Naar het overzicht
van stukken over ONDERWIJS
Het gaat opvallend vaak over de jonge meester Auberlëe of Oberlee, die kort tevoren zijn post en de kolonie heeft verlaten. De roep van zijn hart volgend, zie onder het kopje 'Zonder haar kan ik niet leven' halverwege op de pagina Appingedam. Blijkbaar zit het iedereen toch wel dwars dat iemand zomaar het koloniale onderwijs achter zich laat. Dit is het eerste stukje, dat blijkbaar van begin maart is en waarin hij achtereenvolgens Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord langs gaat:
Het zal onzen Lezeren gewis niet onaangenaam zijn, uit het maandelijksch Verslag des algemeenen Schoolopzieners J.H. VAN WOLDA, in het begin dezer maand ingekomen, de volgende bijzonderheden te vernemen.
In de School der Onderwijzers H. H. MIDDELBOER en J. H. GEERAETS bleef het getal der leerlingen als voren.
Eenige gebreken, bij vorig Verslag opgegeven, waren verholpen.
De Wijkmeester MEDER had, door zijne regt doelmatige schoolbezoeken, tot de nuttige oogmerken der school-mrigting op de beste wijze medegewerkt; hij schijnt dus, te regt, begrepen te hebben, dat hij hier gekomen was, om het onderwijs door eene goede policie te bevorderen, en niet de jongens voor den arbeid uit te zoeken.
De meesters verrigtten hun werk met te meer genoegen, daar zij duidelijk zagen, dat hunne leerlingen dagelijks in kennis en beschaafdheid vorderden. Alleen beklagen zij zich over de bedilzucht van sommige ouders, die, wegens het billijk bestraffen van de verkeerdheden hunner kinderen, zich in de School komen beklagen, daardoor het kwaad voedende, en minachting jegens de onderwijzers aan de jeugd inboezemen.
De Onderwijzers H. A. ZWARTS en J. K. MULDER geven driemalen daags onderwijs; hebben over de opkomst en de reinheid der kinderen geene klagten te doen, prijzen doorgaans derzelver vorderingen, en bij uitnemendheid HENDRIKA EN HELENA MUIJEN, JOHANNA VAN DER WULP en HUIBERT BOUMAN; zij roemen de dagelijksche bezoeken en goede policie der Wijkmeeslers, en bovenal de zorgen van den Heer Direkteur, die zich aan het school-Onderwijs zeer veel gelegen laat zijn.
De Onderwijzers J. R. BOOY en H. DE NEKKER (*) hebben over de opkomst en het gedrag der leerlingen geene klagten; de Onder-Direkteur had door zijne bezoeken en vermaningen in de School zeer veel goeds bewerkt. "De leerlingen," zeggen zij, "hebben deze maand grootelijks onze liefde en achting gewonnen; wij werken met genoegen onder hen, daar wij .zien, dat onze pogingen niet vruchteloos zijn, en zulks in weerwil des vrijwilligen afstands van den Onderwijzer AUBERLÉ, waardoor de moeijelijkheid onzer taak in zulk eene uitgebreide School niet weinig vermeerderd wordt."
(*) Deze is, als een zeer verdienstelijk discipel en braaf jongeling, door Booy tot medehelper gekozen, tot zoo lang de plaats van den Ondermeester AUBERLÉ. die vrijwillig en moedwillig den schooldienst der Maatschappij verlaten heeft, door een' ander zal vervangen zijn.
De noot op het eind meldt het begin van de onderwijzerscarrière van Hendrik de Nekker. Hij zal een blijvertje blijken te zijn. Ook enkele andere namen in dit verslag zullen vele jaren op de koloniale scholen werken. Zie over de vrijwillige afstand van zijn baan door Auberlé op deze pagina. En blijkbaar hebben wijkmeesters eerder de gewoonte jongeren als arbeiders uit de school te helpen, dan ze naar de school toe te brengen.
Het in de Star pal eronder afgedrukte stukje, zal een verslag van Jan Hessels van Wolda later in de maand geweest zijn. Hij ondersteunt de wens van de meesters in kolonie 1 dat er iets ondernomen wordt tegen ouders die de school binnenstormen als hun kind een correctie (vermoedelijk: een tik) gehad heeft. En er is schurft...:
De Algemeene School-opziener van WOLDA berigt:
"De Onderwijzers doen hun best, om het opkomende geslacht door eenvoudig onderwijs tot kennis en deugd op te leiden, en zijn inderdaad dankbaar voor de hulp en den bijstand, welke zij van hunne overheid genieten.
De wensen der Onderwijzers MIDDELBOER en GEERAETS in Kolonie N°. 1 diende, mijns bedunkens, ware het mogelijk, vervuld te worden. Het is maar waar, dat de komst der ouders in de School, om aan de Onderwijzers wetten voor te schrijven, zeer onaangenaam, en tevens voor de geheele School nadeelig is, daar dit den leerlingen, in de zaak betrokken of niet, een gering denkbeeld van hunne Onderwijzers inboezemt.
In de School van ZWARTS en MULDER eenige kinderen gevonden zijnde, die schurftig waren, heb ik dadelijk aan de Wijkmeesters, waaronder zij ressorteerden, schriftelijk daarvan kennis gegeven, met verzoek, om die kinderen in de Infirmerie te bezorgen, of op zoodanige andere wijze te doen behandelen, dat zij gereinigd, en, ter voorkoming van verder kwaad, uit de School terug gehouden werden.
Te Willemsoord missen wij den gebrekkigen Onderwijzer AUBERLÉ, en met zijn goede ook het verkeerde. Het verlies daardoor geleden, zal spoedig en op de beste wijze vergoed worden."