Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Mijne Heeren, Leden van de Permanente Kommissie der Maatschappij
van Weldadigheid!
Bij den afloop van eenen gewigtigen jaarkring, heb ik wederom de eer en het genoegen, U Hoog-Edel Gestr. het volgende rapport, betrekkelijk den toestand van het Schoolonderwijs, in de Koloniën der Maatschappij aan te bieden.
Hetzij mij vergund, de vorderingen, die het onderwijs, gedurende het afgeloopen jaar maakte, met alle bescheidenheid en tevens met vrijmoedigheid op te geven.
De verstandelijke en zedelijke opvoeding van de door de Maatschappij beweldadigde kinderen en jongelieden werd ook dit jaar ten hoofddoel gesteld, en zulks met een te gunstiger gevolg, daar de koloniale inrigtingen het voordeel bezitten, dat de kinderen van jongs af aan, door het verrigten van eenen, aan hunne krachten geëvenredigden, arbeid, in zuivere lucht, ten aanzien der gezondheid en physieke krachten, beter ligchamelijk worden opgevoed, dan wel immer menschelijke kunst zal vermogen.
Met den schoonen blos der gezondheid op hunne aangezigten,
begaven zich, althans de kinderen, gedurende, het maatschappelijk
jaar, dagelijks ter school, bezochten dezelve bij aanhoudenheid
vlijtig, en zoo er onder de Kolonisten al een huisgezin gevonden
werd, dat, bij gebrek aan belangstelling in het onderwijs der
kinderen, hierin nalatig toonde te zijn, dan werd hetzelve, door
de oordeel- en menschkundige maatregelen der Direktie, daartoe
aangehouden, hetgene echter in zeldzame gevallen noodig was,
vermits de hoofden der huisgezinnen, ouders of huisverzorgers, van
jaar tot jaar, bij het toenemen in meerdere beschaafdheid, ook
meer belang stellen in het heil en het geluk hunner kinderen.
Immers kan hiervoor ten bewijze strekken, dat vele ouders, zelfs
ook huisverzorgers, inzonderheid des winters in de vrije Koloniën,
zoo veel de landelijke en huisselijke aangelegenheden dit
toelieten, de kinderen twee malen des daags ter school zonden,
terwijl voor het ter school komen der Weezen, aan de groote
Etablissementen door de Zaalopzieners gezorgd werd.
Naar mate de Koloniën zich verder uitbreiden, erlangt ook het
Schoolonderwijs eene meerdere uitgestrektheid.
In de voormalige vierde Kolonie, de eenigste uithoek in de vrije
Koloniën, alwaar de kinderen, vooral de kleine te ver van eene
hoofdschool verwijderd waren, is eene bijschool opgerigt, en door
de gedeeltelijke bevolking der 2e en 3e Etablisfementen te
Veenhuizen, is er ook voor het Schoolonderwijs in die gestichten
gezorgd.
Alzoo is het aantal Scholen in.de stichtingen der Maatschappij
reeds tot negen gebragt.
In dezelve werden, gedurende het gemelde jaar, leerlingen van
verschillenden ouderdom, op eene eenvoudige en bevattelijke wijze
onderwezen in die wetenschappen en kundigheden, welke hun, in
hunnen verdergevorderden leeftijd, dienstig en nuttig zullen zijn,
terwijl dit onderwijs altoos zoo gewijzigd werd, naar de
verschillende behoeften der leerlingen, dat het dadelijk en
vervolgens invloed moet hebben op het werkdadige leven.
De ontwikkeling van het verstand en de vorming van het hart,
werden gelijktijdig, en met dezelfde zorg, als zaken van gelijk
aanbelang, en die wederkeerig op elkanderen invloed hebben,
behartigd.
De onderscheidene Onderwijzers, en dit worde mij vergund, hierbij
te voegen, kunnen en mogen als modellen voor hunne leerlingen
worden beschouwd, hetgene ik van te meer belang reken, daar het
zedelijk goede, de zuivere deugd, zoo als ik, in verschillende
gevallen heb opgemerkt, zich beter door voorbeelden dan leeringen,
en nog het best door beiden te gelijk, met vrucht laat aanprijzen.
