Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Wateren den 30 Januarij 1836
De eer hebbende UWEdG. verslag aan te bieden van den staat van het schoolonderwijs, in de kolonien der Maatschappij van Weldadigheid, over het afgeloopene jaar, zal ik mij alleenlijk tot de volgende hoofdzaken te bepalen hebben, als zijnde er telkens van mijn gedane schoolbezoek, gelijk de vroegere jaren plaats had, berigt gegeven.
1. Een algemeen overzigt geven van de geheele zaak,
vooral met betrekking tot de plaats gehad hebbende veranderingen,
en
2. kortelijk stilstaan bij iedere school, en in eenige
trekken derzelver toestand beschouwen.
Voor dat ik met het algemeene overzigt beginne, zij het mij
vergund, hier openlijk te betuigen, ook dit jaar, van den Heer
Direkteur der kolonien die ondersteuning en welwillende
medewerking te hebben genoten, welke de omstandigheid en het
belang der zake, telkens vorderden.
1. De schoolgebouwen zijn dezelfde gebleven, behalve de
vaste bijschool te Willemsoord, die, te klein zijnde, de noodige
vergrooting heeft ondergaan en wanneer men de omzetting van van
der Koogh en ter Hoeven, in het laatst des jaars
door UwEdG bepaald, benevens nog een paar ondermeesters van het 3e
gesticht, die om ontslag van de kolonie als anders, daarvan
uitzondert, dan hebben alle kolonien derzelver eigene onderwijzers
behouden.
Elk bleef in zijne betrekking en arbeidde, hartelijk en ijverig,
op den hem aangewezenen akker, leerde de ware behoeften zijner
kinderen en leerlingen, meer en meer, kennen, genoot zoo veel te
reiner levensvreugde, naar mate hij zag, dat zijn gewigtige werk,
met meerderen zegen bekroond werd.
In elke school werd het geheele jaar door, drie maal des daags
school gehouden; de kinderen, beneden 12 en 13 jaren, welken
ouderdom bij het reglement is aangewezen, gingen gezet op de
dagschool en de overige, boven dien ouderdom, genoten om den
anderen avond onderwijs, met uitzondering alleen van die boven de
16 jaren, in de gewone kolonien, welke, om de bijzondere drukte
der huisgezinnen, in de zomermaanden, daarvan zijn vrijgesteld, en
eenige weinige jonge lieden, bij de gestichten, die er niet hebben
kunnen komen.
Ook is er nog menig jongen en meisje, anders boven de jaren der
dagschool, wier onderwijs vroeger verzuimd was, vooral des
winters, tot het onderwijs der dagschool toegelaten, zoo wel in de
gewone kolonien, als bij de weezengestichten, zelfs bij de
bedelaars was dat niet vreemd.
Ofschoon overigens de gezondheid der jeugd uitmuntend was, moest
in de gewone kolonien sommig huisgezin, daar de Roodvonk
heerschte, om de voortplanting
der ziekte tegen te gaan, zijne kinderen eenigen tijd van de
school terug houden. Ook te Veenhuizen hebben eenige weinige
kinderen aan die ziekte geleden, en alzoo, gedurende dien tijd,
het schoolonderwijs moeten missen. Overigens zijn de scholen wel
bezocht.
Het onderwijzers gezelschap der gewone kolonien ging
voort gezet bij een te komen, en ijverig te werken, de jonge
onderwijzers tot kennis en wetenschap, en vooral tot goed
schoolhouden, de hoofdzaak hunner geheele studie, opleidende,
terwijl dat te Veenhuizen, in het laatst des vorigen jaars, door
de zorg en het beleid van den WelEerw. Heer van Rinteln
gesticht, in vollen stand blijvende, zeker niet nalaten zal,
goede vruchten te geven.
Na dit weinige in het algemeen gezegd te hebben, ga ik over
tot eene nadere beschouwing van iedere school in het
bijzonder, en begin daartoe met de gewone kolonien.
