afd. van de dagschool, die in het lezen en schrijven goed bedreven zijn, en in alle opzigten wel ontwikkeld, hebben in de aardrijkskunde goede vorderingen gemaakt, zoo dat zij in het laatst des jaars, een vrij naauwkeurig landkaartje maakten en zich in de eerste beginselen onzer moedertaal, wekelijks vlijtig oefenden.
De gemoedsstemming der dag- en avondscholieren liet niets te wenschen over.

Wilhelminaoord

b. In aanmerking nemende, dat de hoofdschool van kol 2 op onderscheidene tijden, ook tot andere einden dient, levert dezelve nogtans geene ongunstige uitkomsten op:  de kinderen gingen gaarne ter school, waren daar steeds ijverig werkzaam, en gedroegen zich zeer goed.
De hoogste afdeelingen lezen een goeden toon. Meer dan vroeger, heeft de onderwijzer zich met aardrijks- en taalkunde bezig gehouden; het klassikaal rekenen werd met een goed gevolg beoefend en het schoolgezang voldeed hier zeer.
Het getal bejaarde achterlijken is niet groot.
De leerlingen der dagschool, zoo nabij de verschillende fabrijken, geven zich vele moeite, om met hun 12e jaar van de school te gaan, dat ook met allen, die niet om bijzondere redenen achterlijk zijn, plaats heeft, en de avondscholieren die zich insgelijks wel gedroegen, gingen het geheele jaar door, vrij geregeld ter school.

c. De 1e bijschool dezer kolonie, die der Oostvierde parten heeft aanmerkelijke verbeteringen ondergaan, vooral in de goede orde, in het doelmatig schrijven, in de aardrijkskunde en in het gezang.
Stond zij in vroeger jaren, bij den andere vergeleken, altijd ten achteren, bij het einde dezes jaars was dezelve ruim met de vorige gelijk.
De leerlingen van de hoogste afdeeling maken van de provincien onzes vaderlands, in welker geschiedenis zij geene vreemdelingen zijn, eene vrij naauwkeurige kaart. De kinderen der dagschool en ook alle avondscholieren, met uitzondering van drie achterlijken, gingen hier gaarne naar school.

d. Op de 2e bijschool dier kolonie, die meer leerlingen kon bevatten, werden, in den zomer, ook de kinderen der huisgezinnen te Groot Wateren onderwezen. Hier waren steeds bekwame leerlingen, en er bestonden geene redenen van eenige klagte; de jonge onderwijzer nam gaarne goeden raad aan en hij en de huisgezinnen waren met elkanderen te vreden.

Al de onderwijzers der kolonien te Frederiksoord genoten het geheele jaar door, het groote voorregt van gezond te wezen, zoo dat zij hun werk met genoegen hebben mogen verrigten.

Willemsoord

e. Niet geheel zoo gunstig was het in dat opzigt te Willemsoord, daar de onderwijzer der belangrijke hoofdschool dezer kolonie, gedurende de eerste helft des jaars, gedurig ongesteld was; het onderwijs leed daarbij natuurlijk schade, doch later was dat beter, de onderwijzer werd wederom gezond en kreeg alzoo nieuwen moed tot het werk hem aanbevolen, werkte naderhand ook ijverig aan zijne taak en nam de opwekkingen en te regtwijzingen, hem tusschen beide gegeven, ter harte.
Op de dagschool werd het aangename kinderwerkje van van Alphen, dat nu overal in de kolonien is ingevoerd, aangeschaft, terwijl de orde en de regeling der werkzaamheden op de avondschool, in het laatst des jaars, veel verbeterd zijn geworden, zoo dat ook nu deze school, op dier wijze voortgaande, eerlang onder onze besten gerekend zal kunnen worden.

f. De stand van het onderwijs der vaste bijschool te Willemsoord, is, ook om onderscheidene oorzaken, het achterlijkst.
De 1e en 3e klasse des dagschools bevat nagenoeg even veel kinderen, en op de meisjes avondschool zijn nog drie zeer ten achteren, dezulke die kort geleden aangekomen zijn.
Voorts hebben ook hier de opwekkingen gevolg gehad: de regeling der schooltijden is verbeterd en voor het onderwijs der vele kleinen en achterlijken, welke volstrekt geholpen moeten worden, is door eene verbeterde klassificatie der verdergevorderden, die in alles welgeoefend zijn, meer tijd gevonden.
Van deze veranderingen, kunnen, op goede gronden, de beste gevolgen verwacht worden.

g. Eindelijk kan ik van de school voor de Israëlitische kinderen nog met genoegen vermelden, dat dezelve met ijver en naauwgezetheid bezocht en gehouden is.
Zeer bevallig was hier alle onderwijs vereenigd, en geen kind, beneden 13 jaar, verlaat de school, daar de onderwijzer er zeer op aandringt, dat ze als dagscholieren hunne geloofsbelijdenis afleggen, waarbij deze kinderen een jaar onderwijs winnen.

