Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Jan Hessels van Wolda doet 'om den vlugtigen tijds' een voorstel voor de opvolging als hoofdonderwijzer te Willemsoord  en voor het opschuiven als gevolg van de daardoor weer ontstane vacature

Op 28 januari 1838 overlijdt de hoofdonderwijzer van Willemsoord Harmen Barend Otten, zie over hem deze pagina. Op 9 februari 1838 zet de adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda zich aan een voorstel voor de opvolging in Willemsoord, invnr 192 de scans 185-187.


Wateren, den 9 February 1838

Nog met weemoed gedenkende aan het vroegtijdig afsterven van den zeer verdienstelijken hoofdonderwijzer van WillemsoordH.B. Otten, alsmede aan het ot zijner nagelatene wed. en kinderen, benik echter om den vlugtigen tijds genoodzaakt, UWEdGestr. eene voordragt te doen, ter vervulling dier opengevallene belangrijke betrekking, en ter voorziening in de daardoor waarschijnlijk ontstane omzettingen, en heb ik alzoo de eer, vooraf het volgende aan UWEdGestr. oordeel in in overweging te geven.

De tegenwoordige 2e onderwijzer va\n het eerste gesticht, Pieter van der Koogh, oud ruim 30 jaren, is van den 24 Febr 1631 tot Augustus daaraanvolgende, vaste hoofdonderwijzer geweest aan het 2e Gesticht te Veenhuizen; eene school welke met de hoofdschool te Willemsoord in onze classificatie tot de 2e klasse behoort.

Nu werd hij, wegens de Brabandsche onlusten, voor de schutterlijke dienst opgeroepen, en Flierman, Onder Instituteur te Wateren, verkreeg zijne betrekking, daar men ook niet wist, wanneer de Schutterij te rug zoude komen.

Dat v.d. Koogh echter niet bij de Dir. der Kolonien vergeten was, blijkt uit het besluit van de P.C. van 21 December des genoemden jaars N1, want daarbij werd vastgesteld dat de school van kol N1, behoorende tot de 3e klasse, en die toen vacant was geworden door het overlijden van den Heer Jacob Mulder, in afwachting der te rugkomst van P vd Koogh provisioneel door den ondermeester Aukes zoude worden waargenomen.

Aukes inrusschen maakte het zeer goed, en de schutterij bleef lang uit, alzoo werd hij tot vaste onderwijzer dier betrekking voorgedragen, en ook door de Perm. Comm. aangesteld, altijd veronderstellende dat er voor v.d. Koogh, eenmaal te rug komende, wel wederom iets te vinden zoude zijn.

Eindelijk dan, in Sept 1834, kwam de korporaal van der Koogh werkelijk terug, eerbiediglijk verzoekende, al ware het slechts als ondermeester te Willemsoord, welke betrekking, toen alleenlijk open was, geplaatst te worden, hetgeen ook geschiedde.

Ds. Sluiter, de H.H. Directeur en Inspecteur der Kolonien, ik zelf, en meer anderen, iederéén zocht v.d. Koogh, waar dit eenigzins zijn kon, van dienst te wezen en zijn lot te verbeteren.

Bij besluit van den 1 Dec. 1835 benoemde de P.C. van der Koogh tot onderwijzer van de 5e klasse te Oostvierdeparten en schonk hem tevens, ter gemoetkoming in de benadeeling, welke hij in zijne betrekking had geleden, ten gevolge zijner gepresteerde schutterlijke dienst, eene gratificatie van ƒ 50:--

In die betrekking werkte hij zeer getrouw voort tot het voorjaar van 1836, wanneer hij bij besluit van de Perm: Comm: van den 22 April 1836 N4 bij eene ontstane vacature tot 2e onderwijzer bij het 1e Gesticht werd aangesteld, zijnde van de 4e klasse.

In de Oostvierdeparten zag men hem met droefheid na.

Ook in de betrekking van 2e onderwijzer bij Geraets heeft hij zich uitmuntend gedragen.

't Is wel waar, dat hij door zijne bevordering tot onderwijzer van de 2e klasse één klas zoude moeten overslaan, doch tijdens zijne militaire dienst en wel in 1832, is de tegenwoordige 3e klasse gecreëerd, vroeger bestond die er niet.

Otten heeft op zijn doodbed verlangd, dat v.d. Koogh, die hij kende en die met den toestand der leerlingen bekend is, en bij de kolonisten gezien was, zijne betrekking, tijdelijk, mogte waarnemen, dat dan ook 14 dagen lang, bij het leven des onderwijzers heeft plaats gehad, en hetwelk hij nog doet.

Op grond van het vorenstaande en op het algemeen verlangen der Directie en der Kolonisten van Willemsoord, wordt alzoo de 2e onderwijzer van het 1e Gesticht Pieter van der Koogh, onderwijzer van de 4e klasse, voorgedragen tot hoofdonderwijzer van kol No. 3, zijnde eene school van de 2e klasse.

Eene vaste en regelmatige opklimming van de onderwijzers op het oog houdende, heb ik de eer, ter vervulling van de daardoor te ontstane vacature, tot 2e onderwijzer bij het 1e Gesticht voor te dragen J. Meijer Drees, onderwijzer der 5e klasse in de Oostvierdeparten, en voor dezen wederom den bijschoolhouder Daniel Was, van kolonie N7, zijnde van de 6e klasse, terwijl ik eindelijk in de plaats van dezen, wegens den langeren diensttijd dan anderen, van de laagste klasse, voorstel den 1e ondermeester van het 1e Gesticht te Veenhuizen, Albert Albertsma, voorkomende op de voordragt tot ontslag voor dezen jare.

De adjunct-directeur voor het onderwijs,
J.H. van Wolda

Uit de personeelsregisters kan worden afgeleid dat de permanente commissie een besluit neemt over deze voordracht op 19 maart 1838, wat in werking treedt op 1 april 1838. Over alle in deze brief genoemde onderwijzers is meer te vinden via de overzichtspagina onderwijs.