2. In Kol. N.1 gingen de kinderen wederom gaarne
ter school, daar zij in alle opzigten, bij een goed onderwijs,
goede en gepaste teregtwijzing ontvingen, juist naar hunne
kinderlijke behoefte berekend; - de ouders zijn, zoo wel als de
Directie, met de wijze van onderwijs van Aukes, als ook
met de gemaakte vorderingen der leerlingen, best te vreden,
terwijl de avondscholen, door het afgaan van eenige oude en voor
het onderwijs min geschikte leerlingen, van jaar tot jaar
verbeteren en eindelijk die orde en die hoogte beginnen te
bereiken, welke men sints lang gewenscht had.
De hoofdschool van Kol. N.
2, dat in menig opzigt zoo belangrijke gebouw, bevatte ook
dit jaar vele kinderen en de avondschool voor jongens telde het
dubbele getal van die der meisjes. Het is opmerkelijk, dat hier
veel minder groote kinderen schoolgaan, dan in de hoofdschool te
Willemsoord; bijna alle zijn het hier kleine kinderen, die niet
te min zeer ordelijk opgeleid, en overeenkomstig derzelver
vatbaarheid verdeeld, goed onderwezen worden.
De onderwijzer Uhl, hoeveel huisselijke rampen hem ook
troffen, verflaauwde in zijnen arbeid niet, maar ging daarin
moedig voort, en genoot wederom gewigtige diensten van den
ondermeester
Was, die zich wel beijvert en regt te vreden is met,
en dankbaar voor de genoten gratificatie van f. 25,-,
houdende ik mij volkomen verzekerd, dat die som goed besteed is
en voor het onderwijs veelvoudige intrest zal opbrengen.
Minder goed, ja allerminst,
voldeed het onderwijs van den jongeling G. ter Hoeven,
gegeven in de schoone en wel bezochte bijschool der
oostvierdeparten. Welke raadgevingen hij ontving, en hoe
gewillig ook, om die op te volgen, de school bleef achterlijk;
vooral was zulks het geval met de kinderen der dagschool, daar
de avondscholieren, vooral van deze wijk, zich gemakkelijker tot
orde en vlijt lieten opleiden.
Het onderwijs der dagschool altijd hoofdzaak blijvende, verheug
ik mij over de gepaste omzetting van dezen onderwijzer met den
bekwamen jongeling van der Koogh, vast overtuigd, dat
hierdoor ieder hunner beter op zijne plaats is gekomen.
De bevolking der geheele Oostvierdeparten verblijdt zich
aanvankelijk over deze verwisseling en ter Hoeven staat onder
het dagelijksch opzigt van Otten.
Met hoogen lof kan er daarentegen melding worden gemaakt, van het doelmatige onderwijs van Meijer Drees, in de 2e bijschool dier kolonie, waar het geheele aantal schoolpligtigen, 24 en 18, geregeld schoolging en voortreffelijke vorderingen maakte, in het lezen en schrijven. Met groot genoegen kon dat gehoord en gezien worden. Deze jongeling is bevordering waardig, daar hij in staat is, veel meer te doen dan kol. 7: te doen heeft.
Eenige kinderen van kol. N: 2,
en wel van de laatste huizen der westvierdeparten, te ver van de
scholen dier kolonie verwijderd, gingen, met goedvinden der
Directie, school bij den onderwijzer de Nekker te
Willemsoord, die daar nu, na de vertimmering zijner school en
onderwijzers woning, niet alleen goed woont, maar ook in het
verbeterde schoolgebouw, best onderwijs gaf, dat tot alle
genoegen verstrekte, houdende in zijn geheele onderwijs goede
orde en eene gepaste opklimming.
Het eenigst leed, waarover deze onderwijzer zich te beklagen
had, was de belediging, welke hem door de huisvrouw van den
wijkmeester Koppe, ééns zelfs in de tegenwoordigheid der
kinderen, werd aangedaan.
