Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Opvallend in de brief is dat de directeur zich ook een oordeel aanmatigt over de onderwijskwaliteiten van Stephanus Molewijk. Dat moet die niet doen, daar moet die afblijven, dat moet die overlaten aan de adjunct-directeur voor het onderwijs Jan Hessels van Wolda. Die heeft tot nu toe geen kwaad woord daarover gezegd. Maar toch...
Frederiksoord, 8 maart 1832
Bij het gemis van de noodige bekwaamheid tot schoolonderwijzer van S. Molewijk, heeft deze, onder meer andere, nog het gebrek dat hij van tijd tot tijd zich in sterken drank te buiten gaat, althans zich in dit opzigt niet gedraagt, als iemand van zijn beroep inzonderheit betaamt.
Zoo heeft hij laatst met zijnen ouden vader, die, gelijk hij zegt, hem daartoe gewoonlijk zoude verleiden, in eene kroeg, bij Ekkelboom, zich allezins onbetamelijk gedragen, zoodat er twist en vechterij heeft plaats gehad; waarvan ik UwEdG. de bijzonderheden maar besparen zal.
Den ouden Molewijk zal ik eene ernstige vermaning geven, hem onder het oog brengende van voor den Raad van Tucht te zullen worden teregtgesteld, bij aldien hij zich voortaan niet beter gedraagt.
Omtrent den schoolonderwijzer ben ik, met den Adjunct-Directeur voor het Onderwijs, van gevoelen, dat hem zijnen post moet worden ontnomen.
Evenwel verdienen zijne vrouw en kinderen het meest mogelijke mededogen en zou Molewijk misschien voor de betrekking van zaalopziener bij een bedelaars-gesticht (daar zijne vrouw de activiteit eener zaalopzienersvrouw bij een kindergesticht ten eenenmale mist) geschikt wezen of kunnen worden; althans zou zijne overplaatsing als zoodanig, mijns inziens, het eenigste middel wezen, om hem uit zijne tegenwoordige betrekking te ontslaan, zonder hem tevens aan het gebrek overtelaten.
Daar, nu, zijne plaatsing als zaalopziener eene bevordering zijn zou, welke hij eigenlijk niet verdiend heeft, zou men hem eenigen tijd op de proef kunnen aanstellen, op zijn tegenwoordig salaris, totdat hij getoond heeft voor dezen post inderdaad geschikt te wezen, waarbij hem nog zou kunnen worden aangezegd, dat hij, niet zoodanig bevonden wordende, geheel uit de dienst der Maatschappij zal moeten worden o0ntslagen.
De plaats, welke voor hem open zijn zou, is die in vervanging van Mensing te Ommerschans, alzoo de veteraan Elbers, om zijnen vrouws wille, die te zeer aan hare moeder gehecht is om Veenhuizen te verlaten, voor zijne voordragt in die betrekking,welke ik de eer had te doen bij missive van den 27 February N342, heeft bedankt.
Molewijk zou door de Nekker, die op den duur wel voldoet, kunnen worden vervangen, en voor de school van Doldersum een van de ondermeesters of van de kweekelingen te Wateren kunnen worden genomen, waaromtrent ik UwEdG dan nader de voordragt doen zoude.
Ik heb de eer UwEdG een en ander in bedenking te geven, mijn oordeel ten deze gaarna voor beter overgevende.
De Directeur der Koloniën
J. van Konijnenburg
De permanente commissie besluit op 15 maart 1832, invnr 112 scan
125. de brief in handen te stellen van haar medelid van de
permanente commissie dominee Johannes Sluiter uit Den Haag. Die
komt daarop met een notitie, invnr 112 scan 126:
Molewijk kan als schoolonderwijzer niet blijven fungeren, in welke betrekking hij buitendien weinig voldeed.
Ik heb niets tegen zijne vervanging door de Nekker.
Kon Molewijk in eenige andere betrekking beproefd worden, daar het voorstel omtrent zijne plaatsing te O.S. vervalt, het zou mij tot genoegen zijn, daar de man met zijn gezin anders verloren is.
Waarom de betrekking als zaalopziener vervallen is, weet ik niet.
Maar er moet dus iets anders gevonden worden. Het typeert
duidelijk de rangschikking onder kolonisten en ook in de koloniale
scholen, dat iemand die geen gewone kolonistenkinderen les mag
geven, wel bedelaarskinderen mag onderwijzen !!
Daarover is blijkbaar al gesproken en op 14 mei 1832
schrijft de directeur der koloniën erover in een brief met nummer
N916, invnr 125:
Frederiksoord, den 14 Mei 1832
Na hierover met den adjunct Directeur voor het onderwijs te hebben geraadpleegt, heb ik de eer UwEG. te kennen te geven, dat er aan mijne zijde geene bedenkingen bestaan tegen het in dienst behouden van den bijschoolhouder S. Molewijk, als ondermeester te Ommerschans; kunnende hem, uit hoofde zijner ongeschiktheid en wangedrag, niet langer de bijschool in de 2e wijk van Kolonie N 2 worden gelaten.
