Naar het overzicht
van de MUNT-pagina's





De aantallen munten die van 1842 tot 1859 in de vrije koloniën in omloop geweest zijn

Op deze pagina proberen we bij te houden hoeveel munten er bestaan hebben die in de vrije koloniën in omloop geweest zijn van deze serie, die op 28 december 1842 in die koloniën werd geïntroduceerd en daar tot en met 1859 gangbaar bleef. Ze zijn gemaakt door de firma G. van Maanen & zoon en het gaat om munten met op de achterkant 'GK'.

1842: DE EERSTE NIEUWE MUNTEN

Op 13 december 1842 N3, invnr 535, besluit de permanente commissie 'Den directeur doen toekomen ƒ 1500.-- koloniale munt ten behoeve der Gewone Koloniën en verzocht om al de aldaar in omloop zijnde koloniale munt onverwachts intewisselen'. Zij sturen mee:

600 stukken van 100 cents
ƒ 600.---
800 stukken van 50 cents
ƒ 400.---
1100 stukken van 25 cents
ƒ 275.---
1300 stukken van 10 cents
ƒ 130.---
1500 stukken van 5 cents
ƒ   75.---
en 2000 stukken van 1 cent
ƒ   20.---
te zamen
ƒ 1500.---

IN OMLOOP

De directeur schrijft op 31 december 1842 in een brief met nummer N3359, invnr 269 de scans 44 en 45, dat hij het geld drie dagen eerder in omloop heeft gebracht:

Ik heb de eer UwEdGeb de goede ontvangst, bij brief van den 13 dezer maand N3, van ƒ 1500.-- nieuwe Coloniale munt, voor de gewone koloniën, te berigten, waartegen de in omloop zijnde oude, op den 28e van deze maand, geheel onverwachts en zeer schielijk, is ingewisseld.

De directeur denkt dan al dat die vijftienhonderd gulden niet genoeg zal zijn en dat er snel weer een bestelling zal volgen. Dat klopt.

ZENDING JANUARI 1844

Op 24 april 1843, in een brief met nummer N1102, invnr 284 scan 294, vraagt de directeur 400 gulden koloniale munt voor de vrije koloniën. De brief is gericht aan 'De Heeren Hoofdambtenaren bij de Maatschappij van Weldadigheid, tijdelijk belast met het bestuur der loopende zaken', omdat de permanente commissie 1 januari 1843 is afgetreden,

Daarna treedt de permanente commissie weer aan, maar ze behandeld dit pas op 9 november 1843 bij agendapunt N2, invnr 546.
Dan vraagt de permanente commissie aan de directeur voor de administratie om over die aanvraag - dan dus al zesenhalve(!!) maand geleden - een rapportje op te maken. Daar gaat weer twee maanden overheen en op 15 januari 1844 bij agendapunt 1, invnr 548, komt het eraan:

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Op het rapport van den Dir voor de Adm (gevraagd 9 Nov ll N2)

Besluit

aan den Dir der Kol te schrijven als volgt:

Hiernevens ontvangt UWEd de volgende koloniale munt, als

voor de Gewone Koloniën
200 stukken a 50 cents
ƒ 100.---
400 stukken a 25 cents
ƒ 100.---
1000 stukken a 10 cents
ƒ 100.---
1500 stukken a 05 cents
ƒ  75.---
2500 stukken a 01 cent
ƒ  25.---

ƒ 400.---

Het zal ons aangenaam zijn de goede ontvangst daarvan te verneemen.

De P.C.

De directeur bevestigt de ontvangst op ???, invnr ??? scan ???.

ZENDING DECEMBER 1847

Op 24 november 1847 in een brief met nummer N3380, invnr 347 scan 702, meldt een nieuwe secretaris in Frederiksoord, wiens zinsbouw nogal te wensen overlaat, namens de directeur der koloniën:

Overeenkomstig bijgevoegde aanvrage heb ik de eer UwHEdG. te verzoeken om 3 à 4 honderd gulden meerdere koloniale munt voor de gewone kolonien: uitbetaling van overgeschoten reserve gelden, ingevolge UwHEdG.resolutie van 29 September jl N2 schijnt de bedoelde oorzaak van het groot gebrek te zijn, doch de toeneming der bevolking dezer kolonien, in de laatst voorgaande jaren, had zeker reeds eenige behoefte aan meer koloniale munt doen ontstaan.

De genoemde bijgevoegde aanvraag is van de adjunct-directeur der vrije koloniën Coenraad Hulst, die op 18 november 1847, invnr 347 scan 705, schrijft:

Aangezien er sedert eenen geruimen tijd veel koloniale munt onder de kolonisten buiten omloop is en daaraan dus groot gebrek bestaat, dat zeer lastig is, zoo zelfs, dat de wijkmeesters der eerste en tweede wijk van kolonie N1, meest alle weken zich genoodzaakt zien, de kolonisten hun winkelgeld, door afgifte van bons, uittebetalen, zoo neem ik bij dezen de vrijheid UwEd uittenoodigen, de Permanente Commissie te verzoeken, om voor deze kolonien nog te laten slaan, drie à vier honderd gulden, in verschillende specie.

