Naar het overzicht
van de MUNT-pagina's





De permanente commissie heeft (tot 1837) geen bemoeienis met het koloniale geld. De directeur der koloniën in Frederiksoord regelt alles. Maar hoe? Hoe?

In het begin heeft de permanente commissie in Den Haag geen bemoeienis met het koloniale geld. Alles wordt door de directeur der koloniën in Frederiksoord geregeld. De vraag is alleen HOE hij het regelt.

Hoe zorgt hij dat er winkelkaartjes gedrukt worden, wie laat hij het muntgeld slaan? We zijn er nog niet uit en speurwerk in een paar invnrs uit de series 1019-1072 en 1073-1093, de stukken voor .de financiële jaarverslagen, hebben nog niet de felbegeerde kwitanties van een munt- of winkelkaartjesleverancier opgeleverd.

In de tweede serie is wel te vinden wat de directeur jaarlijks uitgeeft voor de 'koloniale Munt'. Dat bevindt zich in de 'Balans van de Algemene Direktie'.

1827

In de periode van 1 april 1827 tot en met 31 december 1827, invnr 1076, (dat is het jaar dat de Maatschappij overgaat van dienstjaren die lopen van 1 april tot 31 maart naar dienstjaren die gelijk zijn aan de kalenderjaren), spendeert de directeur aan koloniale munt:
ƒ 1708,30

1828

In de periode van 1 januari 1828 tot en met december 1828, invnr 1077, geeft hij hieraan uit:
ƒ 1932,63

Het kost dus een kleine tweeduizend gulden per jaar. Maar nogmaals: waar geeft hij dat aan uit?