Het kind, in de Koloniën den ouderdom van 6 jaren bereikt
hebbende, wordt, naar de vastgestelde bepalingen, ter school
gezonden, leert spreken, denken en handelen, en wordt vervolgens
onderwezen in datgene, wat de landelijke stand, om gelukkig te
kunnen zijn, weten moet, en het wordt van deze verpligting niet
ontslagen, ten zij het voldoende bewijzen geeft, genoegzaam
onderwezen te zijn.
Het onderwijs wordt gegeven niet zoo zeer naar eene vastgestelde
methode, wijl de aanleg van ieder mensch en dus ook van iederen
onderwijzer verschillend is, en de voorkomende gevallen in eene
school, met geene mogelijkheid berekend, en evenmin daaromtrent
vaste bepalingen gemaakt kunnen worden;
doch er is door onze gedurige onderlinge zamenkomsten, zoo bij
a!s na het onderwijs, getracht gelijkheid en eenparigheid in het
onderwijzen en behandelen der kinderen te brengen, almede is er
gezorgd, dat de algemeene verordeningen, op 's Lands schoolwezen
vastgefteld , in al de scholen zorgvuldig worden in acht genomen.
● De leeskunst, behandeld wordende en ingerigt naar de verbeterde
manier van onderwijs, uit boeken, voorkomende op de algemeene
boekenlijst;
● het schrijven, bestaande in het maken van duidelijk leesbare
letters, en het vervaardigen van schriftelijke opstellen, in het
dagelijksch leven voorkomende;
● het rekenen uit het hoofd en op de lei, inzonderheid de
gewigtige regel van drieën;
● de muzijk- of zangkunst, zich bepalende tot volksliederen,
schoolgezangen van Prinsen, Kroll, alsmede van de Maatschappij tot
Nut van 't Algemeen;
● de Aardrijkskunde van ons Vaderland en eenige oppervlakkige
kennis van onze aarde;
● eenige Natuurkunde, ter bewaring voor of wegneming van het
schadelijk bijgeloof;
● eenige Geschiedenis, welke zich voornamelijk bepaalt, tot het
verhalen van, of lezen en spreken over gewigtige gebeurtenissen,
levensgeschiedenissen van vrome en deugdzamen mannen, enz.
Uit dit geheele onderwijs, wordt bij alle gepaste gelegenheden,
afgeleid, dat de deugdzame en op God vertrouwende mensch nimmer
gezegd kan worden ongelukkig te zijn, en dat het ware geluk, aan
geenen stand in de wereld verbonden, voor een ieder verkrijgbaar
is, geenszins bestaat in schijn, noch in uitwendige, zinnelijke
dingen, maar alleenlijk bestaan kan in den mensch zeiven, in de
bewustheid van wei gedaan en regtvaardig gehandeld te hebben.
Na dit weinige ter opheldering van het onderwijs in het algemeen
te hebben aangemerkt, zal ik overgaan tot het opgeven der
navolgende bijzonderheden.
A. VEENHUIZEN
1e gesticht.
Alles heeft hier eenen geregelden gang: werken, leeren en spelen,
alles heeft zijnen bestemden tijd.
Dagelijks wordt er gedurende den winter vijf, en gedurende den
zomer vier malen school gehouden.
Het getal Weezen, dat onderwijs ontving, beloopt 1.260 en dat van
de buitenom het gesticht wonende Kolonisten omstreeks 100.
De 1ste Onderwijzer is de kundige en brave ZWARTS, die, bij de
veelheid zijner bezigheden steeds onvermoeid werkzaam was, en door
den vlijtigen en zachtmoedigen GERAETS, als 2de Onderwijzer en de
beide deugdzame en ijverige Weezen van Amsterdam, EMANUEL en
POSTHUMUS, als Ondermeesters, doelmatig bijgestaan, de talrijke
schooljeugd aan deze plaats, zoo voordeelig en verstandig wist te
leiden, dat, de werkzaamheden geregeld konden afloopen, alle
straffen noodeloos en de schooitijden voor de kinderen wezenlijke
uitspanning waren.