Algemeen over de scholen in de vrije koloniën

Voor dat ik nu de beschouwing van de scholen dezer kolonien eindig, heb ik nog de eer hier te vermelden:

1e dat er in de maanden maart, junij, september en december, gelijktijdig met het gewone schoolbezoek, op elke school onderzoek heeft plaats gehad naar de gemaakte vorderingen der kinderen, die hun 12e jaar hadden bereikt, ten einde tot de katoenfabrijken over te gaan, dat er telkens zoo veel van de dagschool tot de avondschool zijn afgegaan, als daarvoor vatbaar waren.

2e dat er in de maand april, in tegenwoordigheid van den Heer Adj. Direkteur van hunne verpligting tot schoolgaan, voorwaardelijk, voor één jaar, zijn vrijgesteld: 145 jongelieden.

3e dat, in den loop des jaars, de uitbetaling van het vastgestelde ondermeesters tractement, in al deze kolonien, door den Heer Direkteur, op een gelijken en doelmatigen voet is gebragt, dat noodig was geworden, daar den eenen iets meer, den anderen iets minder werd uitbetaald. Deze regelmatigheid bevordert ook de zaak van het onderwijs.

4e dat het voortreffelijke werkje voor jonge lieden, getiteld: wenken en onderrigtingen, enz. op verschillende wijzen, naarmate de onderwijzers bij ondervinding leeren, dat het best is, met wezenlijk nut gebruikt wordt, en dat velen daardoor tot denken, en alzoo, onder het bestuur der hooge Voorzienigheid, op den weg tot het ware geluk geleid worden.

Ommerschans

h. Vervolgens tot de school van de Ommerschans overgaande, merk ik vooraf aan, dat hier gedurig nieuwe leerlingen aankwamen, van welke het meerendeel, gelijk altijd, nog geen schoolonderwijs ontvangen had, en dat weer anderen naar Veenhuizen vertrokken, die, hoewel niet alle lezen geleerd hebbende, toch reeds aanvankelijk aan orde en tucht gewend waren;
dat door dit af- en aankomen, het getal scholieren hier zeer ongelijk was;
dat door de gunstige medewerking van den Heer Direkteur der kolonien, in het laatst des jaars, ook de boerenknechten dezer kolonie, voor zoo ver zij kolonisten zijn, en het onderwijs noodig hebben, tot de avondschool verpligt zijn geworden.

De school, was voor den onderwijzer, bij al zijne ontmoetingen, de aangename werkplaats, en zijn arbeid was inmiddels met vele blijken van bemoediging vergezeld. Zijne leerlingen waren gezond, maakten goede vorderingen en gingen gaarne ter school; hooge Ambtenaren des vaderlands zagen hem met genoegen werken, zich te regt verheugende, dat deze arme en vroeger gansch verwaarloosde kinderen zulk een aangenaam en doelmatig onderwijs genoten.

Veenhuizen

En van hier ga ik over tot de beschouwing van het schoolonderwijs der gewigtige kolonien te Veenhuizen.

i. Het 1e gesticht, dat vroeger de plaats der aankomst van nieuwe kinderen was, is, in 1839, ook die geweest voor de kinderen, die aan het 3e gesticht te veel waren.
Vele zijn er van buiten aangebragt, en een aanzienlijk getal van het 3e gesticht overgekomen, zonder dat de schoolvertrekken verandering hebben ondergaan. Hieruit volgt alzoo, dat, niet tegenstaande er zoo veel mogelijk van de dagschool tot de avondschool zijn overgeplaatst, en van de gewone avondschool tot de zondagschool, om meer plaats te maken, dat de schoolvertrekken hier eigenlijk te klein zijn, hetwelk het bergen der kinderen onmogelijk zoude gemaakt hebben, zoo niet het aanzienlijke getal van 176 kinderen in de zalen gelaten en daar onderwezen was geworden.
Onder de van buiten aangekomene zijn 182 van 10 tot 20 jaren oud, die, weinig of niet geleerd hebbende, het schoolonderwijs hoog noodig hadden, en aan welke ook het mogelijke, naar tijds omstandigheden, en niet zonder vrucht, gedaan is.

Het zaalonderwijs, dat met naauwgezetheid door eenen bekwamen ondermeester gegeven is, leverde goede uitkomsten op: in 1839 is daar het aanzienlijke getal van 120 kinderen aan het lezen gebragt.

In de drie gewone schoolvertrekken, die doorgaande, te zamen nog ruim 400 kinderen bevatten, was de orde geëvenredigd naar derzelver behoefte, de onderwijzer zorgde, dat ieder kind bezig was, gaf, om de veelheid der kinderen, veel klassikaal onderwijs, en de vorderingen der leerlingen waren verblijdend.

De hoogste klasse, gezeten in het groote schoolvertrek, was, in de verschillende vakken, op onze scholen vereischt wordende, wel bedreven; de tweede las en schreef algemeen goed en de laagste werd op eene bevallige en bevattelijke wijze in het lezen geoefend.