Van grooteren omvang was de
werkkring van den ijverigen Otten, in de hoofdschool van
kolonie N. 3, die, met behulp van den waardigen van der
Koogh, doorgaande, des daags, 150 kinderen onderwees, terwijl
iedere avondschool 100 jongens of ruim 50 meisjes bevatte.
Behalve het gewone schoolonderwijs, dat hier vlijtig en zeer
gepast gegeven wordt, is hier veel werk gemaakt van het
vervaardigen van bijzondere opstellen, vooral van brieven,
rekeningen en quitantien, en dit is niet vruchteloos geschied;
ik zag er zelf gemaakte opstellen, die wel gelezen mogten
worden. v.d. Koogh is met dankbaarheid voor de ontvangen
toelage, die hem zeer te stade kwam, naar de oostvierdeparten
overgegaan, en zeker zullen de leerlingen dier bijschool
ondervinden, dat dit gunstbewijs aan eenen ijverigen en
dankbaren onderwijzer is verstrekt.
Het aantal der schoolpligtige
leerlingen van al de scholen der gewone kolonien, bedroeg, na
het geven van ontslag, dat in de maand April aan 75 avond
scholieren geschied is, de volgende hoeveelheden, als: Dagschool
502, avondsch. jong. 301, id. meisj. 260, tezamen 1063. En
hiervan behooren tot de hoogste klasse 188, (avondsch. jong.)
152, (id. meisj.) 115, (tezamen) 455
Wanneer men hierbij opmerkt: dat deze laatste, uitmakende
nagenoeg de helft van het geheel, met eenige uitzondering alleen
van die der oostvierdeparten, goed kunnen lezen en schrijven, en
min of meer ook met de rekenkunde bekend zijn; dat onder de
dagscholieren, zeer veel kinderen zijn, die pas 5, 6 en 7 jaren
bereiken, en nog een geruimen tijd school kunnen gaan; dat er
onder de avondscholieren zoowel van 13 en 14 jaren gevonden
worden, als dezulke, die na hunnen schooltijd in de kolonien
aangekomen zijn; dat onderscheidene ouders, uit belangstelling
in het onderwijs, gaarne zagen, dat de oudste dagscholieren ook
nog des avonds school gingen;-
dat het vervaardigen van eigen opstellen overal ééns in
de week geschiedde, en eindelijk, dat er in het afgeloopene jaar
spaarzaam met het geven van ontslag, is gehandeld, daar er 24
van de daartoe opgekomene, zijn aangehouden,-
dan meen ik de vrijheid te hebben, UWEdGeb. te mogen betuigen,
dat het schoolonderwijs in deze kolonien, ook nog dit jaar,
aanmerkelijk is vooruitgegaan.
Op de gewone koloniën de Ommerschans volgende, herhaal
ik hier hetgene in mijn laatste berigt van den staat dier
scholen, en het onderwijs aldaar, gezegd is, namelijk, dat daar
het schoolonderwijs eene hoogte heeft bereikt, die het vroeger
niet verkregen had; vooral blijkbaar in het tegenwoordige aantal
kinderen en jonge lieden, die lezen en schrijven kunnen, en
aanvankelijk tot beschaafdheid en goede zeden opgeleid zijn.
De school te Ommerschans was wederom de aangenaamste
verblijfplaats van de kinderen dezer kolonie; elk één bevond er
zich wel, vrolijk dankbaar en wel te vreden; ook het grootste
gedeelte der avondscholieren ging, om den andere avond, met
genoegen, ter school.
Door eene gedurige overplaatsing van hier naar het 2e gesticht,
vooral van kinderen, was er het geheele jaar door, genoegzame
ruimte, om alle leerlingen te plaatsen en dit is ook de reden,
waarom er in het voorjaar geen jonge lieden, van de verpligting
tot schoolgaan, ontslagen zijn geworden.
Ieder deskundige, die deze school, in verband met den vroegeren
toestand der leerlingen, gadeslaat, is over het onderwijs van
Hoogstra voldaan.
