Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS





'Jaarlijksch verslag, betrekkelijk het Schoolonderwijs in de Kolonie der Maatschappij van Weldadigheid, van den 1 April 1825 tot den 1 April 1826', behorend bij het jaarverslag op 17 augustus 1826

Dit verslag, van de hand van adjunct-directeur voor het schoolwezen Jan Hessels van Wolda, is afgedrukt in het maandblad de Star van september 1826, pagina 638 en verder. De gekleurde tussenkopjes en de bullets die er ten behoeve van de overzichtelijkheid in staan, zijn van MIJN hand, dus niet van Van Wolda.


Mijne Heeren, Leden van de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid!

Bij den afloop van eenen gewigtigen jaarkring, heb ik wederom de eer en het genoegen, U Hoog-Edel Gestr. het volgende rapport, betrekkelijk den toestand van het Schoolonderwijs, in de Koloniën der Maatschappij aan te bieden.

Hetzij mij vergund, de vorderingen, die het onderwijs, gedurende het afgeloopen jaar maakte, met alle bescheidenheid en tevens met vrijmoedigheid op te geven.

De verstandelijke en zedelijke opvoeding van de door de Maatschappij beweldadigde kinderen en jongelieden werd ook dit jaar ten hoofddoel gesteld, en zulks met een te gunstiger gevolg, daar de koloniale inrigtingen het voordeel bezitten, dat de kinderen van jongs af aan, door het verrigten van eenen, aan hunne krachten geëvenredigden, arbeid, in zuivere lucht, ten aanzien der gezondheid en physieke krachten, beter ligchamelijk worden opgevoed, dan wel immer menschelijke kunst zal vermogen.

Met den schoonen blos der gezondheid op hunne aangezigten, begaven zich, althans de kinderen, gedurende, het maatschappelijk jaar, dagelijks ter school, bezochten dezelve bij aanhoudenheid vlijtig, en zoo er onder de Kolonisten al een huisgezin gevonden werd, dat, bij gebrek aan belangstelling in het onderwijs der kinderen, hierin nalatig toonde te zijn, dan werd hetzelve, door de oordeel- en menschkundige maatregelen der Direktie, daartoe aangehouden, hetgene echter in zeldzame gevallen noodig was, vermits de hoofden der huisgezinnen, ouders of huisverzorgers, van jaar tot jaar, bij het toenemen in meerdere beschaafdheid, ook meer belang stellen in het heil en het geluk hunner kinderen.

Immers kan hiervoor ten bewijze strekken, dat vele ouders, zelfs ook huisverzorgers, inzonderheid des winters in de vrije Koloniën, zoo veel de landelijke en huisselijke aangelegenheden dit toelieten, de kinderen twee malen des daags ter school zonden, terwijl voor het ter school komen der Weezen, aan de groote Etablissementen door de Zaalopzieners gezorgd werd.

Naar mate de Koloniën zich verder uitbreiden, erlangt ook het Schoolonderwijs eene meerdere uitgestrektheid.

In de voormalige vierde Kolonie, de eenigste uithoek in de vrije Koloniën, alwaar de kinderen, vooral de kleine te ver van eene hoofdschool verwijderd waren, is eene bijschool opgerigt, en door de gedeeltelijke bevolking der 2e en 3e Etablisfementen te Veenhuizen, is er ook voor het Schoolonderwijs in die gestichten gezorgd.

Alzoo is het aantal Scholen in.de stichtingen der Maatschappij reeds tot negen gebragt.

In dezelve werden, gedurende het gemelde jaar, leerlingen van verschillenden ouderdom, op eene eenvoudige en bevattelijke wijze onderwezen in die wetenschappen en kundigheden, welke hun, in hunnen verdergevorderden leeftijd, dienstig en nuttig zullen zijn, terwijl dit onderwijs altoos zoo gewijzigd werd, naar de verschillende behoeften der leerlingen, dat het dadelijk en vervolgens invloed moet hebben op het werkdadige leven.

De ontwikkeling van het verstand en de vorming van het hart, werden gelijktijdig, en met dezelfde zorg, als zaken van gelijk aanbelang, en die wederkeerig op elkanderen invloed hebben, behartigd.

