Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





Jaarverslag over het koloniale onderwijs in 1836, 7 februari 1837: Met de letterkast van Dellebarre is ook de school van Veenhuizen-3 geheel naar de nieuwe leerwijze ingerigt

In zijn jaarverslag over 1836 staat Van Wolda eerst stil bij het overlijden van het lid der permanente commissie Johannes Sluiter. Hij noemt de verbeteringen aan de bijscholen in Wilhelminaoord, maar enkele onderwijzers 'gingen tot voordeeliger betrekkingen buiten de Kolonien over'. wat wordt opgelost met veel intern geschuif.
Verder over het naleven van de schoolplicht, dat er in het voorjaar van de verpligting tot schoolgaan ontslagen geworden zijn een aantal van 175 jongelieden, over de achterlijken van 12-15 jaar, over de onderwijzersgezelschappen. Daarna loopt hij alle scholen langs, waarbij hij blijft hameren op de geringe beschikbaarheid van de hoofdschool in Wilhelminaoord. Verder héél veel complimenten voor de onderwijzers. En de letterkast van Dellebarre is nu ook in het derde gesticht.

Wateren, den 7 February 1837

Ingevolge aanschrijving van den Heer Directeur der Kolonien, heb ik de eer U Edelgestrengen verslag te doen van den Staat der scholen en van het Schoolonderwijs in de Kolonien der Maatschappij van Weldadigheid over het afgeloopen jaar.

Dat jaar, en hiermede zij het mij vergund te beginnen, was voor het schoolonderwijs der Kolonien in een opzigt allertreurigst, aangezien het den man verloor, die sedert vele jaren in elke school zoo graag gezien, als hoog geschat werd, en voor de onderwijzers, doch inzonderheid voor mij zelven, van onberekenbare waarde was; den onvergeetenlijken Christen leeraar, den vriend der armen, J. Sluiter. Wij staren hem weemoedig na en verbeiden nog het ogenblik, wanneer de daardoor ontstane breuk geheeld en het geleden verlies, zoover mogelijk hersteld worde.

Overigens was dit jaar, voor het schoolwezen der Kolonien niet ongunstig, wij genoten vele vooregten, gelijk zulks blijken kan uit het navolgende korte verslag.

De schoolgebouwen en de onderwijzerswoningen zijn behoorlijk in stand gehouden, sommigen hebben nog verbetering ondergaan, zooals de beide nieuwe bijscholen van Kolonie no.2 die, geene zolder hebbende, en derhalve in storm en onweer gevaarlijk voor de kinderen zijnde, aan de binnenzijde van het spantwerk, netjes en hecht met planken afgezet zijn, even zoo goed als een verwulft, en den onderwijzer van Kolonie no.1, die inmiddels trouwde, eenen heel goede woning verschaft is.

Het personeel der hoofdonderwijzers bleef, wat het vroeger was, doch gingen tot voordeeliger betrekkingen buiten de Kolonien over, de 2e onderwijzer van het 1e Gesticht te Veenhuizen, den verdienstelijken jongeling J.J. Witzier en de beide ondermeesters van het 3e Gesticht, Faber en Van Elmpt, welke drie bij het onderwijzersvak gebleven zijn, terwijl nog van den ondermeesters van het 1e Gesticht voor de dienst der Nationale Militie werden opgeroepen de jongelingen Reeman, Labree en Piekee.

In de vacature van de 2e onderwijzer is voorzien door omzetting en overplaatsing onder eigene jonge onderwijzers: de ondermeester van de hoofdschool der Kolonie no.2, de bekwame Daniel Was, heeft de 2e bijschool dier Kolonie bekomen, nadat de onderwijzer derzelve, de geschikte J. Meijer, tot de 1e bijschool dier Kolonien was overgegaan en welke vacant was geworden door de bevordering van P. van der Koogh tot 2e onderwijzer bij het 1e Gesticht te Veenhuizen, terwijl de zoon van den fabrijksbaas Kolkers, vroeger reeds voor het onderwijs geëxamineerd, ondermeester bij Uhl is geworden.

Zoo zijn door het vertrek van eenen, vier jongelingen bevorderd geworden, die het allen even waardig zijn.