Behalve lees- en schrijfkunst, reken- en aardrijkskunde, werd hier
veel werk gemaakt van de zangkunst, als een zeer geschikt middel
om eene voor de zedelijkheid dezer talrijke jeugd, belangrijke en
opgeruimde zielstemming te bevorderen.
De vorderingen der kinderen beantwoorden volkomen aan de
verwachting.
2e Gesticht.
De kinderen der hier wonende Kolonisten ontvingen, sedert het
najaar 1825, dagelijks onderwijs van den verdienstelijken A.
SCHUURMANS, Onderwijzer aan het 3de Etablissement.
Deze in de wetenschappen en de praktijk van het onderwijs ervarene
Schuurmans gaf aan de aanwezende kinderen, ten getalle van
omstreeks 100, een bevattelijk en voor hunnen stand berekend
schoolonderwijs.
Dan, daar zoo wel hier, als aan het 3de gesticht het getal
scholieren toeneemt, zal deze school eerstdaags van eenen eigenen
en bekwamen Onderwijzer voorzien worden.
3e Gesticht.
Inzonderheid was het aan dit Etablissement, dat gemelde SCHUURMANS
zich verdienstelijk maakt.
Het aantal scholieren was gedurende den Winter en het voorjaar als
volgt: 600 Weezen en ongeveer 80 kinderen van Kolonisten, die op
twee onderscheidene schooltijden des daags onderwezen werden.
De even brave als leerzame Wees VAN KAMPEN, de veelbelovende
LEUVERS, bewees als Ondermeester den Onderwijzer, in zijnen
gewigtigen werkkring, de belangrijkste diensten.
In dezelfde belangrijke wetenschappen, als van het Onderwijs aan
het 1ste gesticht zijn opgegeven, werd ook hier, met den besten
uitslag, onderwezen.
B. DE VRIJE KOLONIËN
In de vijf scholen dezer Koloniën werd dagelijks 3 malen
Onderwijs gegeven:
des morgens van 10-12 aan eigenlijk gezegde schoolkinderen,
jongens en meisjes;
des achtermiddags van 2-4 aan grooter meisjes, doch welke les ook
bijgewoond werd door eene menigte der kinderen van de
morgenschool;
en des avonds van 6-8 uren aan grootere jongens, welke dagelijks
op het land werken.
In de school van Kol 1 siond aan het hoofd van dat
Onderwijs de bekwame en voor zijn vak geschikte J.K. MULDER, die,
getrouwelijk geholpen door den jongeling S. MOLEWIJK, zijn werk
bij de Kolonisten zoo belangrijk en nuttig wist te maken, dat er
gedurende den winter, nog een vierde schooltijd bepaald moest
worden, en wel voor de zoodanigen, wier werkzaamheden niet
toelieten, eene der andere lessen bij te wonen.
Deze werd dus bepaald des avonds van 8-10 uren, en hier verzamelde
zich nog een twintigtal leerlingen, zoo huisvaders als volwassene
jongelingen.
Zoo wel aan dezen als de eigenlijke schoolkinderen, gezamenlijk
uitmakende een getal van 210, werd het Onderwijs met het beste
gevolg gegeven.
In de groote school van Kol 2, werkte even ijverig en
moedig de kundige en geschikte Onderwijzer BOOY, sedert het
vertrek van den Ondermeester UHL naar Willemsoord, ondersteund
door den leerzamen en veelbelovenden jongeling DIRK SMITH, van
Utrecht.
Het aantal leerlingen dezer school, beliep in den afgeloopenen
winter, door het oprigten eener bijschool in de Oost-vierdeparten,
286.
Nadat des avonds de derde schoolles hier geëindigd was, gaf de
verdienstelijke Onderwijzer, van 8-10 uren nog bijzonder les aan
eenige der meest uitmuntende leerlingen, zoo in het
wetenschappelijke van het gewone schoolonderwijs, als in de
beginselen der landbouwkunde.
In de bijschool, verleden herfst, in de Oost-vierdeparten
opgerigt , onderwees met een, zeer goed gevolg de onderwijzer H.
DE NEKKER, van Willemsoord, 100 kinderen, waarvan verscheidene
kleinen, wegens den verren afstand van de hoofdschool, nog geen
schoolonderwijs hadden genoten.