De zangoefeningen zijn getrouwelijk op de vastgestelde avonden gehouden en beantwoorden bij voortduring aan derzelver verwachting, terwijl ook de muzijk onder de leiding van den onderwijzer van het 3e gesticht hervat en met goed gevolg voortgezet is.


j. Ook de school van het 2e gesticht ontving, en leverde wederom af, onderscheidene leerlingen. Gedurende de wintermaanden werd er wederom vier malen onderwijs gegeven.
Op deze school is des daags en des avonds met moed en ijver gearbeid; vele kinderen maakten goede vorderingen, en aan de beschaving en verbetering der scholieren, wier ingebeelde standpunt in de wereld hier zoo uiteenloopt, is ook veel gearbeid.
Voor de avondscholen hadden zich al vroeg onderscheidene jonge menschen, vooral meisjes, opgedaan, die op de zondagschool met het belang van het onderwijs waren bekend geworden.
En bij deze bevestigde zich de spreuk: “Het leeren wordt niet ingedrongen, De Lust moet wezen in de jongen”, geheel.


k. Eindelijk onderging de school van het 3e gesticht, nadat hier alles het grootste gedeelte des jaars op den ouden voet was gebleven, en de nieuwe onderwijzers met ijver gewerkt hadden, ook eene gewigtige verandering van kinderen: weezen vertrokken van hier naar het 1e gesticht en bedelaarskinderen, die meestal nog maar kort in de kolonien waren, kwamen van het 2e gesticht te weg.
Dat vermeerderde aanvankelijk de werkzaamheden der onderwijzers, er moesten vele en gedurige verschikkingen gemaakt worden, en men kreeg alzoo ook hier meer achterlijken dan gewoon.
Niet tegenstaande dit, hielden de onderwijzers, vele malen vereerd door de tegenwoordigheid van den Adjunct Direkteur van het gesticht, de goede orde bewaard, en werkten bij voortduring met genoegen, aan hun gewigtige werk.

De vorderingen der dagscholieren, op welke hier een naauwlettend oog kan worden gehouden, zijn best, en die der avondscholen goed. De deskundige ziet hier het onderwijs met genoegen.

De muzijkoefeningen, welke het geheele jaar door geregeld gehouden zijn hebben den bevolking van dit gesticht veel vervrolijkt, den vreemdeling meermalen verrast, het godsdienstig gevoel der gemeente verhoogd, daar het corps muzijkanten van dit gesticht, vereenigd met dat van het 1e de openbare godsdienstoefening, bij de Protestanten, vooral bij plegtige feesten dikwijls grooten luister heeft bijgezet.

Algemeen over Veenhuizen

De opgerigte zondagscholen te Veenhuizen, verdienen nog eene opzettelijke vermelding, als zijnde eene allernuttigste instelling, die aan de weezen gestichten en dat der bedelaars te Veenh. het geheele jaar door, onafgebroken, gehouden zijn.
De dagelijksche ondervinding leert het maar al te veel, dat jongelieden, vooral weezen, aan zich zelven overgelaten, het vroeger aangeleerde, zoo ligt en ongemerkt vergeten kunnen.
Dat groote nadeel in de opleiding onzer jonge kolonisten wordt hierdoor niet alleen voorkomen, maar zij staan nu, vooral bij de lezing van een zoo gepast boekje, telkens, bij het hooge gewigt huns levens, stil en leeren uitzien naar de beste middelen en wegen, die tot ’s menschen duurzamen welstand leiden.

Alles wat op de zondagscholen verrigt wordt, als: gebed, gezang, ernst en stilte, de opwekkingen der onderwijzers, de plegtigheid van de zondagavond, enz. moet daartoe medewerken.-
En dat deze scholen in het afgelopene jaar, met een gewenscht gevolg voor de leerlingen, en ten genoegen der onderwijzers, gehouden zijn, is op te maken uit de graagte, met welke die scholen steeds bezocht zijn: behalve om ziekte, misten er bijna geene leerlingen.

Ten slotte voeg ik hier nog bij, dat al het onderwijs op de scholen gegeven, met korte en gepaste gebeden is begonnen en met dergelijke dankzeggingen geëindigd; dat de onderwijzers en leerlingen dat gewigtige werk altijd met eerbied en in de laatste helft van het jaar, ook staande verrigt hebben.

Slot

En hiermede dit een en twintigste jaarlijksche verslag van het schoolonderwijs der kolonien eindigende, gevoel ik mij, bij het overzigt van dit en de herinnering aan onzen voortgang, vergeleken bij vroegere jaren, doordrongen van dankbaarheid, blijmoedig erkennend, dat wij in onze verschillende betrekkingen, groote zegeningen hebben genoten,- en alzoo de toekomst en alles wat ons dierbaar is, HEM aanbevelen, die steeds met de kolonien was, en die magtig is ook hen te zegenen, die over ons gesteld zijn.

De Adj Direkteur voor het onderwijs
J.H. van Wolda