De onderwijzer van het 2e gesticht te Veenhuizen
tot welke belangrijke kolonie ik nu overga, bleef zijnen goeden
naam, getrouwelijk handhaven. Hier gingen dagelijks meer dan 200
kinderen van de 231 schoolpligtige ter school, en het getal
leerlingen der beide avondscholen was 148 en 90.
Behalve het lezen, in een goeden toon, duidelijk en vaardig
schrijven en eenig onderwijs in de taal en geschiedenis, werd
hier, met een zeer goed gevolg, meer dan elders, werk gemaakt
van het practisch rekenen, zoo wel op de dag- als avondscholen;
Sommige leerlingen, zelfs van de jonge bedelaars-kolonisten, die
vroeger verzuimd zijn, hebben daarin, ook dit jaar,
voortreffelijke vorderingen gemaakt.
Ik mag hier den ondermeester Albertsma, die de getrouwe
medehelper en ijverige leerling van Flierman blijft, wederom
niet vergeten; deze gedraagt zich, bij voortduring, voorbeeldig
en stelt hooger prijs op- en groot belang in het
welslagen zijner werkzaamheden, en het was noch hem, noch zijnen
vlijtigen onderwijzer te veel, dat zij wederom een tijd lang, 2
maal ’s daags avondschool hielden.
In den zomer gaf Flierman alle morgens, vóór schooltijd,
onderwijs aan zijne ondermeesters, dat, ook op de school, goede
gevolgen heeft.
Van den grootsten omvang was het schoolonderwijs aan de
weezengestichten. In de laatste maanden des jaars bedroeg het
getal der schoolpligtige kinderen van de dagschool, aan het 1e
gesticht 604 en dat der avondscholen, na aftrek der
87 jonge lieden, die in het voorjaar ontslagen zijn geworden,
gezamenlijk nog 490.
De schoolvertrekken, voor al die kinderen, welke gezet twee maal
’s daags onderwijs ontvangen, te klein zijnde, hebben twee
ondermeesters, even als in 1834, de kleinste kinderen,
doorgaande 200, in twee zalen onderwezen. Het onderwijs was, zoo
in de schoolvertrekken als zalen, ordelijk ingerigt:
De ijverige Geraerts, aan het hoofd dezer belangrijke
schoolinrigting geplaatst, deed zijn best, iederen ondermeester
zijnen werkkring naauwkeurig aanwijzende. De vorderingen der
dagscholieren beantwoorden ook zeer wel aan de verwachting,
gelijk zulks straks nader blijken zal.
Tot het onderwijs in de beide
zalen zijn alleenlijk toegelaten, de kleinste en zwakste
kinderen, die, in regen en wind, naauwelijks de school kunnen
bereiken, en hier door de ondermeesters tot orde opgeleid en met
de letters, en het zamenstellen derzelve tot woorden, bekend
gemaakt worden. Kennen ze de gewone spelboekjes, dan worden ze
tot de 3e school bevorderd, zijnde eene overplaatsing, die zeer
aanmoedigend is.
Behalve de nieuw aankomende, die nog achterlijk zijn, worden er
in het 3e schoolvertrek ook alleen jonge kinderen gevonden, die
het zaalonderwijs, in het spellen; voortzetten en met het lezen
en schrijven een aanvang maken. Veel duidelijker nog, dan bij
dit elementair onderwijs, in de zalen en het kleine schooltje,
die telkens weer met nieuwe kleinen aangevuld worden, ziet men
het onderwijs in het 1e en 2e schoolvertrek, met gewenschte
gevolgen bekroond.
Daar wordt verstaanbaar, in een vrij goeden toon, gelezen;
duidelijk en zindelijk geschreven, uit het hoofd en naar
voorschriften; met oordeel, klassikaal, en ook naar zekere
leerboekjes, gerekend; hebben de kinderen van spel- en taalkunde
het noodige begrip; is de geschiedenis (bijbelsche en
vaderlandsche) waartoe de schoolboeken gepaste aanleiding geven,
benevens het belangrijkste der aardrijkskunde, vooral van ons
vaderland, tamelijk bekend, en het gezang aangenaam.