De onderscheidene Onderwijzers, en dit worde mij vergund, hierbij te voegen, kunnen en mogen als modellen voor hunne leerlingen worden beschouwd, hetgene ik van te meer belang reken, daar het zedelijk goede, de zuivere deugd, zoo als ik, in verschillende gevallen heb opgemerkt, zich beter door voorbeelden dan leeringen, en nog het best door beiden te gelijk, met vrucht laat aanprijzen.

Het kind, in de Koloniën den ouderdom van 6 jaren bereikt hebbende, wordt, naar de vastgestelde bepalingen, ter school gezonden, leert spreken, denken en handelen, en wordt vervolgens onderwezen in datgene, wat de landelijke stand, om gelukkig te kunnen zijn, weten moet, en het wordt van deze verpligting niet ontslagen, ten zij het voldoende bewijzen geeft, genoegzaam onderwezen te zijn.

Het onderwijs wordt gegeven niet zoo zeer naar eene vastgestelde methode, wijl de aanleg van ieder mensch en dus ook van iederen onderwijzer verschillend is, en de voorkomende gevallen in eene school, met geene mogelijkheid berekend, en evenmin daaromtrent vaste bepalingen gemaakt kunnen worden;

doch er is door onze gedurige onderlinge zamenkomsten, zoo bij a!s na het onderwijs, getracht gelijkheid en eenparigheid in het onderwijzen en behandelen der kinderen te brengen, almede is er gezorgd, dat de algemeene verordeningen, op 's Lands schoolwezen vastgefteld , in al de scholen zorgvuldig worden in acht genomen.

Het lesprogramma (pagina 641)

● De leeskunst, behandeld wordende en ingerigt naar de verbeterde manier van onderwijs, uit boeken, voorkomende op de algemeene boekenlijst;
● het schrijven, bestaande in het maken van duidelijk leesbare letters, en het vervaardigen van schriftelijke opstellen, in het dagelijksch leven voorkomende;
● het rekenen uit het hoofd en op de lei, inzonderheid de gewigtige regel van drieën;
● de muzijk- of zangkunst, zich bepalende tot volksliederen, schoolgezangen van Prinsen, Kroll, alsmede van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen;
● de Aardrijkskunde van ons Vaderland en eenige oppervlakkige kennis van onze aarde;
● eenige Natuurkunde, ter bewaring voor of wegneming van het schadelijk bijgeloof;
● eenige Geschiedenis, welke zich voornamelijk bepaalt, tot het verhalen van, of lezen en spreken over gewigtige gebeurtenissen, levensgeschiedenissen van vrome en deugdzamen mannen, enz.

Uit dit geheele onderwijs, wordt bij alle gepaste gelegenheden, afgeleid, dat de deugdzame en op God vertrouwende mensch nimmer gezegd kan worden ongelukkig te zijn, en dat het ware geluk, aan geenen stand in de wereld verbonden, voor een ieder verkrijgbaar is, geenszins bestaat in schijn, noch in uitwendige, zinnelijke dingen, maar alleenlijk bestaan kan in den mensch zeiven, in de bewustheid van wei gedaan en regtvaardig gehandeld te hebben.

De scholen

Na dit weinige ter opheldering van het onderwijs in het algemeen te hebben aangemerkt, zal ik overgaan tot het opgeven der navolgende bijzonderheden.

A. VEENHUIZEN

1e gesticht.
Alles heeft hier eenen geregelden gang: werken, leeren en spelen, alles heeft zijnen bestemden tijd.
Dagelijks wordt er gedurende den winter vijf, en gedurende den zomer vier malen school gehouden.
Het getal Weezen, dat onderwijs ontving, beloopt 1.260 en dat van de buitenom het gesticht wonende Kolonisten omstreeks 100.
De 1ste Onderwijzer is de kundige en brave ZWARTS, die, bij de veelheid zijner bezigheden steeds onvermoeid werkzaam was, en door den vlijtigen en zachtmoedigen GERAETS, als 2de Onderwijzer en de beide deugdzame en ijverige Weezen van Amsterdam, EMANUEL en POSTHUMUS, als Ondermeesters, doelmatig bijgestaan, de talrijke schooljeugd aan deze plaats, zoo voordeelig en verstandig wist te leiden, dat, de werkzaamheden geregeld konden afloopen, alle straffen noodeloos en de schooitijden voor de kinderen wezenlijke uitspanning waren.
Behalve lees- en schrijfkunst, reken- en aardrijkskunde, werd hier veel werk gemaakt van de zangkunst, als een zeer geschikt middel om eene voor de zedelijkheid dezer talrijke jeugd, belangrijke en opgeruimde zielstemming te bevorderen.
De vorderingen der kinderen beantwoorden volkomen aan de verwachting.