De vorderingen hier in het winterhalfjaar gemaakt, zijn voldoende,
de kinderen gaan gaarne ter school en beminnen hunnen leermeester,
die er veel werk van maakte, de huisgezinnen zelven te leeren
kennen, ten einde het onderwijs naar derzelver behoefte in te
rigten, en te zorgen, dat niemand der leerlingen den schooltijd
verzuimde.
In Kol 3, de hoofdschool, onderwees met verstand en vlijt,
de brave en werkzame OTTEN, geholpen door den vlijtigen Wees P.
VAN DER KOOG, van Dordrecht, 315 leerlingen.
Met genoegen heb ik menigmaal dit onderwijs bijgewoond.
Er heerschte op deze school een zeer goede geest tusschen
onderwijzers en leerlingen; ieder volbragt met genoegen zijn werk,
en de vorderingen, gedurende het afgeloopene jaar, zoowel ten
aanzien der zedelijke aangelegenheden, als in het werktuigelijk
onderwijs gemaakt, verschaffen den weldenkenden beoordeelaar,
volkomene tevredenheid.
De, in het najaar 1825, van Kol. N2. verplaatste ondermeester
UHL, gaf in de bijschool van Kol. N3, aan 153 kinderen een
leerzaam en bevattelijk onderwijs.
De moeite en vlijt, door dezen jongeling in het onderwijzen en te
regt brengen zijner leerlingen aangewend, het op mijn aanzoek, zoo
des avonds als anders, buiten de schooltijden bezoeken der
onderscheidene huisgezinnen, het aanmoedigen en te regt helpen in
het gebruik maken van de daar bestaande leesbibliotheek, verdient
zoo wel als bij al de overige onderwijzers, lof, en deed hem bij
ouders en kinderen eene bijzondere achting en genegenheid
verwerven.
Behalve dit gewone schoolonderwijs is gedurende den winter,
wanneer er meer algemeen gebruik van het onderwijs gemaakt kan
worden, dan des zomers, in de opgenoemde scholen der vrije
Koloniën, ook des Zondags achtermiddags voor het vrouwelijke, en
des avonds voor het mannelijke geslacht, een bijzonder en zoo veel
mogelijk doelmatig onderwijs gegeven, zoowel aan kinderen als
volwassene en oude Kolonisten.
Dit onderwijs werd gewijzigd naar de verschiliende behoeften der
leerlingen, en vele Kolonisten maakten daarvan vlijtig gebruik,
zóó zelfs, dat menigeen mij verklaarde, nog geenen zondag te zijn
weggebleven.
Daar deze dagen voor den Christen van het hoogste aanbelang zijn,
werden dezelve ook tot belangrijke doeleinden besteed.
Het lezen van onderscheidene stukjes waaraan vooral het hart deel
kon nemen, het zingen van liederen, ter verheerlijking van God en
den Verlosser, en het behandelen van verscheidene geschiedkundige
aangelegenheden, inzonderheid van deugden en edele daden, werden
waardig geacht, des Zondags in deze scholen te doen, en de
ondervinding heeft geleerd, dat dit en tot genoegen en tot nut
iets heeft bijgedragen.
De leeslust werd er door opgewekt en gaande gehouden.
Zoo kan ik tevens met genoegen melden, dat van de verzamelingen
boeken, op den 5den November des vorigen jaars, door de
menschlievende pogingen der Maatschappij Tot Nut van 't
Algemeen, met een aanzienlijk aantal onderscheidene en
nuttige werkjes vermeerderd, het beste gebruik is gemaakt.
In iedere school bestaat eene leesbibliotheek, en menigmaal hoorde
ik in eene school, dat alle boeken ter lezing waren uitgegeven.
Voorzeker een voldoend bewijs, dat de weldaden, die de eene
Maatschappij aan de andere bewijst, niet vruchteloos zijn, maar nu
alreede zigtbare gewenschte gevolgen hebben.
C. DE OMMERSCHANS
Aan de school van het bedelaarsgesticht alhier, werkte met
verdubbelden ijver, de onvermoeide en bekwame HOOGSTRA.
Het getal zijner scholieren, grootendeels te voren geheel
verwaarloosde kinderen, beliep 257, die allen op gezette tijden
onderwijs ontvingen.
