Koloniale munten en winkelkaartjes voor in de koloniale winkels: de alternatieve geldeconomie van de koloniën van weldadigheid. Plus enkele herdenkingspenningen

Vanaf enkele jaren na de start in 1818, hebben de koloniën een eigen geldstelsel. Dat duurt tot 1859, het jaar dat de Staat de gestichten te Ommerschans en Veenhuizen overneemt en de Maatschappij van Weldadigheid alleen doorgaat met de koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en Willemsoord.

Het stelsel komt er op neer dat het officiële geld grotendeels verdwijnt en wordt vervangen door speciaal geslagen muntjes en zogeheten 'winkelkaartjes', gedrukte kaartjes met een bedrag erop. Zowel die muntjes als die winkelkaartjes hebben alleen waarde in de koloniale winkels.

LET OP: Als er bij de Maatschappij sprake is van 'koloniale munt' bedoelen ze daarmee normaliter OOK papieren winkelgeld en niet alleen muntstukken.

De situatie rond het koloniale geld verschilt per kolonie, is erg ondoorzichtig en is nooit eerder helemaal uitgezocht. Op deze pagina's probeer ik samen met numismaticus Wiebe Nijlunsing het geheel in kaart te brengen. Voor zover dat lukt, want we komen een heel eind, en verder dan ooit iemand eerder is gekomen, maar er blijven vooralsnog enkele onduidelijkheden.

Hoewel dat geen betaalmiddelen zijn, nemen we op deze pagina's herdenkingspenningen en aan kolonisten uitgereikte medailles ook mee.

Het onderstaande is chronologisch en bevat Everything you always wanted to know about koloniegeld, maar voor mensen die het graag even kort en zakelijk op een rijtje hebben, is er ook een pagina met samenvattingen.

HERDENKINGSPENNING OPRICHTING

● Ter herdenking van de oprichting maart 1818 van de Maatschappij is een penning gemaakt. Zie de informatie over die penning en de plaatjes ervan.

MEDAILLES VOOR KOLONISTEN

● Hardwerkende en brave kolonisten in de vrije koloniën krijgen medailles uitgereikt. Alles wat we over die medailles weten inclusief afbeeldingen ervan.
Aan de medaille-uitreikingen (1820 en 1824) zit een jaarlijks geldbedrag vast. Dat leidt diverse malen, zoals in 1828 en 1830, tot verwarring en een behoorlijk gepuzzel.

1821, EIGEN GELD VOOR ENKELINGEN

● De eerste geluiden dat de Maatschappij eigen betaalmiddelen wil zijn in februari en mei 1821. Vanaf dan zijn er bepaalde groepen vrije kolonisten die hun loon ontvangen in 'eene papieren munt, die alleen gangbaar is bij den winkelier in de kolonie'. Maar slechts enkele vrije kolonisten krijgen daarin betaald.

1822, DE OMMERSCHANS

De bedelaarsopvang in de Ommerschans begint september 1822 en daar is er WEL vanaf het begin alleen maar koloniale munt voor alle bedelaars.

De officiële regelingen bepalen dat er 'lootjes' zijn die elke werkdag aan de bedelaarskolonisten wordt gegeven voor het werk dat ze hebben verricht. Volgens ons zijn dat de op deze pagina afgebeeld blikken muntjes.

Daarnaast zijn er op de Ommerschans 'kaartjes', gangbaar bij de winkelier. Er is er geen één van teruggevonden, maar er is bewijs dat ze wel bestaan hebben!

● En tenslotte zijn er twee series munten, een serie van koper en een serie van gegoten ijzer, die naast het papieren geld, tot 24 december 1830 in gebruik blijven.

● Voor de adjunct-directeur van de Ommerschans, de hoogste functionaris ter plekke, levert de koloniale munt steeds heel veel ellende. Zie de gruwelijke ervaringen van de eerste drie adjunct-directeurs.

1824-1825 VEENHUIZEN

Net als bij de Ommerschans is er ook in Veenhuizen vanaf het begin alleen maar koloniaal geld.

● Om te beginnen zijn er ook hier 'lootjes', want die worden zowel in het reglement voor de weeskinderen als in het reglement voor de bedelaars genoemd. En ook hier denken we dat het de blikken muntjes zijn.

Daarnaast circuleren er tegelijkertijd papieren en metalen betaalmiddelen.