2e Gesticht.
De kinderen der hier wonende Kolonisten ontvingen, sedert het najaar 1825, dagelijks onderwijs van den verdienstelijken A. SCHUURMANS, Onderwijzer aan het 3de Etablissement.
Deze in de wetenschappen en de praktijk van het onderwijs ervarene Schuurmans gaf aan de aanwezende kinderen, ten getalle van omstreeks 100, een bevattelijk en voor hunnen stand berekend schoolonderwijs.
Dan, daar zoo wel hier, als aan het 3de gesticht het getal scholieren toeneemt, zal deze school eerstdaags van eenen eigenen en bekwamen Onderwijzer voorzien worden.

3e Gesticht.
Inzonderheid was het aan dit Etablissement, dat gemelde SCHUURMANS zich verdienstelijk maakt.
Het aantal scholieren was gedurende den Winter en het voorjaar als volgt: 600 Weezen en ongeveer 80 kinderen van Kolonisten, die op twee onderscheidene schooltijden des daags onderwezen werden.
De even brave als leerzame Wees VAN KAMPEN, de veelbelovende LEUVERS, bewees als Ondermeester den Onderwijzer, in zijnen gewigtigen werkkring, de belangrijkste diensten.
In dezelfde belangrijke wetenschappen, als van het Onderwijs aan het 1ste gesticht zijn opgegeven, werd ook hier, met den besten uitslag, onderwezen.


B. DE VRIJE KOLONIËN

In de vijf scholen dezer Koloniën werd dagelijks 3 malen Onderwijs gegeven:
des morgens van 10-12 aan eigenlijk gezegde schoolkinderen, jongens en meisjes;
des achtermiddags van 2-4 aan grooter meisjes, doch welke les ook bijgewoond werd door eene menigte der kinderen van de morgenschool;
en des avonds van 6-8 uren aan grootere jongens, welke dagelijks op het land werken.

In de school van Kol 1 siond aan het hoofd van dat Onderwijs de bekwame en voor zijn vak geschikte J.K. MULDER, die, getrouwelijk geholpen door den jongeling S. MOLEWIJK, zijn werk bij de Kolonisten zoo belangrijk en nuttig wist te maken, dat er gedurende den winter, nog een vierde schooltijd bepaald moest worden, en wel voor de zoodanigen, wier werkzaamheden niet toelieten, eene der andere lessen bij te wonen.
Deze werd dus bepaald des avonds van 8-10 uren, en hier verzamelde zich nog een twintigtal leerlingen, zoo huisvaders als volwassene jongelingen.
Zoo wel aan dezen als de eigenlijke schoolkinderen, gezamenlijk uitmakende een getal van 210, werd het Onderwijs met het beste gevolg gegeven.

In de groote school van Kol 2, werkte even ijverig en moedig de kundige en geschikte Onderwijzer BOOY, sedert het vertrek van den Ondermeester UHL naar Willemsoord, ondersteund door den leerzamen en veelbelovenden jongeling DIRK SMITH, van Utrecht.
Het aantal leerlingen dezer school, beliep in den afgeloopenen winter, door het oprigten eener bijschool in de Oost-vierdeparten, 286.
Nadat des avonds de derde schoolles hier geëindigd was, gaf de verdienstelijke Onderwijzer, van 8-10 uren nog bijzonder les aan eenige der meest uitmuntende leerlingen, zoo in het wetenschappelijke van het gewone schoolonderwijs, als in de beginselen der landbouwkunde.

