Naar het overzicht
van de MUNT-pagina's





Op 24-26 november 1831 wordt het geldverkeer in de kolonie Veenhuizen gereorganiseerd en daarna werkt het tot april/mei 1841 met alleen winkelkaartjes

Het betalingsverkeer in de kolonie Veenhuizen is anno 1831 een chaos. Voor mensen die van een beetje systematiek houden (zoals de directeur der koloniën) is het om gek van te worden en van 24 tot en met 26 november 1831 nemen de directeur en zijn boekhouder alle oude metalen munten en winkelkaartjes in, zie onderaan deze pagina.

NIEUWE MUNT

 Als de directeur en de boekhouder alle oude betaalmiddelen in hun bezit hebben, introduceren ze het nieuwe geldstelsel voor Veenhuizen, schrijft de directeur op 6 december 1831 in een brief met nummer N2192, invnr 120 de scans 95 tot en met 97:

De nieuw in omloop gebragte munt bestaat uit gedrukte kaartjes van eenen verschillenden rand en letter van elk stuk van eene bijzondere waarde, met uitzondering van het nommer van het gesticht voor al dezelve gelijkvormig, en door mij en mijnen boekhouder onderteekend.

Een stel, ten bedrage van 93½ cent, van ieder gesticht, bied ik UwEdG hiernevens aan, om te dienen tot leggers.

VOORBEELDVEL

Die door de directeur opgestuurde kaartjes van de drie gestichten bevinden zich niet meer in het archief. Er is echter wel een fotokopie van, invnr 120 scan 82, met daarbij de aantekening dat die door de firma Schulman is aangeleverd. Navraag bij Schulman leverde echter niets op. De fotokopie:

AFBEELDINGEN

Opvallend is dat er geen kaartjes van één gulden en van een halve cent op deze fotokopie staan. Deze nieuwe kaartjes voor Veenhuizen lijken sterk op de winkelkaartjes die een jaar eerder, 22 september 1830, door de directeur in de vrije of gewone koloniën zijn ingevoerd, zie hier. We mogen dus veronderstellen dat ook deze zijn gedrukt door J. Oomkens te Groningen.

De directeur heeft niet genoeg winkelkaartjes om meteen aan de hele vraag te voldoen en lost dat op met schuldbekentenissen en 'voorloopige' briefjes. Hij heeft uitgereikt:

bij het 1e gesticht, slechts voor
ƒ 274.40
benevens eene schuldbekentenis van
ƒ 925.60
Tezamen
ƒ 1200.---


bij het 2e gesticht voor
ƒ 823.20
benevens nog, in voorlooopige briefjes, door mij en mijnen boekhouder onderteekend,

16 stuks van ƒ 20.---
ƒ 320.---
en 16 stuks van ƒ 10.---
ƒ 160.---

ƒ 1303.20


en bij het 3e gesticht
ƒ 548.80
benevens in zulke briefjes,

10 stuks van ƒ 20.---
ƒ 200.---
20 stuks van ƒ 10.---
ƒ 200.---

ƒ 948.80
voor welke schuldbekentenis en briefjes ik eerstdaags koloniale munt uitgeven zal, waarna ik UWEdG rekening zal doen van de door mij aangemaakte koloniale munt.

Die in de laatste zin bedoelde specificatie heeft of de directeur niet gemaakt of is niet bewaard gebleven. Als in de eerste dagen van januari 1832 de inspecteur der koloniën in Veenhuizen langskomt, invnr 121 scan 257 en verder, is er geen sprake meer van schuldbekentenissen van de directeur in de kassen, alle koloniale munt in die kassen wordt de inspecteur 'in specie' vertoond.

Een aantal van die nieuwe kaartjes druk ik hier wat groter af, want het zijn toch zes jaar lang de enige betaalmiddelen in de kolonie Veenhuizen dus ze zijn niet onbelangrijk. En voor zover ons bekend is er behalve het bovenstaande vel geen enkel exemplaar voor het nageslacht bewaard gebleven.

EERSTE GESTICHT, 1 CENT

EERSTE GESTICHT, 10 CENT

TWEEDE GESTICHT, 2½ CENT

TWEEDE GESTICHT, 25 CENT

DERDE GESTICHT, 5 CENT

DERDE GESTICHT, 50 CENT

VAN 1831 TOT 1837

Deze kaartjes dienen als het geld van Veenhuizen vanaf 24-26 november 1831 tot op 23 januari 1837 besloten wordt dat de permanente commissie in Den Haag ze voortaan laat maken en er andere handtekeningen op komen, zie hier. Maar er zal blijken dat ze ook daarna, tot in 1840, in gebruik blijven.

De precieze data waarop de kaartjes met de andere handtekeningen bij de drie gestichten worden geïntroduceerd en de bovenstaande kaartjes dus geleidelijk vervangen worden en verdwijnen, zijn te vinden op deze pagina.