Met genoegen merkte ik, bij het bezoeken dier school, de gunstige
verandering, welke deze kinderen reeds ondergaan hebben.
Niemand zou zich hierbij kunnen verbeelden, dat deze scholieren te
voren geheel verwaarloosde en bedelende kinderen geweest waren,
daar allen telken male, ordelijk gekleed, opgeruimd en vrolijk
zijnde, den tijd bekleedden in nuttige oefeningen en
werkzaamheden.
Behalve dat Hoogstra hun leermeester is, kan hij ook hun vriend en
raadgever genaamd worden.
Bij vele voorkomende gevallen en voor de bedelaars belangrijke
bijzonderheden, wordt den Onderwijzer door jong en oud
geraadpleegd.
Ook van de bestaande leesbibliotheek is aan dit instituut een
loffelijk gebruik gemaakt.
De Kolonisten waren vooraf op eene bijzondere wijze tot het lezen
opgewekt en voorbereid.
De Onderwijzer namelijk, begaf zich menigmaal des avonds, wanneer
de bedelaars van het land terug gekomen en in hunne zalen
wedergekeerd waren, onder de vergaderde menigte, sprak met hen
over het aangename der lektuur, las hun dan uit een daartoe
medegebragt boek, een belangrijk stukje voor, bragt hun het
gelezene door een kathechetisch gesprek onder het oog, en hield
daar zoo lang mede aan, totdat de bedelaars hem verzochten, boeken
van hem ter leen te mogen hebben.
Vervolgens is er veel gelezen.
Ziet daar mijne Heeren, Leden der Permanente Kommisfie ! een kort
Verslag van de werkzaamheden der Schoolonderwijzers, in de
Koloniën en Etablissementen der eerbiedwaardige Maatschappij.
Ik meen tevens met vrijmoedigheid, hierbij te mogen betuigen, dat
deze werkzaamheden niet onvruchtbaar zijn gebleven: zoo in het
wetenschappelijke als zedelijke zijn vorderingen gemaakt.
Uit eene nominative lijst, die ik de eer heb hiernevens te voegen,
kan gezien worden, dat er alleenlijk in de vrije Koloniën en aan
de Ommerschans een aantal van 69 leerlingen, die zich wel
gedragen, van de verpligting tot het schoolgaan hebben kunnen
worden vrijgesteld.
Ook de beschaafdheid en zedelijkheid heeft in den tijd van een
jaar, veel gewonnen.
In plaats van de zedebedervende straatliedjes, bij velen te voren
zoo eigen en gemeenzaam, hoort men het zingen van meer gepaste en
doelmatige verzen en liederen, op de scholen geleerd; in plaats
van voor de zedelijkheid nadeelige gezelschappen, zoekt ieder
Kolonist meer het genoegen in zijne eigene woning, en vindt
hetzelve of in het lezen der dingen zijnen Godsdienst betreffende,
of in andere nuttige wetenschappen.
Veel is er gedaan, dat reeds met den besten uitslag is bekroond
geworden, maar veel blijft er ook nog te doen en te verbeteren
over, waarom wij met verdubbelden ijver zullen voortgaan, de ons
opgedragene en belangrijke taak, naar onze vermogens af te werken.
Met de levendigste dankbetuiging voor de, van den edelen Stichter
der Maatschappij, ontvangene inlichtingen en raadgevingen, welke
ik zoo gaarne het geheele jaar door genieten zoude, alsmede van de
overige Leden uwer Kommisfie, en de plegtigste verzekering, dat
mij niets aangenamer zijn zal, dan de voortdurende bloei en de
verdere volmaking van het onderwijs en de opvoeding der jeugd, in
de Koloniën en Etablissementen der Weldadigste Maatschappij, en de
vurigste bede, dat de beweldadigden, zich door verschuldigde
dankbaarheid en de verder daaruit voortvloeijende deugden, voor
God en het menschdom onderscheidende, mogen opwassen tot een
gelukkig volk, het loon op uwen moeijelijken arbeid, eindig ik dit
mijn Verslag.
Frcderiksoord, den 25 Junij 1826.
(Get.) J. H. VAN WOLDA.