● Van het papier zijn alleen winkelkaartjes bewaard gebleven van het eerste gesticht te Veenhuizen met de naam van adjunct-directeur Jannes Poelman er op.

● De metalen munten zijn van roodkoper en messing (of geelkoper) en al met al is het een volslagen onoverzichtelijk gedoe.

1825 VRIJE KOLONIËN

De vrije koloniën gaan als laatsten volledig aan het koloniale geld per 1 juni 1825.

● Dat is een gevolg van een besluit van 10 mei 1825 dat de vrije koloniën eigen winkels krijgen.

● Uit een later gemaakt overzicht van de data waarop de koloniale munt (papier en koper) voor de vrije koloniën wordt aangemaakt, blijkt dat op 2 juni 1825 het nieuwe geld, bestaande uit kaartjes én muntjes, gereed is.

● Van de eerste papieren koloniale munt zijn twee kaartjes bewaard gebleven, met daarop de handtekening van de algemeen boekhouder.

● Van de metalen munten in de vrije koloniën zijn er meer voor het nageslacht bewaard. Het zou zomaar kunnen dat die munten heel lang, bijna twintig jaar, in gebruik zijn gebleven.

● In de collectie van museum De proefkolonie bevinden zich een aantal onbegrijpelijke kaartjes die wel met het geldsysteem in de vrije koloniën te maken hebben. Maar de vraag is hoe.

ALLE KOLONIËN

Vanaf nu zijn alle bewoners in alle koloniën onderworpen aan het koloniale geldsysteem. Enkele zaken gelden dan ook voor alle koloniën:

● De permanente commissie heeft (tot 1837) geen bemoeienis met het koloniale geld. De directeur der koloniën in Frederiksoord regelt alles. Maar hoe? Hoe?

● In het dagelijks leven van koloniebewoners speelt de koloniale munt een belangrijke rol. Een overzicht van alles wat we er over tegenkwamen bij de kleine raad voor de gewone koloniën en bij de tuchtraden in alle koloniën.

● Ook de koloniale ambtenaren ontvangen vanaf 1 juni 1825 een deel van hun salaris in koloniale munt. Af en toe komt het voor dat eentje daar niet helemaal gelukkig mee is.

● Een inkijkje in het geldverkeer van het tweede gesticht te Veenhuizen leveren de bewaard gebleven journaals van oktober en november 1827.

● Hoe verhoudt de koloniale munt zich tot het gewone geld? Bijvoorbeeld als iemand de kolonie verlaat en nog koloniaal geld heeft? Alles over omwisselen.

● Er is regelmatig gedonder met kassen met koloniale munt die niet zouden kloppen, wat dan vaak leidt tot ruzie tussen de Maatschappij en een (gewezen) employé. Een pagina vol gedonder.

1826, TWEE SOORTEN KAARTJES

● In maart 1826 besluit de permanente commissie het ingewikkeld te maken door de instelling van TWEE soorten winkelkaartjes, het Winkelgeld en het Broodgeld.

● Sommige van die in maart 1826 genoemde kaartjes zijn bewaard gebleven. Een pagina met afbeeldingen. Kaarten met rare afgeknipte hoekjes.

1830 - 1831, DE DIRECTEUR STROOMLIJNT

● Vanaf 22 september 1830 zijn er in de vrije koloniën nieuwe winkelkaartjes met daarop de handtekeningen van directeur Van Konijnenburg en boekhouder Van Marle erop, waarvan een paar bewaard zijn.

● Dan de Ommerschans: op 24 december 1830 worden alle oude betaalmiddelen hier ingenomen en komt er een nieuwe serie munten waarvan niemand weet hoe ze er uit gezien hebben.

● De geldstromen worden gescheiden. Alle boekhouders en boekhouding bijhoudende adjunct-directeuren en onderdirecteuren moeten vanaf 1 januari 1831 een kas met gewoon geld en een kas koloniale munt bijhouden, met bijbehorende afdelingen in hun kasboeken. Onderaan deze pagina staat een berekening over de verhouding koloniale munt en Rijksmunt in januari 1842.

