Naar het overzicht
van stukken over de OMMERSCHANS



Bij Koninklijk Besluit van 3 januari 1822 N36 stelt de koning een commissie aan tot onderzoek naar de ware staat der armen

Dit besluit is in het archief omdat het is overgeschreven in het schriftje van baron Keverberg, een van de leden van de commissie, welk schriftje zich ergens achterin (maar ik weet niet meer waar) de post van 1822 bevindt. Deze commissie zal de kruiwagen worden waarmee de ideeën van Johannes van den Bosch koninklijk beleid worden.

Koninklijk Besluit No 36

Wij Willem enzov

Overwegende de wenschelijkheid om met den waren staat der armen en behoeftigen in ons Rijk bekend te worden; teneinde Wij in het belang derzelve, zoodanige bijzondere en algemeene maatregelen zouden kunnen nemen, als Wij geschikt zullen oordeelen, om hunnen toestand te verbeteren.

Gezien de rapporten... enzov

Gelet op de consideratien van onzen beminden zoon prins Frederik der Nederlanden,
Hebben besloten en besluiten:

Art. 1
Eene speciale commissie, bestaande uit één President en elf leden zal belast zijn, met het onderzoek naar den waren staat der armen in de onderscheidene gedeelten van Ons Rijk en zal ons naar gelang van hun vorderingen met dat onderzoek voordragen, zoo wel de plaatselijke, als de algemeene maatregelen, door welke de toestand derzelver armen, zoude kunnen worden verbeterd.

Art. 2
Door onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat, zullen aan voormelde commissie worden medegedeeld, alle de inlichtingen bij zijn Departement voorhanden, omtrent het getal der behoeftigen en de omstandigheden die hen mogten beletten om in hunne noodwendigheden te voorzien, alsmede ten opzigte van den onderstand welke zij erlangen en van de inkomsten daarvoor verbonden, of die voegzaam zouden te gebruiken zijn.

Art. 3
De gemelde commissie zal naar aanleiding van art 2 in briefwisseling treden met onzen voornoemde minister, en voorts ter bereiking van het doel harer instelling van de onderscheidene Gedeputeerde Staten en andere administrative autoriteiten, zoodanige informatien omtrent het armwezen kunnen verlangen, als zij noodzakelijk zal oordeelen.

Art. 4
Een der eerste onderwerpen van de bemoeyenissen van de commissie zal zijn, de aan ons te doene voorstellen, ten invoering, van zoodanige verbeteringen, welke, zonder in de bestaande wetgeving eenige verandering noodig te maken, al dadelijk omtrent het armwezen zouden kunnen worden daargesteld; zullende zij daartoe termen vindende, bij deze voorstellen achtslaan op die door de Permanente Kommissie van de Maatschappij van Weldadigheid gedaan, en waarvan de vereischte mededeeling aan haar door Onzen minister van Binnenlandsche zaken en Waterstaat zal plaats hebben.

Art. 5
Onze beminde zoon Prins Frederik der Nederlanden zal de voormelde Commissie presideren.

Art. 6
Tot leden der Commissie worden benoemd de Heeren:
- Bosch (J: van den) Generaal Majoor,
- Coste (Jhr E de la) Lid van de Raad van State,
- Crommelin (J: T: van Wickevoort) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Desprey (A: F: A: ) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Fagel (Baron J:) Lid van de Raad van State,
- Gockinga (C: LG:) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Keverberg van Kessel (Baron C: L: G: J: van) Lid van de Raad van State,
- Meteler Kamp (Mr. R:) voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Rosier (J: B: H:) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
- Coers (J: van) Lid van de Raad van State,
- Velsen (M: van) Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal,
En tot secretaris Jhr. W: van Hogendorp, referendaris der tweede klasse.

Afschriften dezen enzv...
Gegeven te 's Gravenhage den 3e January des jaars 1822 het negende van Onze regering,
(Geteekend:) Willem