De Gestichten no.1 en no.3 konden zich in de behoefte der ondermeesters voorzien. Voor de vertrokkene zijn andere bekwame jongelingen uit de weezen genomen, dezulke, die door bescheidenheid, een goed gedrag en lust voor het schoolonderwijs uitgemunt hadden.
Behalve deze veranderingen, hoedanige er jaarlijks plaats hebben, mag men zich over het behoud der onderwijzers verheugen, wijl in de scholen der Kolonien elke verandering in het personeel der onderwijzers geene verbetering is.


Wat de stof en vorm van het onderwijs in het afgelopen jaar betreft, deze zijn nagenoeg dezelfde gebleven, zich overal regelende naar de behoefte der leerlingen.
Bij het leeren lezen, schrijven en rekenen werd in het oog gehouden, dat dit voornamelijk middelen zijn ter ontwikkeling der verstandelijke en zedelijke vermogens der kinderen.
De schoolboeken wierden met overleg, en zooveel mogelijk naar de vatbaarheid der leerlingen, gekozen, terwijl in alle scholen gebruik werd gemaakt van de werkjes, door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen uitgegeven; voorts eenige van de bekende schrijvers: Niewold, Wester, Anslijn, Van Heijningenbosch, Boeken en meer andere.

De gezondheid der schooljeugd was in het afgelopen jaar zeer gunstig en derzelver gedrag liet weinig te wenschen over. Het geheele getal leerlingen, dat in de verschillende scholen der Kolonien heeft schoolgegaan en hoeveel daarvan tot iedere school behooren, is aangewezen op den lijst sub A hierbij overlegd.

Dit zijn niet de grootste getallen geweest, want op de onderscheiden scholen der gewone Kolonien gingen des winters nog avondscholieren op de dagschool, hetwelk ook aan het 3e Gesticht te Veenhuizen en te Wateren het geval is geweest voor zooverrre er achterlijke scholieren, boven de 12 en 13 jaren oud, aanwezig waren, en die eenigzins van den arbeid gemist konden worden, en in het voorjaar zijn er van de verpligting tot schoolgaan ontslagen geworden, en die derhalve hieronder niet begrepen zijn, een aantal van 175 jongelieden.

Het gezet schoolgaan der kinderen was, gelijk ik daarvan telkens berigt heb gegeven, algemeen vrij goed, nogtans hier en daar verschillend. In de gewonen Kolonien moesten sommige kinderen, voor het koehoeden bestemd, om de buitengewoone droogte van den zomer en de daaropvolgende schraalheid van weide, meer te huis blijven dan de reglementen toestaan; de voormalige 1e Kolonie was daarvan alleen uitgezonderd wijl hier het vee door een algemeenen hoeder gehoed werd.
In den Kolonien was het ook, dat de avondscholieren boven de 16 jaren oud, gedurende de zomermaanden van den school worden vrijgesteld; dat de koehoeders des zomers slechts den halven dag schoolgingen; dat die van 10- 12 jaren tot het pooten en rooijen der aardappelen gebezigd werden, alles overeenkomstig de bestaande reglementen, terwijl de wekelijksche lijsten nogal meenige overtreding aanwezen, hetgeen echter in de laatste maanden des jaars veel verbeterd is.

Bij de groote Gestichten is er steeds de hand aan gehouden; in het laatst des jaars was dit best, terwijl er aan de bedelaarsgestichten altijd het kleinste getal afwezend bleef. De ondervinding van het schoolonderwijs in de Kolonien heeft, van derzelver stichting af, duidelijk doen zien dat de kinderen van 5 of  6- 13 jaren oud, op de dagschool en voorts om den anderen maand op de avondschool gaande, algemeen, genoegzaam onderwijs kunnen erlangen, maar ook tevens dat men, ten beste der kinderen, wanneer die op zekere jaren in de Kolonien aankomen en geen schoolonderwijs hebben genoten, of ook wel om eenige andere huiselijke omstandigheid, van dien regel dient af te wijken; eene afwijking, die altijd noodzakelijk, en hoe kinderlijk ook in eene landbouwende Kolonie, in de gegevene omstandigheden, steeds heilzaam zal zijn.

