Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Wateren, den 3e April 1838
Ingevolge de bestaande verordeningen van de Permanente Commissie,
heb ik mij in de maand Maart wederom naar de Gestichten te
Veenhuizen begeven, teneinde de scholen te bezoeken en aan de
genoegzaam onderwezene avondscholieren ontslag van den school te
geven, en heb de eer U Edelgeborene van mijne bevinding en
verrigting kortelijk verslag te doen.
Het schoolonderwijs, hetwelk ik aan al de drie gestichten des
daags en des avonds heb bijgewoond, heeft ook in de afgeloopenen
gestrengen winter, goede vorderingen gemaakt: zoo hebben
onderscheidene leerlingen, welk laat in de Kolonie aangekomen en
vroeger in het onderwijs verzuimd zijn, door gunstige toelating
der Directien, daar toch de veldarbeid grootendeels stilstond, op
de dagschool gegaan, en daar den kostelijken tijd, hun hier
gegeven, goed besteed.
Vele jongelieden, boven de 13 jaren oud, zijn inmiddels wat de
verstandelijke vermogens betreft, ontwikkeld en hebben in het
lezen en schrijven goed aangewonnen.
Op de scholen was alles gezond, onderwijzers en leerlingen, De
schoolkinderen zien er overal goed uit, zelfs de zogenaamde
zwakken en kleinen aan het 1e Gesticht, welke sedert
verleden jaar veel zijn bijgekomen.
In die zaal zijn nogal vele kleinen, doch er is in den afgeloopen
winter geen school gehouden, eerst om de koude en voorts bij
mangel van eenen daartoe geschikten onderwijzer.
Het is bekend, dat de 2e onderwijzer P. van der Koogh in
de maand January provisioneel naar Wilemsoord is overgegaan, en
hier alzoo een belangrijk persoon bij het onderwijs ontbrak.
In de beide overige zalen, alwaar de overige kleinen zijn, die op
de scholen niet geborgen kunnen worden, is schoolgehouden ter
veraangenaming en tot nut der lieve kleinen.
Alzoo is er aan het 1e Gesticht op vijf plaatsen wederom
schoolgehouden, terwijl de 6e zulks van nu af aan insgelijks
vordert en wel op onderscheidene uren van den dag, daar ook de
etenstijden, hier anders dan in de overige zalen plaats heeft,
gesteld zijn.
Bij eene volgende overplaatsing van Meijer naar herwaarts,
die in het begin dezer week plaatsheeft, zal de betrekking van 2e
onderwijzer wederom vervuld zijn, en dan kan ook op de 6e plaats
eenig onderwijs gegeven worden, altijd geevenredigd naar de plaats
en personen; over welke hier te beschikken is; doch hetwelk nog
verbeterd kan worden bij de wederaanvulling van eenen 2e
boventalligen ondermeester.
In de maand December 1833, toen er zoveel kleine en zwakke
kinderen in de zalen moesten blijven heeft UEdgestr ons op de
plaats zelve, twee jongens, in bezoldiging gelijkstaande met den
jongsten of 5e ondermeester toegestaan; om die kleinen in de zalen
bezig te houden en te onderwijzen, gelijk zulks blijkt uit mijn
verslag van 11 December 1833, in welk zaalonderwijs van die tijd
aan is voortgezet.
Thans is hier aan dit Gesticht slechts een boventallige
ondermeester. De Heer Poelman zoude gaarne zien, en ik kan mij
daarmede wel vereenigen, dat Den Belder, die slechts een
arm heeft, goed lezen en schrijven kan, en hier vroeger ook op de
school geholpen heeft, tot de 2e boventallige ondermeester
toegelaten wierd.
Aan dit Gesticht heb ik al de dagscholieren van 13 tot 15 jaren
oud, ten getale van 82, hoofd voor hoofd onderzocht en bevonden
dat er van de 28, die nog van de opname van November 1836
overgebleven waren, wederom 7 tot de avondschool kunnen overgaan,
terwijl er van de naderhand, tengevolge het later Besluit van de
Permanente Commissie daarbij gekomen 54 slechts 6 zoover gevorderd
zijn.
