Naar het overzicht
van de MUNT-pagina's
Als de directeur en de boekhouder alle oude betaalmiddelen
in hun bezit hebben, introduceren ze het nieuwe geldstelsel voor
Veenhuizen, schrijft de directeur op 6 december 1831 in een brief
met nummer N2192, invnr 120 de scans 95 tot en met 97:
De nieuw in omloop gebragte munt bestaat uit gedrukte kaartjes van eenen verschillenden rand en letter van elk stuk van eene bijzondere waarde, met uitzondering van het nommer van het gesticht voor al dezelve gelijkvormig, en door mij en mijnen boekhouder onderteekend.
Een stel, ten bedrage van 93½ cent, van ieder gesticht, bied ik UwEdG hiernevens aan, om te dienen tot leggers.
Die door de directeur opgestuurde kaartjes van de drie gestichten
bevinden zich niet meer in het archief. Er is echter wel een
fotokopie van, invnr 120 scan 82, met daarbij de aantekening dat
die door de firma Schulman is aangeleverd. Navraag bij Schulman
leverde echter niets op. De fotokopie:
Opvallend is dat er geen kaartjes van één gulden en van een halve
cent op deze fotokopie staan. Deze nieuwe kaartjes voor Veenhuizen
lijken sterk op de winkelkaartjes die een jaar eerder, 22
september 1830, door de directeur in de vrije of gewone koloniën
zijn ingevoerd, zie
hier. We mogen dus veronderstellen dat ook deze zijn gedrukt
door J. Oomkens te Groningen.
De directeur heeft niet genoeg winkelkaartjes om meteen aan de
hele vraag te voldoen en lost dat op met schuldbekentenissen en
'voorloopige' briefjes. Hij heeft uitgereikt:
voor welke schuldbekentenis en briefjes ik eerstdaags koloniale munt uitgeven zal, waarna ik UWEdG rekening zal doen van de door mij aangemaakte koloniale munt.
bij het 1e gesticht, slechts voor
ƒ 274.40
benevens eene schuldbekentenis van
ƒ 925.60
Tezamen
ƒ 1200.---
bij het 2e gesticht voor
ƒ 823.20
benevens nog, in voorlooopige briefjes, door mij en mijnen boekhouder onderteekend,
16 stuks van ƒ 20.---
ƒ 320.---
en 16 stuks van ƒ 10.---
ƒ 160.---
ƒ 1303.20
en bij het 3e gesticht
ƒ 548.80
benevens in zulke briefjes,
10 stuks van ƒ 20.---
ƒ 200.---
20 stuks van ƒ 10.---
ƒ 200.---
ƒ 948.80
Die in de laatste zin bedoelde specificatie heeft of de directeur
niet gemaakt of is niet bewaard gebleven. Als in de eerste dagen
van januari 1832 de inspecteur der koloniën in Veenhuizen
langskomt, invnr 121 scan 257 en verder, is er geen sprake meer
van schuldbekentenissen van de directeur in de kassen, alle
koloniale munt in die kassen wordt de inspecteur 'in specie'
vertoond.
Een aantal van die nieuwe kaartjes druk ik hier wat groter af,
want het zijn toch zes jaar lang de enige betaalmiddelen in de
kolonie Veenhuizen dus ze zijn niet onbelangrijk. En voor zover
ons bekend is er behalve het bovenstaande vel geen enkel exemplaar
voor het nageslacht bewaard gebleven.
Deze kaartjes dienen als het geld van Veenhuizen vanaf 24-26
november 1831 tot op 23 januari 1837 besloten wordt dat de
permanente commissie in Den Haag ze voortaan laat maken en er
andere handtekeningen op komen, zie hier. Maar er zal
blijken dat ze ook daarna, tot in 1840, in gebruik blijven.
De precieze data waarop de kaartjes met de andere handtekeningen
bij de drie gestichten worden geïntroduceerd en de bovenstaande
kaartjes dus geleidelijk vervangen worden en verdwijnen, zijn te
vinden op deze
pagina.