Het algemeene onderzoek naar de gemaakte vorderingen der leerlingen van 12- 15 jaren, mij door U Edelgeboren in het najaar opgedragen, heeft de uitkomst opgeleverd, dat er van het getal van 3751 scholieren, vermeld op bovengenoemde Staat, een getal van 159 gevonden worden, die om onderscheidene redenen dezen winter van de dagschool gebruik moeten maken, en daarvan voorzeker ook een goed gebruik zullen maken, daar het veel gemakkelijker is dezen te onderwijzen, dan jongelieden van 20 jaren. Hoeveel van dat getal tot elke school behooren is te zien uit den Staat, Sub.Litt.B, hierbij gevoegd, die tevens de getallen aanwijst van de best en goed onderwezen leerlingen.

De schoolonderwijzers gezelschappen in de gewone Kolonien en te Veenhuizen gingen voort alle maanden eens te vergaderen. Bij het eerste kan ik zelf tegenwoordig zijn, de werkzaamheden regelen en over het belang der zaak geduriglijk spreken; terwijl het laatste opgerigt en geleid door de achtingwaardige Predikant Van Rinteln, tot nut van de onderwijzers en verscheidene aankomende ondermeesters in stand wordt gehouden.
Veel goeds is er in die vergaderingen dier onderwijzers gezelschappen gesticht. Er worden onderscheiden opstellen gemaakt, vragen gedaan, over onderwijs en opvoeding met elkanderen gesproken, voorts wordt er gelezen en gezongen en tot onderling nut en genoegen gearbeid.

Na dit een en ander opgegeven te hebben, ga ik over om van elke school in het bijzonder nog iets te zeggen, dat te beschouwen is als een overzigt van het geheel, in korte trekken; begin ik daartoe wederom met:

De gewone Kolonien

Het onderwijs van Aukes, in de school der Kolonie no.1 gegeven, muntte uit in zachtheid en liefde voor de kinderen, op de dagschool, terwijl dat van de avondscholen, sedert het laatst des jaars, aan jongens en meisjes beide, dagelijks doch op onderscheidene uren, gegeven werd.
Dit kon alleen hier geschieden, vanwegen den kleine omvang der Kolonie; op andere scholen zou dat moeijelijk zijn.
De Directeur dezer Kolonie, en de Kolonisten zelve, ouders der kinderen zijnde, zijn over het onderwijs en de wijze, waarop het gegeven werd, zeer tevreden. De onderwijzer had de noodige hulp van zijnen jongere broer Frederik, nog in huis bij zijnen moeder, die weduwe is.

De hoofdonderwijzer van Kolonie no.2, de met lof bekende Uhl, welke in het voorjaar zijnen ondermeester Was, voor betere betrekking zag verplaatsen, had nu de noodige ondersteuning en goede dienst van den bekwamen ondermeester Kolkers.
Beide beijverden zich, om aan hunne verpligting te beantwoorden en hun werk werd gezegend. Dat hier zooveel achterlijke bejaarden zijn, die nog op de dagschool moeten gaan, en meer middelmatig gevorderden dan ergens elders, is voor een gedeelte toe te schrijven aan het veelvuldig gebruik dat de Rooms-Catholieke gemeente van dit gebouw maakt, waarom het nog steeds te wenschen blijft, dat hier eerlang of eene nieuwe Rooms-Catholieke kerk, of eene  nieuwe school gebouwd wierde; dan zoude ook het onderwijs, hier en in alle andere scholen dezer Kolonie des morgens te 9 uren kunnen beginnen.

In de 1e bijschool van deze Kolonie, die steeds in talrijkheid van kinderen aanwint, is J. Meijer op de regte plaats, hij helpt de achterlijken voort en zorgt, bij eenen doelmatige orde, dat de geheele schooljeugd, zoo spoedig mogelijk, op de hoogte der andere gebragt worde.
Beter dan hier is het, ook uit den aard der geschiedenis van beide, met het onderwijs van de 2e bijschool gesteld, sedert het vertrek van Meijer door Was gegeven. Tot deze kleine school behoort geene achterlijke bejaarde, allen lezen en schrijven, naar hunne jaren gerekend, goed.