● Die gescheiden kasboeken geven ook de kans om te kijken welke zaken met Rijksmunt en welke met koloniale munt betaald worden, en hoe zich een en ander tot elkaar verhoudt. We hebben dat uitgezocht:

■ Op de Ommerschans

■ In het eerste gesticht te Veenhuizen

■ In het tweede gesticht te Veenhuizen

■ In het derde gesticht te Veenhuizen met over de twee maanden dat de kasboeken van héél Veenhuizen bewaard zijn gebleven, een aparte pagina over het koloniale geld in de hele kolonie Veenhuizen.

■ In de vrije koloniën.

■ En bij de restcategorie, te weten de algemene directie, het Instituut te Wateren en de stoomkatoenspinnerij.

● Van 24 tot en met 26 november 1831 rauzen de directeur en zijn boekhouder door de kolonie Veenhuizen, ze nemen alle oude betaalmiddelen in en vanaf dat moment zijn er geen metalen munten meer maar papieren winkelkaartjes.

1837, VOORTAAN VANUIT DEN HAAG

● Eind december 1836 stuurt de directeur der koloniën desgevraagd de overgebleven 'gedrukte vellen koloniale munt' (= winkelkaartjes) naar Den Haag.

● Daarop wordt op 10 januari 1837 besloten de directeur voor de administratie een advies te laten uitbrengen over de toekomstige organisatie van het koloniegeld.

● Naar aanleiding van dat advies besluit de permanente commissie op 23 januari 1837 het aanmaken van de koloniale munt (dus en kaartjes en munten) voortaan zelf te regelen.

● Bovendien wordt bij dit besluit bepaald welke handtekeningen er voortaan op de winkelkaartjes staan, wat informatie geeft voor de datering van een afgebeeld winkelkaartje.

● Daarna is alles anders. De directeur der koloniën beperkt zich voortaan tot het plaatsen van bestellingen bij de permanente commissie.

● En het maken van de metalen munten wordt door de permanente commissie voortaan opgedragen aan de firma G. van Maanen & Zoon te 's Gravenhage. In eerste instantie alleen voor de Ommerschans.

● Als gevolg daarvan krijgt de Ommerschans op 8 februari 1838 een nieuw soort munten, met een uiterlijk dat daarna ook in de andere koloniën wordt ingevoerd.

1841-1842: VOLLEDIGE UNIFORMERING

● Twee pogingen tot valsemunterij in 1840 door bedelaars bij het tweede gesticht te Veenhuizen luiden het einde in van het gebruik van winkelkaartjes in Veenhuizen.

● De gestichten in Veenhuizen krijgen per 20 april 1841 (het tweede gesticht) en 11 mei 1841 (het eerste en het derde gesticht) metalen munten met het uiterlijk dat de munten in de Ommerschans al vanaf februari 1838 hebben. Maar met een andere achterkant.

● De permanente commissie besluit 11 oktober 1841 welke waarde de munten in de gestichten hebben. De munten van 2 cent, 15 cent en 20 cent verdwijnen dan.

● Daarna volgen de vrije of gewone koloniën op 28 december 1842 na een 'onverwachts en zeer schielijke' operatie het voorbeeld van Veenhuizen, zodat vanaf dat moment alle metalen koloniale munten een uniform uiterlijk hebben.

1843-1859, DE LAATSTE JAREN KOLONIALE MUNT

Nu zijn de munten in alle koloniën gelijk (de voorkant althans) en dat zal tot 1859 zo blijven. We proberen op een rijtje te krijgen hoeveel van die munten hebben bestaan:

■ Op de Ommerschans

■ In het eerste gesticht te Veenhuizen

■ In het tweede gesticht te Veenhuizen

■ In het derde gesticht te Veenhuizen

■ In de vrije koloniën.


● Na de dood van Johannes van den Bosch op 28 januari 1844 worden door Pieter Otto van der Chijs herdenkingspenningen uitgegeven in zilver en brons.

● Diezelfde Pieter Otto van der Chijs vraagt in 1849 of men hem medailles en in omloop zijnde koloniale munten wil toezenden.

● Ook een leuk intermezzo is als door de overplaatsingen van kolonisten van de ene kolonie naar de andere, ook de koloniale munt zich verplaatst en men daar in 1853 een einde aan wil maken.

NA 1859

● Eind 1859 neemt de Staat de gestichten te Veenhuizen en Ommerschans (dit is Deel 5)over van de Maatschappij van Weldadigheid. Dat heeft gevolgen voor het koloniale geldstelsel.