Gelijk ik UwEG medelid den Weleerw: heer Sluiter, reeds mondeling heb te kennen gegeven, is er alleen dit tegen, dat er thans ook onder de kolonisten te Ommerschans, zoo geen twee, althans één wordt gevonden, die in het vak van onderwijs is werkzaam geweest en welke voor hetzelve zoo mogelijk te behouden, welligt het eenige middel is, om hem eenmaal aan zich zelven en de maatschappij weer te geven; doch men zal nader kunnen zien, of althans niet één der twee, welke het minst tot andere werkzaamheden geschikt is, nuttig in de school zijn kan.
Dien ten gevolge draag ik UwEG verder voor, tot opvolger van S. Molewijk de bijschoolhouder van de 3e wijk, Doldersum, met name H. de Nekker als voor een talrijker school geschikt zijnde en die zich overigens zeer wel gedraagt; kunnende in de plaats van H. de Nekker optreden de kweekeling Daniël Wasch, van Wateren, oud 19 jaren, een zedig, ijverig en genoegzaam bekwaam jongeling, aan wien echter met het uitzigt op het volle traktement, in geval hij nader blijkt te voldoen, voor eerst slechts ƒ 3.- 's weeks, zou behoeven te worden toegelegd.
De direkteur de Koloniën
J.Van Konijnenburg
Het schooltje in Doldersum, waar later nieuwbouw plaats vindt die
er heden ten dage nog staat, is maar klein, terwijl de andere
bijschool in de tweede wijk, vaak aangeduid als de bijschool in de
Vierdeparten, best groot is.
Over Hendrik de Nekker gaat deze
pagina.
Daniel Wasch of Was is een wees uit Veenhuizen die te Wateren is
opgeleid tot onderwijzer, zie hier.
De permanente commissie schrijft op de brief '26 Mei 1832
N42 in advies', wat inhoudt dat ze er dan niets mee doen, en
'Nader 8 junij N41'.
Op 8 juni 1832 onder agendapunt N41 wordt dan het
volgende besloten, invnr 401 (daarvan zijn geen scans):
's Gravenhage, den 8 junij 1832
DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID.
Nader gelet op de sub 26 Mei ll N42 in advies gehouden missive van den Directeur der kolonien van den 14 bevorens N916
Als mede op eene andere van den 8 Maart ll N435 daar hij zich beklagende over het gedrag van den onderwijzer S. Molewijk van de 2e wijk van kolonie N 2 en uit hoofde van
deszelfs ongeschiktheid & wangedrag in overweging gevende om hem
het beheer der school te ontnemen,
Gehoord het advies van haar medelid J. Sluiter ten gevolge van het Commissie.... van 15 Maart ll N5
En in aanmerking nemende dat voornoemde onderwijzer niet langer het vertrouwen der P.C. verdient, doch willende tevens eene proeve nemen in hoeverre zijn gedrag voor verbetering vatbaar is
Besluit
Art 1
De Bijschoolhouder S. Molewijk van de 2e wijk van Kolonie N 2 wordt als zoodanig ontslagen en benoemd tot ondermeester aan de Ommerschans op de bezoldiging van
ƒ 104- 's jaars.
Bij goed gedrag wordt hem de verdere welwillendheid der P.C. toegezegd
Art 2
Tot onderwijzer in den Bijschool van de 2e wijk van Kol.2 wordt benoemd, H. de Nekker thans onderwijzer in de bijschool te Doldersum en zulks op het thans genoten wordende tractement
Art 3
De kweekeling D. Wasch van Wateren wordt benoemd tot ondermeester op het tractement van ƒ 104 's jaars. Hij zal in die betrekking ad interim waarnemen de bijschool te Doldersum met uitzigt om bij de definitieve vervulling van den post in aanmerking te worden genomen, wanneer hij voldoende blijken van bekwaamheid en goed gedrag zal hebben gegeven
Art 4
Na verloop van drie maanden zal door de directeur der kolonien eene voordragt worden gedaan tot vervulling van de vacante onderwijzersplaats te Doldersum
Er zal afschrift dezes worden gezonden aan de Directeur voornoemd ter uitvoering zullende een ander afschrift worden medegedeeld aan den Verificateur ter informatie
In het mapje '1832' van de personeelsregisters met invnr 1007
(daarvan zijn geen scans) staat inderdaad S. Molewijk als
ondermeester voor 104 gulden per jaar. Maar de naam is doorgekrast
en volgens folio 7 van het personeelregister met invnr 997 loopt
hij 3 september 1832 weg en wordt hij beschouwd als te zijn
ontslagen. Hij leeft in armoede tot hij zijn vader kan opvolgen
als vrije kolonist. De rest van zijn koloniale carrière staat op deze pagina.