Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Het wordt verder uit het lood getrokken doordat de permanente commissie af en toe een individuele onderwijzer wil belonen met een extra toelage. September 1826 wijst Jan Hessels van Wolda erop dat het loongebouw onoverzichtelijk is. En er zijn een aantal meesters 'wier traktement eenige verhooging noodig hebben'. Uit zijn overzicht blijken er op dat moment de volgende jaarlonen in guldens te zijn:
Hoofdonderwijzer
2e gesticht VH, Martinus Uhl |
182 |
Hoofdonderwijzer 3e
gesticht, Albert Schuurman (NB: 3e gesticht staat op dit
moment nog grotendeels leeg) |
234 |
Hoofdonderwijzer
Ommerschans, Haijo Hoogstra |
312 |
Hoofdonderwijzers kol 1,
Jacob Cornelis Mulder, en kol 3, Harm Berends Otten |
286 |
Hoofdonderwijzer kol 2,
Jacob Remmelts Booij |
312 |
Bijschoolhouders kol 2
(Oostvierdeparten), Hendrik de Nekker, en kol 3 (Steggerda),
Stephanus Molewijk |
182 |
Ondermeesters kol 1, Gerrit Muijen, kol 2, Dirk Smith, en kol 3, Pieter van der Koogh | 78 |
Wat de hoofdonderwijzer van het 1e gesticht VH verdient, Harmen
Abel Zwarts, staat er niet bij. Volgens mij 390 gulden per jaar.
De bedragen zijn geen ronde getallen, omdat er uitgegaan wordt van
weeklonen (deel elk bedrag door 52).
Er komt er een eind aan de wisselende indelingen door de
'Verordeningen nopens het schoolonderwijs' van 12 december 1827,
die per 01-01-1828 in
werking tredem. De verordeningen worden beschreven in De
strafkolonie blz. 60-61 en de volledige tekst ervan staat hier. Het levert de
navolgende classificatie van onderwijzend personeel, met in de
laatste kolom het bijbehorende jaarloon.
1e klasse |
Hoofdonderwijzers scholen voor wezen
in het 1e en 3e Gesticht te Veenhuizen |
400 |
2e klasse |
Hoofdonderwijzers scholen
Frederiksoord, Wilhelminaoord, Willemsoord, Ommerschans en
2e Gesticht te Veenhuizen |
350 |
3e klasse |
Tweede onderwijzer school
voor wezen 1e Gesticht Veenhuizen |
250 |
4e klasse |
Bijschoolhouders
Doldersum, Oostvierdeparten en Willemsoord-Steggerda |
200 |
5e klasse |
Ondermeesters die vrije
voeding en inwoning krijgen |
52 |
5e klasse | Ondermeesters die kostgeld moeten betalen |
104 |
Of het ermee te maken heeft is onbekend, maar kort hierop neemt meester Booij van Wilhelminaoord ontslag en vertrekt hij naar Groningen. En ook daarna wordt er af en toe melding gemaakt van onderwijskrachten die ‘over gingen tot voordeeliger betrekkingen buiten de Kolonien’.
Het volgende besluit is van 27 augustus 1832 en staat hier. De hoofdonderwijzer
van Frederiksoord gaat er 50 gulden op achteruit, maar de
bijschoolhouder van Willemsoord-Steggerda 100 gulden op vooruit,
wat niet onlogisch is gezien de leerlingaantallen. Dat argument
geldt ook voor de andere wijzigingen:
1e klasse |
Hoofdonderwijzers
scholen
voor wezen in het 1e en 3e Gesticht te Veenhuizen |
400 |
2e klasse |
Hoofdonderwijzers scholen
Wilhelminaoord, Willemsoord, Ommerschans en 2e Gesticht te
Veenhuizen |
350 |
3e klasse |
Hoofdonderwijzer school Frederiksoord en
bijschool Willemsoord-Steggerda |
300 |
4e klasse |
Tweede onderwijzers
scholen voor wezen 1e en 3e Gesticht Veenhuizen |
250 |
5e klasse |
Bijschoolhouder
Oostvierdeparten |
200 |
6e klasse |
Bijschoolhouder Doldersum
en 3e onderwijzer bij het 1e gesticht te Veenhuizen |
150 |
7e klasse |
Ondermeesters die vrije
voeding en inwoning krijgen |
52 |
7e klasse | Ondermeesters die kostgeld moeten betalen |
104 |
Verder wordt opgemerkt dat alleen aan de onderwijzers van de
vier eerste klassen het genot van vrije woning wordt toegestaan.
Voor de andere niet en daarom kunnen die functies alleen door
ongehuwde personen vervuld worden.
Naar aanleiding van een voorstel van Jan Hessels van Wolda
besluit de permanente commissie op 24 juli 1837 het loon
van de onderwijzers van de eerste klasse te verhogen van 400 naar
450 gulden en dat van de onderwijzers van de tweede klasse van 350
naar 375 gulden. De rest blijft gelijk.
Bij besluit van 21 oktober 1850 wordt bepaald dat de
school van kolonie 1, Frederiksoord, en haar onderwijzer, overgaan
van de 3de klasse naar de 2de klasse.