De hoofdschool van Kolonie no.3 was in menig opzigt de merkwaardigste dezer Kolonien. Daar was het, dat dezelfde onderwijzer 15 jaren lang onafgebroken en steeds met denzelfden ijver bezield, arbeidde; daar was het, en daar is het nog, waar de onderwijzer de achting en het vertrouwen der ouders en kinderen in ruime mate geniet.
Zijn werk is ook niet vruchteloos geweest: er is van zijn onderwijs een goed gebruik gemaakt, ook in het afgeloopen jaar.
De ondermeester ter Hoeven beantwoordt hier aan zijne bestemming, en beide werken eensgezind, onverdroten ter bevordering van het heil hunner leerlingen.
De nijvere Otten is van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de school.

Van veel kleiner omvang was het even belangrijke werk van den onderwijzer De Nekker in de welingerigte bijschool dezer Kolonie. De schooljeugd dier afgelegene buurt, in vroeger jaren minder met goed onderwijs gezegend, en de soort van huisgezinnen hier gevestigd, maken hier een goed schoolonderwijs dubbel noodzakelijk. De Nekker voorziet in die behoefte en verdient alzoo alle aanmoediging.


Volgens ouder gewoonte begeef ik mij, na de korte beschouwing van het schoolonderwijs dezer Kolonien tot dat van het bedelaarsgesticht

De Ommerschans

Het aantal leerlingen dezer school was niet groot, en nog is het onderwijs in het afgeloopen jaar, bij het goede dat daar reeds bestond, eene aanmerkelijke verbetering aangebragt, door eene meer vaste opname der kinderen van de hoevenaars op de school van het Gesticht, die voorheen gedeeltelijk kwamen en gedeeltelijk privaat onderwijs genoten, deze van dien en een ander wederom van genen binnenkolonist, vroeger onderwijzer geweest zijnde.
Die onregelmatigheid, nu weggenomen zijnde, lijdt het geen twijfel of dit is tot voordeel dezer kinderen geschied.
De onderwijzer Hoogstra, daartoe een goede aanleg hebbende, volgt op den dagschool meerendeels de lees-leerwijze van den heer Prinsen; deelt in de algemeene achting der onderwijzers van zijn omtrek, is gaarne in de school en leidde de kinderen op eene gevallige wijze tot het goede op.


Eindelijk mag ik Uw Edelgeborenen aandacht nog kortelijk bezighouden met de beschouwing van het schoolonderwijs der drie Gestichten te

Veenhuizen

Hoewel voor allen arbeid belangrijk, zoo was orde en een goed toezigt over de leerlingen der school van het 1e Gesticht, een noodwendige vereischte. Het groote aantal kinderen der dagschool was dan ook in zooveele afdelingen en onderafdeelingen verdeeld, als de behoefte der leerlingen en het getal ondermeesters noodig en nuttig maakten.
De hoofdonderwijzer Geraets is een ijverig mensch en voor zijne  betrekking berekend. Het gemis van de 2e onderwijzer, den standvastigen Witzier is door de spoedige overplaatsing van den welbekenden van der Koogh, wederom vergoed.

De schoolgebouwen, aanvankelijk te klein, en tot ander einden gebouwd, geene hoogere  plaatsing dan tot 400 kinderen toelatende, hebben derhalve de overige wederom in de zalen moeten gelaten en daar onderwezen worden, dat in de gegeven omstandigheden wel kon, en in 1836 beter was dan vroeger, daar dit onderwijs in de zalen, verre van het toezigt der hoofdonderwijzers verwijderd, door den zeer bekwamen ondermeester Albertsma, in het voorjaar van het 2e Gesticht overgekomen, en nog eenen anderen geschikten jongeling, zeer doelmatig en klassikaal gegeven is.

