Naar het overzicht
van stukken over de OMMERSCHANS
Koninklijk Besluit No 36
Wij Willem enzov
Overwegende de wenschelijkheid om met den waren staat der armen
en behoeftigen in ons Rijk bekend te worden; teneinde Wij in het
belang derzelve, zoodanige bijzondere en algemeene maatregelen
zouden kunnen nemen, als Wij geschikt zullen oordeelen, om hunnen
toestand te verbeteren.
Gezien de rapporten... enzov
Gelet op de consideratien van onzen beminden zoon prins Frederik
der Nederlanden,
Hebben besloten en besluiten:
Art. 1
Eene speciale commissie, bestaande uit één President en elf leden
zal belast zijn, met het onderzoek naar den waren staat der armen
in de onderscheidene gedeelten van Ons Rijk en zal ons naar gelang
van hun vorderingen met dat onderzoek voordragen, zoo wel de
plaatselijke, als de algemeene maatregelen, door welke de toestand
derzelver armen, zoude kunnen worden verbeterd.
Art. 2
Door onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat, zullen
aan voormelde commissie worden medegedeeld, alle de inlichtingen
bij zijn Departement voorhanden, omtrent het getal der behoeftigen
en de omstandigheden die hen mogten beletten om in hunne
noodwendigheden te voorzien, alsmede ten opzigte van den
onderstand welke zij erlangen en van de inkomsten daarvoor
verbonden, of die voegzaam zouden te gebruiken zijn.
Art. 3
De gemelde commissie zal naar aanleiding van art 2 in
briefwisseling treden met onzen voornoemde minister, en voorts ter
bereiking van het doel harer instelling van de onderscheidene
Gedeputeerde Staten en andere administrative autoriteiten,
zoodanige informatien omtrent het armwezen kunnen verlangen, als
zij noodzakelijk zal oordeelen.
Art. 4
Een der eerste onderwerpen van de bemoeyenissen van de commissie
zal zijn, de aan ons te doene voorstellen, ten invoering, van
zoodanige verbeteringen, welke, zonder in de bestaande wetgeving
eenige verandering noodig te maken, al dadelijk omtrent het
armwezen zouden kunnen worden daargesteld; zullende zij daartoe
termen vindende, bij deze voorstellen achtslaan op die door de
Permanente Kommissie van de Maatschappij van Weldadigheid gedaan,
en waarvan de vereischte mededeeling aan haar door Onzen minister
van Binnenlandsche zaken en Waterstaat zal plaats hebben.
Art. 5
Onze beminde zoon Prins Frederik der Nederlanden zal de voormelde
Commissie presideren.
Art. 6
Tot leden der Commissie worden benoemd de Heeren:
- Bosch (J: van den) Generaal Majoor,
- Coste (Jhr E de la) Lid van de Raad van State,
- Crommelin (J: T: van Wickevoort) Lid van de Tweede Kamer der
Staten Generaal,
- Desprey (A: F: A: ) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Fagel (Baron J:) Lid van de Raad van State,
- Gockinga (C: LG:) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Keverberg van Kessel (Baron C: L: G: J: van) Lid van de Raad van
State,
- Meteler Kamp (Mr. R:) voorzitter van de Tweede Kamer der Staten
Generaal,
- Rosier (J: B: H:) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Coers (J: van) Lid van de Raad van State,
- Velsen (M: van) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
En tot secretaris Jhr. W: van Hogendorp, referendaris der tweede
klasse.
Afschriften dezen enzv...
Gegeven te 's Gravenhage den 3e January des jaars 1822 het negende
van Onze regering,
(Geteekend:) Willem