De meeste zijn dan ook nog kinderen, worden in de zalen onderwezen
en zijn ongeschikt voor eenige veldarbeid. Een getal van 72
jongelieden van 16 jaren oud en daarboven heeft, in
tegenwoordigheid van den Adjunct-Directeur Poelman, voldoende
bewijzen gegeven van genoegzaam onderwezen te zijn; deze zijn
alzoo van den school ontslagen geworden.
Aan het 2e Gesticht zijn dezen winter wederom twee
avondscholen gehouden, dat nu, met het aankomende landwerk, had
opgehouden, en met genoegen heb ik opgemerkt, dat het alle avond
schoolgaan der jongelieden, daar zij toch in geenen deele iets
verzuimen, nuttig en voordeelig is. De avondscholieren hebben hier
groote vorderingen gemaakt, inzonderheid het praktisch rekenen.
Het onderwijs der dagschool is hier in goeden staat, en de
afwezend blijvende zijn, behalve die welke ongesteld zijn, weinig
in getal. De boventallige ondermeester Morrees, die U
Edelgestrenge ons heeft aanbevolen, was een tijdlang ziek geweest,
en zijne gemaakte vorderingen, in het vak van onderwijs, zijn
alzoo van dezen winter gering.
Heijvaart, de 1e ondermeester en ook de beide andere maken
het goed. Hier is een getal van 12 jongelieden in tegenwoordigheid
van den Adjunct-Directeur Kluvers onderzocht, en daartoe bekwaam
bevonden worden, van de avondschool ontslagen, 6 zijn er
achtergebleven, geen ontslag verlangende, en dit heeft zich alleen
bepaald tot de jongelieden der huisgezinnen, de jonge binnen
Kolonisten wil, en mag Flierman behouden.
Het schoolonderwijs bij het 3e Gesticht heeft in alles
ongehinderd kunnen voortgaan; alleenlijk vreest men hier den
bekwamen ondermeester H. van Lith, als milicien, dit
voorjaar te zullen verliezen.
Wegens de meerdere ruimte in de schoolvertrekken hebben hier dezen
winter nog meer bejaarde achterlijken op de dagschool geplaatst
kunnen worden dan aan het 1e Gesticht, hetwelk hier van groot nut
is geweest. Het getal achterlijken van 13 tot 15 jaren blijft hier
nu zeer gering.
De onderwijzer Schuurmans heeft zich in de afgeloopen
winter des avonds veel bezig gehouden met zijnen leerlingen het
noodige begrip van de rekenkunde te geven, vooral van het uit het
hoofd rekenen voorzooverre zulks in het dagelijksche leven, en in
de kring waarin onze scholieren zeer waarschijnlijk
geplaatst zullen worden, noodig is, en dit heeft heel goede
gevolgen gehad.
Een aantal van 66 jongelieden, allen boven de 16 jaren oud, zijn
in tegenwoordigheid van den Adjunct-Directeur Drijber van hunne
verpligting tot schoolgaan ontslagen geworden. Veel meer zouden er
geweest zijn, zoo men zich tot jonger scholieren had kunnen en
willen bepalen, doch dat uit vrees voor het achteruitleren niet
geschied is.
Terwijl wij nu te Veenhuizen een getal van 150 jongelieden
van de school hebben vrijgesteld en die, wat het onderwijs
betreft, nu aan henzelve worden overgelaten, of schoon sommigen
nog eenige jaren in de Kolonien verblijven, is het mij voorgekomen
de vrijheid te hebben en verpligt te zijn UEdgestr iets in
overweging te geven, dat het vervliegen van het op de school
geleerde zoude kunnen voorkomen, en hetwelk met zeer weinig moeite
en kosten tot stand kan worden gebragt, ik heb de eer dat hier op
te geven.