De onderwijzer zelf kan de drie gewone schoolvertrekken, iederen schooltijd, behoorlijk overzien en nagaan, zorg dragende dat de werkzaamheden geregeld en ten meesten nutte verrigt worden. Hij genoot daar gewigtige diensten van den 2e onderwijzer Van den Koogh, van den 3e Sasburg  en van den ondermeester Vrieze, alle drie voor het onderwijs bekwame jongelingen.
De vorderingen, welke hier in het onderwijs gemaakt zijn, en die ik bij ieder schoolbezoek opmerken kon, zijn gunstig en beantwoorden aan het doel.
De minst gevorderde klasse der avondscholieren ging elken avond school, en vele van dezelve hebben ook goede vorderingen gemaakt.
Behalve het gezang, waarmede iedere schoolles begonnen en geeeindigd wordt, gaven de onderwijzers nog op twee avonden der week nadat de gewone werkzaamheden waren afgeloopen, aan een 40-tal jongelieden bijzonder onderwijs in de zangkunst.

Meer dan het dubbele getal der scholieren van de Ommerschans werd er aan het bedelaarsgesticht no.2 te Veenhuizen gevonden, dat zoo aanzienlijk is vooral door het groote aantal Veteranenkinderen.
De onderwijzer Flierman hoewel niet geheel van huiselijke rampen vrij gebleven, ging ijverig en moedig voort zijnen pligt als hoofdonderwijzer van dit Gesticht te vervullen en, toen daaraan bij het 1e gesticht behoefte was, stond hij zijn oudsten en besten ondermeester, boven reeds genoemd, geredelijk af, om in uitgebreideren kring te arbeiden, kweekte wederom eenen anderen aan, en zorgde op eenen voldoenden wijze, dat de leerlingen zijner school daarbij geene schade leden, gevende nog over als in vroeger jaren, de winters, aan alle leerlingen der avondschool dagelijks onderwijs des avonds van 5 tot 9 uren. Het onderwijs leverde goede uitkomsten op.

Van hooger aanbelang dan aan het 2e gesticht was het schoolonderwijs aan het 3e gesticht, tot welker beschouwing ik overga.
Dat de achterlijkheid der 24 jongens en meisjes, op den staat sub B van dit Gesticht voorkomende, niet ten laste der onderwijzers gebragt kan worden, is op de dagschool gemakkelijk op te maken.
Daar wordt kunstmatig gelezen, goed geschreven, en de overige, voor onze schoolkinderen belangrijke, wetenschappen behoorlijk beoefend.

In het laatst van het jaar is er de letterkast van Dellebarre, met de daarbij behorende tabellen aangeschaft, en hiermede is dan ook deze school geheel naar de nieuwe leerwijze ingerigt. In ieder schoolvertrek was orden en stilte voorbeeldig, en den werkzaamheden werden de gehelen dag door, geregeld en naauwkeurig verrigt.
De 2e onderwijzer Braak en de ondermeester Van Lith, beide voor hunne betrekking zeer bekwame jongelingen, doen den waardigen hoofdonderwijzer Schuurmans groote dienst en volgen hunnen onderwijzer getrouw na.

Des morgens voor 9, geeft de onderwijzer gelegenheid tot oefening in de teekenkunst en van die gelegenheid wordt ook door de ondermeesters en meer anderen, die daartoe de tijd hebben, een nuttig gebruik gemaakt, terwijl er des avonds, na 8 uur, wanneer het gewonen onderwijs afgeloopen is, onderwijs in de muzijk gegeven wordt. Tot welke eene hoogte men het aan de Gestichten no.1 en no.3 in dezen schoonen kunst gebragt heeft, is UEdGeb genoegzaam bekend.


Bij het bovenstaande heb ik nog te voegen dat wij in alle Kolonien welwillende medewerking van den Heer Directeur der Kolonien genoten; dat de onderwijzers zich voorbeeldig gedroegen, hun school werk steeds met gebed en dankzegging begonnen en sloten en gestreefd hebben naar de goedkeuring van God en hun geweten en hiermede zij het mij vergund het schoolonderwijs der kinderen en jongelieden in de Kolonien van Weldadigheid aan Uw Edelgeborene verdere zorg en edele pogingen nederig aan te bevelen.
   
De Adjunct-Directeur voor het schoolonderwijs,
J.H.van Wolda.

NB: Genoemde tabellen en lijsten zaten er niet bij.