In de bijschool, verleden herfst, in de Oost-vierdeparten opgerigt , onderwees met een, zeer goed gevolg de onderwijzer H. DE NEKKER, van Willemsoord, 100 kinderen, waarvan verscheidene kleinen, wegens den verren afstand van de hoofdschool, nog geen schoolonderwijs hadden genoten.
De vorderingen hier in het winterhalfjaar gemaakt, zijn voldoende, de kinderen gaan gaarne ter school en beminnen hunnen leermeester, die er veel werk van maakte, de huisgezinnen zelven te leeren kennen, ten einde het onderwijs naar derzelver behoefte in te rigten, en te zorgen, dat niemand der leerlingen den schooltijd verzuimde.


In Kol 3, de hoofdschool, onderwees met verstand en vlijt, de brave en werkzame OTTEN, geholpen door den vlijtigen Wees P. VAN DER KOOG, van Dordrecht, 315 leerlingen.
Met genoegen heb ik menigmaal dit onderwijs bijgewoond.
Er heerschte op deze school een zeer goede geest tusschen onderwijzers en leerlingen; ieder volbragt met genoegen zijn werk, en de vorderingen, gedurende het afgeloopene jaar, zoowel ten aanzien der zedelijke aangelegenheden, als in het werktuigelijk onderwijs gemaakt, verschaffen den weldenkenden beoordeelaar, volkomene tevredenheid.

De, in het najaar 1825, van Kol. N2. verplaatste ondermeester UHL, gaf in de bijschool van Kol. N3, aan 153 kinderen een leerzaam en bevattelijk onderwijs.
De moeite en vlijt, door dezen jongeling in het onderwijzen en te regt brengen zijner leerlingen aangewend, het op mijn aanzoek, zoo des avonds als anders, buiten de schooltijden bezoeken der onderscheidene huisgezinnen, het aanmoedigen en te regt helpen in het gebruik maken van de daar bestaande leesbibliotheek, verdient zoo wel als bij al de overige onderwijzers, lof, en deed hem bij ouders en kinderen eene bijzondere achting en genegenheid verwerven.

Zondagsscholen & leesbibliotheken

Behalve dit gewone schoolonderwijs is gedurende den winter, wanneer er meer algemeen gebruik van het onderwijs gemaakt kan worden, dan des zomers, in de opgenoemde scholen der vrije Koloniën, ook des Zondags achtermiddags voor het vrouwelijke, en des avonds voor het mannelijke geslacht, een bijzonder en zoo veel mogelijk doelmatig onderwijs gegeven, zoowel aan kinderen als volwassene en oude Kolonisten.
Dit onderwijs werd gewijzigd naar de verschiliende behoeften der leerlingen, en vele Kolonisten maakten daarvan vlijtig gebruik, zóó zelfs, dat menigeen mij verklaarde, nog geenen zondag te zijn weggebleven.
Daar deze dagen voor den Christen van het hoogste aanbelang zijn, werden dezelve ook tot belangrijke doeleinden besteed.
Het lezen van onderscheidene stukjes waaraan vooral het hart deel kon nemen, het zingen van liederen, ter verheerlijking van God en den Verlosser, en het behandelen van verscheidene geschiedkundige aangelegenheden, inzonderheid van deugden en edele daden, werden waardig geacht, des Zondags in deze scholen te doen, en de ondervinding heeft geleerd, dat dit en tot genoegen en tot nut iets heeft bijgedragen.
De leeslust werd er door opgewekt en gaande gehouden.
Zoo kan ik tevens met genoegen melden, dat van de verzamelingen boeken, op den 5den November des vorigen jaars, door de menschlievende pogingen der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, met een aanzienlijk aantal onderscheidene en nuttige werkjes vermeerderd, het beste gebruik is gemaakt.
In iedere school bestaat eene leesbibliotheek, en menigmaal hoorde ik in eene school, dat alle boeken ter lezing waren uitgegeven.
Voorzeker een voldoend bewijs, dat de weldaden, die de eene Maatschappij aan de andere bewijst, niet vruchteloos zijn, maar nu alreede zigtbare gewenschte gevolgen hebben.