De Maatschappij tot Nut van het Algemeen heeft een werkje
uiteggeven, getiteld: “Willem en Maria”, bevattende de
grondwaarden van de natuurlijke en van de Christelijke Godsdienst
in 2 stukjes, zijnde een schoolboek dat aan het 1e Gesticht in
gebruik is, en ieder stukje, bij getallen, 21 centen kost,
nog twee andere werkjes: een Bijbelsche geschiedenis en korte
uittreksels uit merkwaardige land- en zeereizen, beide
schoolboeken en van gelijken prijze (het laatstgenoemde alleen
voor jongens)
kon het nu worden toegestaan, dat aan de jongelieden, die hun
ontslag van de school krijgen, ieder een dezer werkjes, bv voor 4
weken ter lezing werd gegeven en werden dan de onderwijzers
uitgenodigd, om al van de school ontslagene, om die vier weken
eens, bepaaldelijk des zondagsavonds in de school te nemen, en het
onderwijs van dezen bij te houden, dit zoude een drievoudig nut
aanbrengen:
In de kantlijn door van Wolda toegevoegd: De
aanneming van het voorstel zal hoogst aangenaam zijn aan G.
Ruiterschild temeer daar in het vorig jaar de kosten der
schoolbehoeften zeer matig waren en geene zeer grote verhoging zal
ontstaan.
Het op de school geleerde zoude niet verloren gaan, het lezen
dezer stichtelijke werkjes zoude hunne verstand nog met nuttige
kundigheden vermeerderen, de allerkostelijkste tijd zoude goed
besteed zijn, terwijl dit geheel ook op de overige bevolking
voordeelig zoude werken.
Mogt er zwarigheid gelegen zijn in het zamenkomen der jongens en
meisjes, in de school, dan zoude dit ook zeer wel om de twee
maanden kunnen geschieden, den laatsten zondag in den maand de
jongens, en op dien van de volgende de meisjes.
’t Is waar, de onderwijzers zouden dan om den vierden zondag eenen
avond verbonden zijn, dat echter geheel niet te vergelijken is met
dit werk. De kosten welke dit veroorzaaken zoude, zullen zeer
weinige zijn: en dienden dan van die schoolboeken, bij ieder
Gesticht, een wat grooter getal aanwezig te zijn, en bij ontslag
uit de Kolonien dienden de Heeren Adjunct-Directeurs zulks den
onderwijzer vooraf te verwittigen, opdat van deze schoolboeken
konden worden teruggenomen.
Wordt dit voorstel niet van de hand gewezen, waarom ik
eerbiediglijk verzoek, en hadden we het voorregt dat de
Hoofdonderwijzers benevens de Heeren Adjunct-Directeurs daartoe
bij eerstvolgend gelegenheid door het geachte Medelid van de
Permanente Commissie, den Weleerwaarde Zeer Geleerde Heer
G.Ruiterschild, mondelijk wierden uitgenodigd, ik zoude van die
maatregel veel heil en zegen wachten.
Vervolgens heb ik ook in het laatst der maand in tegenwoordigheid
van den Adjunct-Directeur Hulst, ontslag van den school
verleend in de gewone Kolonien. Tot het voorafgaande onderzoek
zijn tevens opgeroepen die jongelieden, welke verleden jaar
voorwaardelijk van hunne verpligting tot schoolgaan zijn ontslagen
geworden, om te onderzoeken of deze het op den school geleerde
behoorlijk hadden onderhouden, dan wel vergeten (wij
veronderstellen dat bij de huisgezinnen de noodige boeken
voorhanden zijn; bij den Protestanten den Bijbel en bij de
Rooms-Catholieken het kerkboek of iets anders).
Bij het onderzoek is gebleken dat van die van 1837 wederom opnieuw
tot de avondschool hebben moeten verpligt worden: van de
leerlingen van de vier scholen te Frederiksoord acht, en van die
te Willemsoord 5 en drie, die afwezig zijn gebleven; alzoo ook
acht, tezamen 16, terwijl er voor dezen jare insgelijks
voorwaardelijk voor een jaar van de scholen zijn ontslagen
geworden, de navolgende getallen avondscholieren;
School van Aukes: onderzocht 24 ontslagen 17
School van Uhl: onderzocht 32 ontslagen 21
School van Meijer: onderzocht 15 ontslagen 11
School van Was: onderzocht 4 ontslagen 4
School van v.d. Koogh: onderzocht 39 ontslagen 20
School van De Nekker: onderzocht 7 ontslagen 4
Tezamen: onderzocht 121 ontslagen 77
De Adjunct-Directeur voor het onderwijs, J.H. van Wolda.