Naar het overzicht
van stukken over de OMMERSCHANS



De directeur geeft een virtuele rondleiding door de herbouwde Ommerschans

Op 3 mei 1837 heeft de permanente commissie de directeur opdracht gegeven om een bestek te laten maken voor de herbouw van de Ommerschans. Op 3 juni 1837 stuurt de directeur dat en in zijn begeleidende brief met nummer N 1267, invnr 184 scan 64-66, loopt hij het hele gebouw even door om aan te geven waarvoor alle ruimtes gebruikt gaan worden.

Wie dit wil proberen te doorgronden, kan het best de pagina erbij pakken die Helmuth Rijnhart over de herbouw heeft gemaakt. Daar staat het bestek voor de herbouw op en enkele tekeningen van het kadaster. 

    Ik heb de eer, ter voldoening aan de aanschrijving van den 3 Mei jl N 4 UWEdG. hierbij terug te zenden de teekening van het plan van verbouwing van het gesticht te Ommerschans, met bijvoeging van een volledig bestek daarvan, benevens eene nadere begrooting van kosten, omtrent welke drie stukken ik de noodige inlichtingen hier zal laten volgen.

    De teekening

Dezelve had, bij overwerking naauwkeuriger kunnen zijn, wat betreft de aanwijzing der bestemming van elk locaal, hetgeen, echter, voor den aannemer van minder belang is en dat ik bij UWEdG. zal trachten te vergoeden, door het gesticht door te loopen van den ingang af, Oostwaards op.

    Beneden

De twee eerste in elkander loopende localen P: en S: zouden, respectivelijk, bestemd zijn tot eene wachtkamer, waarin de nachtwachten ‘s nachts optrekken en overdag de poortier verblijf heeft, en eene caserne voor de veldwachters, ten einde deze afzonderlijk, afgescheiden van de kolonisten, te doen logeren en aan de buitenzijde beschikbaar te hebben.
    De schoorsteenen komen nu boven den middenmuur en in het midden der zalen, waardoor er twee doorgangen, van de voor in de achterzaal, noodig schijnen te wezen.
    De zaalopzieners kunnen thans niet in de keukens komen anders dan door de zalen.
    De fournuizen in de hoekkeukens zijn thans zoodanig geplaatst, dat ze de minste plaats wegnemen en het meeste licht van buiten ontvangen.
    Het magazijn van levensmiddelen wordt vergroot met de Oosterkamer van Stous, welk vertrek bepaaldelijk ter berging van vleesch, spek, boter etc zal worden gebruikt, benevens met een vertrek achter de beide voorvertrekken, voor alle vaten zout enz, blijvende het tegenwoordige vertrek, meer bijzonder voor de uitgifte bestemd.
    De boekhouder erlangt eene voorkamer en keuken, met een gang daarnevens, voor- en achteruitgang hebbende.
    De fabrijkbaas erlangt bij zijne tegenwoordige woonkamer en opkamertje slechts eene grootere keuken, met eene gang nevens dezelve, die achter uitloopt.
    Behalve het poortiershuisje, onder de achterpoort, kan hier ook een brandspuithuisje vallen.
    De Onder Directeur krijgt in het geheel drie kamers, waarvan een zonder schoorsteen, en eene keuken, met eene gang, voor en achter uitgaande.
    De magazijnmeester krijgt eene kamer en eene keuken, achter elkander, waardoor er nog zulk eene woning, die voor den klompenmaker dienen kan, daarnevens valt, van welke laatste de voorkamer reeds aanwezig is.
    De winkelier zal aan de buitenzijde komen te wonen. De ingang is onder de poort, in eene gang, waaruit men in de keuken komt en van daar in zijn woonvertrek. De winkel blijft waar die is, aan de binnenzijde. Het daarop volgende vertrek zal tot berging van vaten dienen en het 3e vertrek, zijnde een opkamertje, voor alle drooge goederen, als tabak enz, onder welk kamertje de kelder voor boter, kaas, etc: blijft bestaan.

    Boven

Ten einde de bergplaatsen, van gelijksoortige goederen, bij een zouden wezen, erlangt de winkelier eenen zolder, boven zijne woning en dus tot aan de poort door twee muren afgescheiden, tot meerdere zekerheid aan den eenen kant en keering van de zwavellucht aan de andere zijde.
    Aan deze andere zijde, en dus boven de poort tot ongeveer13 ellen Oostwaards, namelijk, kan voegzaam vallen eene zaal voor scabieuse mannen, aan den Oostkant mede door een muur afgescheiden en waarvan de opgang, nevens de poort, reeds bestaat.
    Op deze wijze erlangt men één grooten zolder van die scabieuse zaal af, over de Oosterflank tot aan het magazijn van kleeding in de Zuiderflank.
    Even zoo zou, namelijk, boven het magazijn van levensmiddelen de drooge waren, als gort, erwten, meel enz kunnen worden geborgen en zou men van dezen zolder, Oostwaards op, komen op het magazijn van kleeding door eenen muur van den Oosterzolder af te scheiden, even als het magazijn van levensmiddelen, aan den Westkant, van den zolder des boekhouders zoude zijn afgezonderd, terwijl, tusschen die beide magazijnen, slechts een houten beschot zou worden opgerigt.
    De ambtenaren, in deze Zuiderflank, erlangen ieder mede een zolder boven hunne woningen; de Onder-Directeur ook met de ruimte boven de poort, allen door houten beschotten afgescheiden, behalve die des klompenmakers, aan de Westzijde van welken zolder een muur vereischt wordt tot afscheiding der vrouwen scabieusen zaal.

Hier houdt de brief abrupt op, er missen één of meer vellen. Een lid van de permanente commissie heeft met potlood op de brief angetekend: 'Ik stel voor het besluit onverwijld goed te keuren, dewijl anders welligt het werk niet voltooid zal zijn vóór den winter.' Maar... ze behandelen het pas op 24 juni 1837 N6 en kunnen dan nog niet tot een besluit komen en z beslissen pas op 28 juni 1837 N4.