C. DE OMMERSCHANS

Aan de school van het bedelaarsgesticht alhier, werkte met verdubbelden ijver, de onvermoeide en bekwame HOOGSTRA.
Het getal zijner scholieren, grootendeels te voren geheel verwaarloosde kinderen, beliep 257, die allen op gezette tijden onderwijs ontvingen.
Met genoegen merkte ik, bij het bezoeken dier school, de gunstige verandering, welke deze kinderen reeds ondergaan hebben.
Niemand zou zich hierbij kunnen verbeelden, dat deze scholieren te voren geheel verwaarloosde en bedelende kinderen geweest waren, daar allen telken male, ordelijk gekleed, opgeruimd en vrolijk zijnde, den tijd bekleedden in nuttige oefeningen en werkzaamheden.
Behalve dat Hoogstra hun leermeester is, kan hij ook hun vriend en raadgever genaamd worden.
Bij vele voorkomende gevallen en voor de bedelaars belangrijke bijzonderheden, wordt den Onderwijzer door jong en oud geraadpleegd.
Ook van de bestaande leesbibliotheek is aan dit instituut een loffelijk gebruik gemaakt.
De Kolonisten waren vooraf op eene bijzondere wijze tot het lezen opgewekt en voorbereid.
De Onderwijzer namelijk, begaf zich menigmaal des avonds, wanneer de bedelaars van het land terug gekomen en in hunne zalen wedergekeerd waren, onder de vergaderde menigte, sprak met hen over het aangename der lektuur, las hun dan uit een daartoe medegebragt boek, een belangrijk stukje voor, bragt hun het gelezene door een kathechetisch gesprek onder het oog, en hield daar zoo lang mede aan, totdat de bedelaars hem verzochten, boeken van hem ter leen te mogen hebben.
Vervolgens is er veel gelezen.

Slotwoorden

Ziet daar mijne Heeren, Leden der Permanente Kommisfie ! een kort Verslag van de werkzaamheden der Schoolonderwijzers, in de Koloniën en Etablissementen der eerbiedwaardige Maatschappij.
Ik meen tevens met vrijmoedigheid, hierbij te mogen betuigen, dat deze werkzaamheden niet onvruchtbaar zijn gebleven: zoo in het wetenschappelijke als zedelijke zijn vorderingen gemaakt.
Uit eene nominative lijst, die ik de eer heb hiernevens te voegen, kan gezien worden, dat er alleenlijk in de vrije Koloniën en aan de Ommerschans een aantal van 69 leerlingen, die zich wel gedragen, van de verpligting tot het schoolgaan hebben kunnen worden vrijgesteld.
Ook de beschaafdheid en zedelijkheid heeft in den tijd van een jaar, veel gewonnen.
In plaats van de zedebedervende straatliedjes, bij velen te voren zoo eigen en gemeenzaam, hoort men het zingen van meer gepaste en doelmatige verzen en liederen, op de scholen geleerd; in plaats van voor de zedelijkheid nadeelige gezelschappen, zoekt ieder Kolonist meer het genoegen in zijne eigene woning, en vindt hetzelve of in het lezen der dingen zijnen Godsdienst betreffende, of in andere nuttige wetenschappen.
Veel is er gedaan, dat reeds met den besten uitslag is bekroond geworden, maar veel blijft er ook nog te doen en te verbeteren over, waarom wij met verdubbelden ijver zullen voortgaan, de ons opgedragene en belangrijke taak, naar onze vermogens af te werken.
Met de levendigste dankbetuiging voor de, van den edelen Stichter der Maatschappij, ontvangene inlichtingen en raadgevingen, welke ik zoo gaarne het geheele jaar door genieten zoude, alsmede van de overige Leden uwer Kommisfie, en de plegtigste verzekering, dat mij niets aangenamer zijn zal, dan de voortdurende bloei en de verdere volmaking van het onderwijs en de opvoeding der jeugd, in de Koloniën en Etablissementen der Weldadigste Maatschappij, en de vurigste bede, dat de beweldadigden, zich door verschuldigde dankbaarheid en de verder daaruit voortvloeijende deugden, voor God en het menschdom onderscheidende, mogen opwassen tot een gelukkig volk, het loon op uwen moeijelijken arbeid, eindig ik dit mijn Verslag.

Frcderiksoord, den 25 Junij 1826.
(Get.) J. H. VAN WOLDA.