De brieven worden 7 december 1847 N8, invnr 600, in advies gehouden met de kanttekening 'ƒ 300.-- bestellen', én met de aantekening '29 Sept.  ll N2' (wat is dit?).
Op 24 december 1847 N10, invnr 600, worden er munten voor de vrije koloniën naar de directeur gezonden:

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Besluit

te schrijven als volgt aan den directeur der Koloniën

In antwoord op UwEd missive van den 24 Nov. No 3380 doen wij UwEd hiernevens toekomen de navolgende Koloniale munt voor de Gewone Koloniën, te weten:

200 stuks van 50 ct ƒ 100
400 stuks van 25 ct ƒ 100
600 stuks van 10 ct ƒ   60
1000 stuks van 5 ct ƒ   50
1000 stuks van 1 ct     ƒ   10
Te zamen
ƒ 320

Het zal ons aangenaam zijn de goede ontvangst van Ued te vernemen.

De P.C.

Op 8 januari 1848 in een brief met nummer N53 bericht de directeur de ontvangst van ƒ 320.-- aan kolonale munt voor de gewone koloniën. Die brief wordt 11 januari 1848 N11, invnr 601, voor notificatie aangenomen en in dat invnr bevindt de brief zich ook.

ZENDING JUNI 1849

Op 30 maart 1849 in een brief met nummer N879 vraagt de directeur koloniale munt voor de vrije koloniën. Hij legt een verband tussen de aardappeloogst en de behoefte aan koloniale munt. Dat valt alleen te begrijpen als de kolonisten normaliter (als er aardappelen zijn) een deel van hun verdiensten in aardappelen betaald krijgen.
Bovendien meldt hij dat de wijkmeesters 'briefjes op de winkelier' afgeven, waarmee dus opneiuw weer een ander betaalmiddel in omloop raakt!!

Daar er thans tot aan de nieuwe aardappelen veel meer koloniale munt in de Gewone Kolonien omloopt en daaraan dus, tegenwoordig, zulk eene dringende behoefte bestaat, dat de wijkmeesters zich wekelijks met briefjes op de winkeliers moeten behelpen, dat lastig en onregelmatis is, zoo heb ik de eer UWHoogEdG om nog 4 à 5 honderd gulden te verzoeken, liefst in stukken van één gulden, dat ook het minst kostbaar zal zijn.

Die aanvraag wordt in advies gehouden op 3 april 1849 N37, invnr 636, en daarna wordt de munt naar de directeur gezonden op 5 juni 1849 N4, invnr 641:

In antwoord op UWEd missive van den 30 Maart ll N879, doen wij UWEd hiernevens toekomen ƒ 500.-- koloniale munt voor de Gewone Kolonien, bestaande in stukken van ƒ 1.--

Bijgevoegd in het archief bij 5 juni 1849 N4 invnr 641 is een velletje, vermoedelijk van de firma Van Maanen met erop geschreven: '500 stuks koperen muntplaatjes wegende 6½ Nederlandse pond, gemerkt GK - MVW 100 cents'.
Op 11 juni 1849 in een brief met nummer N1559 bevestigt de directeur de ontvangst daarvan en die ontvangstbevestiging wordt 16 juni 1849, invnr 643, voor notificatie aangenomen.

CIRCULATIE-GEDOE IN 1853

In 1853 is er gedoe over munten van de ene kolonie die in een andere kolonie gevonden zijn. Daarom houdt de permanente commissie de leveringen van munten even op. Dit hele verhaal staat op een aparte pagina.

ZENDING DECEMBER 1853

In een brief op 27 augustus 1853 met nummer N2411, welke brief zich bevindt in invnr 767 bij 3 december 1853 N8, doet de directeur uitgebreid verslag van activeiten in de vrije koloniën, toegespitst op de landbouw. Op het laatste vel schrijft hij:

Nog eene andere ongelegenheid bestaat hier, dat er namelijk geene halve centen en maar weinige centen onder de koloniale munt is, dat het moeijelijk maakt de kolonisten wekelijks gaaf uittebetalen en waarover klagten tegen de wijkmeesters loopende zijn, die mij zijn voorgekomen niet geheel en al ongegrond te zijn, waarom ik de vrijheid neem Uw HoogEd: Gestr. ten slotte te verzoeken, van beiden wat te doen vervaardigen en herwaards te zenden.

Oftewel, NEGEN jaar na de invoering van nieuwe munten in de vrije koloniën constateert de directeur dat het een probleem is dat er geen halve centen in de vrije koloniën zijn. Een heel klein ietsiepietsie dichter bij de werkvloer zou toch zeer aanbevelenswaardig zijn.

Zijn aanvraag wordt 2 september 1853 N8, invnr 761, in advies gehouden. Dan zendt de permanente commissie op 3 december 1853 N8, invnr 767, ƒ 55 koloniale munt voor de vrije koloniën aan de directeur:

DE PERMANENTE COMMISSIE DER MAATSCHAPPIJ VAN WELDADIGHEID

Besluit

aan den directeur der Koloniën te schrijven als volgt

Ter voldoening aan UwEd verzoek, gedaan bij uw verslag omtrent de Gewone Koloniën van den 27 Aug No 2411 doen wij UwEd hiernevens toekomen ƒ 55 aan Koloniale munt voor opgemelde kolonien, bestaande in:

4000 stukken van een cent &
3000 stukken van een halve cent

Aangenaam zal het ons zijn de goede ontvangst daarvan van UwEd te vernemen

De P.C.

Op 10 december 1853 in een brief met nummer N3452 bevestigt de directeur de ontvangst daarvan en die ontvangstbevestiging wordt opgeborgen bij 14 december 1853 N18, invnr 767, en daar voor notificatie aangenomen.

Dit was de laatste zending koloniale munt naar de vrije koloniën.