Het onderwijs der avondscholen was aanmerkelijk meer, dan behoud
van het vroeger geleerde: de meeste jongens en meisjes, het ware
belang van het schoolonderwijs beseffende, maakten aanzienlijke
vorderingen, vooral in het lezen, dat boven alles gesteld wordt,
en de beginselen van het schrijven, en deze gedroegen zich
lofwaardig, terwijl een veel kleiner aantal, inzonderheid van de
vroeger verwaarloosde, die zich het schoolonderwijs ontkomen
waren, met minder vrucht de school hebben bezocht.
Zij, die het verst ten achteren waren, hebben, alle avonden,
onderwijs ontvangen.
Aan dit gesticht bestond nog
steeds het bezwaar van de opneming op school van alle aankomende
kinderen, dat hier den bloei van het schoolonderwijs zeker nog
eenigermate in den weg staat, maar hetwelk minder gevoeld werd
aan het 3e gesticht, tot hetwelk ik met genoegen
overga, wijl er het onderwijs heerlijke voortgangen maakte.
De lijsten der schoolpligtigen bedroegen bij het einde des
jaars, 362 kinderen en 486 jonge lieden, na dat van de laatste,
in het verleden voorjaar, 124, van hunne verpligting tot
schoolgaan, zijn vrij gesteld geworden.
Behalve die schoolkinderen, werd hier ook een aanmerkelijk getal
mingeoefenden, boven de 13 jaren oud, die vroeger
gebrekkig of geen onderwijs genoten hadden, tot het onderwijs
der dagschool toegelaten. Voor dezulke was het 3e schoolvertrek,
gedurende de wintermaanden, geheel afgezonderd, en was derzelver
hoofdbezigheid spellen en lezen leeren, onder het toezigt en de
goede leiding van den 2e onderwijzer. De kleinste kinderen zijn
in het 2e schoolvertrek geplaatst, en worden daar op eene
aangename en zeer doelmatige wijze, met nuttige dingen,
betreffende het aanvankelijke onderwijs, bezig gehouden, terwijl
de overige, 150 in getal, onder het opzigt en mede onderwijs van
den waardigen Schuurmans, in alle belangrijke zaken en
wetenschappen, onderwijs ontvingen. Zoo ergens elders, dan is
hier het schoolonderwijs in het afgeloopene jaar, nog tot een
hoogeren trap van volkomenheid gebragt, dan eenig voorgaand
plaats had.
Er wordt voortreffelijk gelezen, eene heel goede hand
geschreven, en al de overige schoolwetenschappen, die voor onze
kinderen van belang geacht kunnen worden, zijn er met het beste
gevolg, en ten genoegen der geheeler bevolking, onderwezen.
Boven alles nog munt hier uit het gezang en de muzijk, die er
beide bloeijen.
Eindelijk is mij nog overgebleven, UWEdGeb bij het vorenstaande,
de getuigenis te geven, dat alle onderwijzers, die zich, ook in
het afgeloopene jaar, voorbeeldig gedroegen, hunnen leerlingen,
groot en klein, ieder naar deszelfs vatbaarheid, bij elke
gepaste gelegenheid, met God en den Heer Jezus hebben bekend
gemaakt, dat zij hun gewigtige werk altijd met gebed en
dankzegging begonnen en geëindigd hebben, zeer wel bewust, dat
zij op allen arbeid den zegen des Heeren behoeven.
En hiermede zij de zaak van het schoolonderwijs der kolonien aan
UWEdG. voortdurende zorg aanbevolen, door hem, die gaarne met
hoogachting is,
UWEdGeb. gehoorz. dienaar,
De Adj. Direkteur voor het schoolonderwijs
J. H. van Wolda